|35|
Art. 31
1. a. Iedere kerkelijke vergadering is verplicht om bij
kennisgeving van een besluit aan het slot daarvan concreet
melding te maken van de uiterste termijn waarop men tegen dit
besluit appel kan aantekenen dan wel revisie kan aanvragen èn van
(de roepende kerk van) de kerkelijke vergadering waarbij dit moet
gebeuren.
b. Deze uiterste termijn is gesteld op één maand na
dagtekening van het genomen besluit wanneer men als persoon appel
wil aantekenen dan wel revisie wil aanvragen en op één maand na
ontvangst van het besluit (i.c. de eerste vergadering na het
nemen van dit besluit) wanneer het een kerkelijke vergadering
betreft.
c. Tegelijk met de kennisgeving van appel of revisieverzoek
dient men de vergadering tegen wier besluit men appel aantekent
of bij welke men revisie verzoekt, daarvan in kennis te stellen.
Ook dient deze vergadering een afschrift van het appel of
revisieverzoek zelf te ontvangen (gericht aan de scriba van de
kerkenraad indien het kerkenraadszaken betreft, of aan de
roepende kerk van de meerdere vergadering, indien het een besluit
van die vergadering betreft).
d. De beslissing inzake het appel of revisieverzoek zal aan
de appellant en aan de betrokken kerkelijke vergadering worden
meegedeeld. (1877, 1947, 1965/66, 2007).
e. Een appel of revisieverzoek heeft één keer opschortende
werking.
2. a. Een appel of revisieverzoek kan alleen ingediend worden
tegen een besluit van enige kerkelijke vergadering, zoals
omschreven in notulen van die vergadering of een
besluitenlijst.
b. Bij het appel of revisieverzoek dient het besluit
waartegen men appelleert of waarvan men revisie verzoekt, genoemd
te worden.
c. Argumenten ter onderbouwing van het appel of
revisieverzoek dienen te voldoen aan de regel dat men dient aan
te geven dat en waarom het besluit in strijd is met de Heilige
Schrift, de belijdenis van de kerk en/of de aanvaarde kerkorde en
synodale besluiten.
3. Wanneer een appel of revisieverzoek wegens vormfouten niet ontvankelijk zou moeten worden verklaard, stelt de vergadering die hierover beslist de appellant of degene die revisie vraagt alsnog in de gelegenheid om binnen veertien dagen deze vormfout te herstellen, opdat alsnog tot behandeling kan worden overgegaan (2007).
4. Bij de behandeling van een appelzaak in een kerkelijke vergadering wordt de vergadering de gelegenheid geboden om vooraf informatieve vragen te stellen aan de afgevaardigden van de kerkelijke vergadering tegen wie het appel is ingesteld. Indien er sprake is van een rapport van een commissie van onderzoek krijgen deze afgevaardigden vervolgens eenmalig de gelegenheid om op eventuele objectief aanwijsbare fouten of onvolkomenheden in dit rapport te wijzen. Ook aan de appellant kunnen door de vergadering, indien gewenst, informatieve vragen gesteld worden; tevens krijgt ook hij inzage in het feitelijk gedeelte van het rapport van de commissie
|36|
van onderzoek (indien daar sprake van is) om eenmalig op eventuele objectief aanwijsbare fouten of onvolkomenheden in dit rapport te wijzen. Dit recht van inzage geldt echter niet wat betreft het beoordelende gedeelte van het rapport. Dit laatste geldt zowel voor de appellant als voor de kerkelijke vergaderingen tegen wie het appel is ingesteld. Vervolgens verlaten zowel de afgevaardigden van de kerkelijke vergadering tegen wie het appel is ingesteld als de appellant de vergadering, waarna de daadwerkelijke behandeling van het appel begint. Na afronding van de besluitvorming komen de buitenstaande leden van de vergadering weer binnen en wordt hun de uitkomst van het beraad meegedeeld (2010).
5. Revisieverzoeken dienen evenals appelschrijvens binnen een
maand nadat men van het besluit kennis heeft kunnen nemen,
ingediend te worden. Wanneer het besluiten van de generale synode
betreft, zal als datum van kennisname gelden:
- voor personen en kerkenraden: het einde van de maand waarin het
besluitenboekje van de betreffende generale synode
verschijnt;
- voor de overige kerkelijke vergaderingen: de datum waarop deze
aansluitend aan de gehouden generale synode vergaderen (2007).
6. Het kerkrechtelijke beginsel van de gelijkwaardigheid van de ambten sluit een gezagsverhouding tussen kerkenraad en predikant uit. Om die reden kan in de Christelijke Gereformeerde Kerken de verhouding tussen predikant en gemeente/kerkenraad niet gekwalificeerd worden als een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht. Het is een rechtsverhouding van geheel eigen aard, die wordt beheerst door de bepalingen van de kerkorde en de inhoud van de beroepsbrief (2010).