§ 36.
Kerkbestuur der Hervormde Kerken in Nederlands Oost- en
West-Indië (3).
Gaat het bestuur van Nederlands Oost- en
(3) De vroegere bepalingen op de Oost- en West-Indische Kerken, in 1815 gemaakt, zijn later vermeerder en vastgesteld; zie v.d. Tuuk, t.a.p. I. 101 verv. II. 44, 49; vgl. Alg. Regl., Art. 14; bij v.d. Tuuk, I. 8.
|141|
West-Indië van het Moederland uit; dit laatste mag vooral ook de zedelijk-godsdienstige belangen der volkplantingen niet verwaarloozen, en de Hervormde Kerk van het Moederland staat dan te regt in verband met die der Koloniën. Zij strekt ook over dezelve hare weldadige zorg uit. — Doch het bestuur dier Kerk, oorspronkelijk door den Staat gevestigd, is aan het bestuur der Hervormde Kerk, in het Koningrijk aanwezig, door de naauwste banden verbonden.
Immers gedeeltelijk gelijksoortig aan het bestuur der Waalsche Kerken is dat der Oost- en West-Indische Kerken, voor zooverre dit in Nederland is gevestigd. Daarin echter onderscheidt het laatste zich van het eerste, dat hetzelve meer onmiddellijk in aanraking met den Staat en in betrekking is met de Ministeriëele Departementen, niet alleen van de Eerdienst, maar eveneens van Koloniën; als een noodwendig gevolg van de verhouding der Koloniën en van het Koloniaal Bestuur tot onzen Staat. — Overigens echter zijn zij, even als de Waalsche Kerk, mede ingelijfd in het Hervormde Kerkgenootschap; worden zij huishoudelijk bestierd door eene daartoe gevestigde afzonderlijke Commissie, en aan de algemeene Nederlandsche Hervormde kerkelijke wetgeving onderworpen, worden zij mede ter Synode vertegenwoordigd door een Afgevaardigde der Commissie (1).
(1) Besluit, houdende verordeningen op het bestuur der Protestantsche Kerken in Nederl. Oost- en West-Indië, d.d. 7 Dec. 1820, Art. 10, bij v.d. Tuuk, t.a.p. II. 47.
|142|
Tot regeling toch van hare belangen werd reeds in 1815 eene Commissie voor de zaken der Hervormde Kerken in Nederlands Oost- en West-Indië gevestigd, die bestaan zou uit zeven Predikanten van ’s Gravenhage, Delft en andere naburige plaatsen; nevens corresponderende Leden, zijnde Professoren en Predikanten uit andere verder afgelegene steden en plaatsen, vooral van de vroeger bestaande Deputati ad res Indicas (1). — Dezelve is later ontbonden, toen men in de volksplantingen, even als in de Zuidelijke Provinciën des Rijks (België) geene uitsluitende Hervormde, maar Protestantsche Kerken wilde vestigen, en alstoen (1820) eene Commissie ingesteld voor de zaken der Protestantsche Kerken in Nederlands Oost- en West-Indië, bestaande uit zeven Leden, waarvan vijf dienstdoende Predikanten, daaronder begrepen de drie Secretarissen der Hervormde en Luthersche Synoden, en van het Provinciaal Kerkbestuur van Zuid-Holland. — Aan dezelve zijn toegevoegd buitengewone Leden of Consulenten (2).
Deze Commissie is werkzaam, onder toezigt van het Ministerieel Departement voor de zaken der Hervormde Kerk, in overeenstemming met het Departement der Koloniën. — De Leden der Commissie, alsmede derzelver President, Vice-Presiden en Secretaris worden door den Koning benoemd op voordragt der
(1) Koninkl. Besluit omtrent de Hervormde Kerken in de
Indische Bezittingen van den Staat, d.d. 4 Sept. 1815, n. 4,
bij v.d. Tuuk, t.a.p. I. 102, 103.
(2) Zie Besluit b.a. 7 Dec. 1820, Art. 1, 3, 11, 14,
16.
|143|
Departementen van Koloniën en Eerdienst. — Zij houdt hare vergaderingen op den eersten Maandag in Februarij, April, Junij, Augustus, October en December; doch dezelve kunnen worden uitgesteld of buitengewoon belegd door den President, met overleg van den Vice-President en Secretaris. — Het Gouvernement handelt met dezelve door middel der Ministeriëele Departementen. Door den Afgevaardigde, dien deze Commissie jaarlijks ter Synode zendt, houdt zij niet alleen den band levendig met onze Hervormde Kerk, maar waakt zij ook bij onze kerkelijke wetgeving zelve voor hare belangen (1).
