|30|

Art. 21

1. Een middel om het evangelie te verkondigen is het stichten van zendingsgemeenten.
a. Een zendingsgemeente is een gemeenschap van gelovigen die ontstaat uit missionaire arbeid, die zich ontwikkelt tot een zelfstandig functionerende gemeente en die zichzelf ook weer toewijdt aan missionaire arbeid;
b. een zendingsgemeente staat onder verantwoordelijkheid van de kerkenraad die het initiatief tot missionaire arbeid heeft genomen, of onder verantwoordelijkheid van een andere, door de classis aan te wijzen kerkenraad;
c. wanneer een gemeenschap van gelovigen contact zoekt met een christelijke gereformeerde kerk, zal de kerkenraad, alvorens hij een besluit neemt, advies inwinnen bij de classis;
d. in het proces waarin de zendingsgemeente toegroeit naar een zelfstandig functioneren kan gebruik gemaakt worden van de regelingen van bijlage 62 K.O.;
e. indien een zendingsgemeente in staat is zelfstandig te functioneren, kan tot instituering worden overgegaan in overeenstemming met de bepalingen van art. 38 K.O.;
f. in een zendingsgemeente kunnen Gods Woord en de sacramenten bediend worden door evangelisten zoals bepaald in art. 4 lid 6 K.O.;
g. een zendingsgemeente komt minstens eenmaal per zondag samen in een eredienst zoals bedoeld in art. 64 K.O. In andere samenkomsten – bij voorkeur op zondag – zal aandacht gegeven worden aan het onderwijs in de gereformeerde leer en de gereformeerde belijdenis;

|31|

h. na de instituering van de zendingsgemeente kunnen de bijzondere regelingen van kracht blijven zolang de situatie van de gemeente daarom vraagt en de classis dit wenselijk acht. (2004)

2. Deputaten evangelisatie zullen de aandacht van de kerkenraden vestigen op de wenselijkheid een evangelisatieouderling te benoemen, hetgeen in veel gevallen het evangelisatiewerk ten goede zal kunnen komen (1962).

De Paascollecte zal geheel bestemd zijn voor deputaten kerk en Israël; de Pinkstercollecte voor de zending. (1931, 1950)