§ 35.
Kerkbestuur bij de Hoogduitsche, Engelsche en Schotsche
Kerken.
Terwijl de Waalsche Kerken, vroeger een afzonderlijk Genootschap gevormd hebbende, eigene kerkelijke collegiën en vergaderingen behielden, waardoor de betrekkingen der provinciale en klassikale besturen en
|140|
vergaderingen vervuld worden, en alleen met de Synode verbonden zijn, alwaar zij zelve verschijnen, is de betrekking der Engelsche, Schotsche en Duitsche Kerken geheel verschillend. Zij hebben buiten de Kerkeraden geen afzonderlijk Kerkbestuur. — Geheel in onze Provinciale Besturen en Klassen ingelijfd (1), behielden zij alleen het gemeentelijk bestuur, daar de Gemeenten hare huishoudelijke bepalingen mogen bewaren, die door de Kerkeraden worden gehandhaafd. Al de overige werkzaamheden, en daaronder ook de Examina hunner Kandidaten tot de heilige dienst, is aan de Provinciale of Klassikale Besturen opgedragen. Zij bestaan dus alleen als Engelsche, Schotsche en Duitsche Gemeenten, even als de Nederduitsche, aan de Kerkbesturen der Nederduitsche Hervormde Kerken onderworpen (2).
(1) Zie boven bl. 76.
(2) Alg. Regl., Art. 13, 76, 77, — en Koninkl.
Besluit omtrent de Engelsche, Schotsche en Hoogduitsche
Predikanten, 5 Nov. 1817, en Regl. op het Examen,
Art. 4 en 7, bij v.d. Tuuk, t.a.p. I. 243, 244.