§ 37.
Secretarissen der Kerkbesturen.
Wij hebben naar den inhoud onzer kerkelijke wetgeving den aard, de zamenstelling, de werkzaamheden, enz. der kerkelijke besturen, in het algemeen doen kennen. — Maar ook de meer bijzondere pligten en werkzaamheden der Secretarissen en Scriba’s zijn eenigzins nader aan te wijzen, in zooverre zij tot het Bestuur behooren. — Het zal toch niet noodig zijn over die der Presidenten van deze collegiën afzonderlijk te spreken.
Een voornaam gedeelte van de taak der Kerkbesturen berust op derzelver Secretarissen en Scriba’s, wier algemeen-geldige werkzaamheden voorloopig bepaald zijn door eene Instructie (1), gelijk zij later door de Kerk zijn erkend, en nevens derzelver gebijzonderde werkzaamheden bij de Reglementen afzonderlijk aangeduid.
Eveneens toch als bij alle geregelde collegiën, zoo
(1) Instructie voor de Secretarissen en Scriba’s der kerkelijke Besturen, 24 Febr. 1816, I. 181-184, nevens een Model of Formulier der Agenda, bl. 185, 186.
|147|
zijn zij ook bij alle Kerkbesturen aanwezig. Secretarissen worden gevonden bij de Synode, de Provinciale Kerkbesturen, de Waalsche Commissie, de Synodale Commissie en de Oost- en West-Indische Commissie; terwijl dezelve bij de Klassikale Besturen, de Ringsvergaderingen en Kerkeraden den naam van Scriba’s dragen.
Aan dezelven is in het algemeen aanbevolen het ontvangen en openen van alle aan hun Kerkbestuur gerigte stukken, de expeditie der stukken van hun bestuur, de verzending der eerste, zooverre zij belangrijk zijn, aan de Presidenten; en der uitgaande stukken ter teekening; — de naauwkeurige aanteekening aller inkomende en uitgaande stukken op de Agenda, welke op de gewone vergaderingen worden overgelegd, aldaar nagezien en door den President geviseerd; — de dadelijke uitvoering aller gewone aanschrijvingen van hoogere collegiën; — het naauwkeurig houden van alle notulen, die op de laatste vergadering van elke zitting worden geresumeerd, en door den President geteekend; — het contrasigneren van alle brieven en stukken, tijdens de vergadering afgezonden, en door den President alleen geteekend; — het bewaren van alle archieven en boeken van hunne collegiën, — en het houden van de vereischte registers en lijsten op de Agenda der inkomende en uitgaande stukken, op de notulen en de archieven (1).
(1) Zie de b.a. Instructie.
|148|
Deze algemeene werkzaamheden en verpligtingen vinden derzelver toepassing op de verschillende kerkelijke vergaderingen, gewijzigd naar de bijzondere werkzaamheden dier Besturen. De hoofdtrekken hiervan behooren te dezer plaatse.
De post van Secretaris der Synode is in het Nederlandsch Kerkbestuur belangrijk, wijl daarvan zooveel afhangt voor de rigtige beheering der Kerk. — Aan deze vaste bediening is dan ook bestendige werkzaamheid verbonden in de blijvende beheering van hetgeen aan deszelfs zorg is opgedragen. — Hij correspondeert met het Ministerie, zoowel als met de Kerkbesturen; — hij notuleert de acten der Synoden, en geeft dezelve in druk uit; — hij is bestendig Lid der Synode, — der Synodale Commissie, en der Commissie voor de Indische zaken; — en wordt door den Koning benoemd uit een drietal door de Synode geformeerd, en wel onder de Predikanten van ’s Gravenhage; even als zijn Secundus (1).
De Secretarissen der Provinciale Kerkbesturen, evenzeer door de algemeene bepalingen gebonden, hebben hun aandeel in de werkzaamheden der Examina. — Vooral ontvangen zij de aangiften tot de Examina, wanneer de Besturen niet vergaderd zijn, en zenden de bewijsstukken betrekkelijk de Examen-aangaven
(1) Alg. Regl., Art. 19, bij v.d. Tuuk, I. 9. — Besluit ter oprigting eener Synodale Commissie, d.d. 26 Nov. 1827, Art. 8. Zie bij Broes, Kerk en Staat, IV. ii. 451. — Besluit op het bestuur der Indische Kerken, 7 Dec. 1820, Art. 13, bij v.d. Tuuk, II. 48.
|149|
aan den President (2). — Voorts zijn derzelver werkzaamheden voor de Kerkvisitatie (2), de algemeene weduwenbeurs (3) en bij kerkelijke proceduren nader bepaald (4).