De werkzaamheden dezer Commissie bestaan in de behartiging van de belangen der Oost- en West-Indische Protestantsche Kerken (2). — Daartoe rapporteert zij op derzelver belangen bij het Ministeriëel Departement, of doet ter bevordering derzelver alle door haar noodig geoordeelde voorstellen. — Zij houdt geregeld correspondentie met de Kerkbesturen in Indië, en ontvangt daartoe van de Ministeriëele Departementen kennis van de belangrijke bijzonderheden; alsmede met de Nederlandsche Bijbel- en Zendingsgenootschappen; met de Collegiën van Bestuur der Protestantsche Genootschappen; mitsgaders met de Theologische Faculteiten en Hoogleeraren op Hoogescholen, Athenea en Seminariën (3). — Maar
(1) Zie Besluit b.a. d.d. 7 Dec. 1820, Art. 1-3,
11, 14, 16.
(2) Zie Ald. Art. 2.
(3) Art. 3-5.
|144|
hoogstbelangrijk is vooral dat gedeelte harer werkzaamheden, dat voorzien moet in de behoeften der Oost- en Wet-Indische Kerken, door hare zorg voor Studenten, Proponenten en Predikanten ten dienste dier Kerken. — Zij toch houdt toezigt op de Studenten aan de Hoogecholen, voor de dienst der Indische Kerken bestemd, — en bevordert naar vermogen de goede opleiding van andere daarvoor bestemde godsdienstige Onderwijzers en Zendelingen. — Kosteloos neemt zij voorts de Examina af der derwaarts bestemde Kandidaten, zegent hen, evenals de Predikanten, Zendelingen en godsdienstige Onderwijzers, in — en is, daartoe verzocht zijnde, bevoegd tot het examineren van Kandidaten en inzegenen van Predikanten voor buitenlandsche Kerken, schoon niet in de Koloniën van den Staat gelegen, met uitzondering alleen der Kandidaten en Predikanten voor de dienst in de Fransche taal bestemd. — Daartoe ook ontvangt zij kennis van de Provinciale Kerkbesturen, van de Commissie tot de Waalsche zaken, en de Commissiën der Lutherschen en Remonstranten, der aangiften tot het Examen op de toelating tot de predikdienst, en geeft insgelijks aan genoemde Collegiën berigt van de Studenten, die zich verbonden hebben tot de dienst der Indische Kerken, en die tot het Examen zich aanbieden (1).
Jaarlijks doet de Commissie, liefst in de vergadering
(1) Minister. Dispos. 16 Maart 1822, bij v.d. Tuuk, Handb. II. 105, 106, en Koninkl. Besl., t.a.p. Art. 9, 6, 7.
|145|
van Julij, een algemeen verslag van den staat der Kerken in Oost- en West-Indië, en van hare eigene verrigtingen; met toezending van afschrift aan de Ministeriëele Departementen van Eerdienst en Koloniën (1). — Met de buitengewone Leden of Consulenten kan de Commissie in voorkomende belangrijke gevallen, schriftelijk, of indien zij in de nabijheid zijn, mondeling raadplegen. — Ook dezen zijn bevoegd voorstellen te doen aan de Commissie en de Ministeriëele Departementen, — en worden schriftelijk door de Commissie uitgenoodigd, om, des verkiezende, de vergadering bij te wonen, waarin het algemeen verslag zal worden gedaan (2).
Door deze Commissie, in het Moederland gevestigd, en welke in verband staat met de plaatselijke Kerkeraden in de Koloniën, aan wie het onmiddelijk bestuur der Gemeenten aldaar is toevertrouwd; — door den vertegenwoordiger der Protestantsche Kerken van Nederlands Oost- en West-Indië ter Synode; — en vooral door de Ministeriëele Departementen, zoekt onze Staat te waken ook over de godsdienstige en kerkelijke belangen harer volkplantingen in andere werelddeelen, wier bestuur en leiding zij op zich genomen heeft. Zij tracht hierdoor zich te kwijten van een heiligen pligt, waartoe het Moederland bij het vestigen van Koloniën zich
(1) Besluit, b.a., Art. 12 bij v.d. Tuuk, II.
47.
(2) Besluit, b.a., Art. 16. — De benoeming van
Predikanten staat geheel aan den Staat, die in eene andere
betrekking staat tot de Indische Kerken, als tot die in
Nederland.
|146|
verbindt, en weert den laster of het vermoeden, dat zij dezelve alleen om des gewins wille behartigt. — Ook hier verheft het Christendom den mensch tot opvoeder zijner medemenschen, — zelfs in andere werelddeelen.