Behalve de algemeene werkzaamheden zijn eveneens aan de Scriba’s der Klassikale Besturen velerlei verpligting en werkzaamheden opgedragen, betreffende de algemeene weduwenbeurs (5); de fondsen voor noodlijdende kerken en personen (6); de klassikale kosten, en andere geldelijke belangen (7); de
(1) Verschillend zijn de bepalingen opgenomen in het
Reglement op het Examen, 1816, Art. 10, 13, bij v.d.
Tuuk, I. 246, 247; — en in het gerevideerd Reglem.,
1831, Art. 18-20, in de Handel. der Synode, 1831, bl.
176.
(2) Gerev. Regl. op de Kerkvisitatie, Art. 3, bij v.d.
Tuuk, III. 137.
(3) Reglem. voor een algemeen Weduwenfonds, b.a., Art.
14, bij v.d. Tuuk, I. 485.
(4) Synodale Aanschrijving omtrent de berekening der kosten
van kerkelijke proceduren, 20 Julij 1820, bij v.d. Tuuk, II.
25.
(5) Reglem. op de Weduwenbeurs, b.a. bij v.d. Tuuk, I.
484, 485.
(6) Dispositie wegens de achterstallige Quota’s, 25
April, 1821, bij v.d. Tuuk, II. 71. — Aanschr. omtrent de
attestatiën de vita, 9 Oct. 1821, bij v.d. Tuuk, II. 96. —
Missive van den Quaestor-Gener. over de verzekering van de
attest. de vita, 31 Julij 1822, bij v.d. Tuuk, II. 122.
(7) Dispositie omtrent de klassikale kosten, 21 Maart
1817, Art. 19, bij v.d. Tuuk, I. 296. — Dispositie 25
April 1821, b.a. bij v.d. Tuuk, II. 70.
|150|
vacaturen (1) en uitoefening van kerkelijke tucht (2); gelijk hun inzonderheid alles, wat tot de kinder-, school- en akademie-gelden betrekking heeft, is aanbevolen (3).
De Secretaris der Waalsche Commissie vervult de werkzaamheden van de Secretarissen en Scriba’s der Provinciale en Klassikale Kerkbesturen. — Hij is inzonderheid, even als de Klassikale Scriba, belast met de reclame van kinder-, school- en akademiegelden (4).
Van zelfs volgen uit de algemeene werkzaamheden der Secretarissen, die van de Scriba’s der Ringsvergaderingen, omtrent welke geene nadere bepalingen gemaakt zijn; — en van de Scriba’s der Kerkeraden, wier werkzaamheden bij het houden der notulen; — de bewaring en behoorlijke registratie der archieven en inkomende stukken; — de boeken van lidmaten, gedoopten en kerkelijke huwelijks-bevestigingen alleen
(1) Reglem. op de Vacaturen, III. 281 volg. op
vele plaatsen. — Circulaire aan de kerkelijke Scriba’s,
28 Febr. 1817, bij v.d. Tuuk, I. 383.
(2) Reglement op de kerkelijke Tucht b.a.
(3) Dispositie op de wijze der betaling van kinder-, school-
en akademie-gelden, 2 Nov. 1816, bij v.d. Tuuk, I. 449. —
Dispositie omtrent de reclames der kinder-, school- en
akademie-gelden, voor 1817, 18 Oct. 1817, bij v.d. Tuuk, I.
457; — voor 1818, aldaar bl. 460; — voor 1819, aldaar bl.
464-466, enz. — Dispos. op de invulling der attesten voor
akademiegeld, 19 Mei 1821, bij v.d. Tuuk, II. 75. —
Dispos. omtrent de reclames van kinder-, school- en
akademie-geld, 7 Sept. 1826, bij v.d. Tuuk, III. 269.
(4) Dispositie b.a. bij v.d. Tuuk, I. 449.
|151|
bepaald zijn door de Reglementen op de Kerkeraden. Doch in kleinere Gemeenten van één Predikant, behoeft te taak van President en Scriba niet van elkander gescheiden te zijn.
Derzelver algemeene aanwijzing, nevens de aanhaling der plaatsen, alwaar in onze wetgeving over dezelven gehandeld wordt, moge hier volstaan ten nutte van hen, die deze bedieningen vervullen. De meer gebijzonderde aanduiding derzelver komt later voor.