|5|
Art. 3
1. Een kerkenraad kan een door hem bekwaam geachte broeder, hetzij ambtsdrager of gewoon lid, aan de classis presenteren met het verzoek de kerkenraad toestemming te verlenen om deze broeder onder opzicht van de kerkenraad een stichtelijk woord te laten spreken en andere arbeid in de gemeente te doen verrichten. De classis geeft deze toestemming niet dan nadat zij bij deze broeder met
|6|
gunstige uitslag een onderzoek heeft ingesteld naar zijn genadegaven, zijn zuiverheid van belijdenis, zijn gave om de Schrift te verklaren en zijn welsprekendheid. (1947, 1965/6)
2. Mocht de nood der kerken het wenselijk maken, dan kan de classis zulk een broeder toestemming verlenen tot het spreken van een stichtelijk woord in de gemeenten van het classicaal ressort. Deze toestemming mag echter alleen gegeven worden indien de classis opnieuw een onderzoek als onder 1 genoemd met gunstige uitslag heeft ingesteld. (1908, 1965/6)
3. Indien de nood van de kerken dit wenselijk maakt, kan de particuliere synode hem eveneens toestemming geven tot het spreken van een stichtelijk woord in de gemeenten van het ressort van deze synode, mits hij minstens drie jaar het recht bezit om in zijn eigen classicaal ressort een stichtelijk woord te spreken en zijn classis hem in een schriftelijk rapport aanbeveelt. (1928)
4. Indien zulk een broeder tevens ambtsdrager is, blijft hij onderworpen aan het in art. 27 K.O. bepaalde omtrent de diensttijd van ouderlingen en diakenen.
5. Indien zulk een broeder uit zijn gemeente vertrekt, vervalt het hem verleende recht.
6. Iemand die volgens art. 3 K.O. gerechtigd is tot het spreken van een stichtelijk woord, mag geen openbare geloofsbelijdenis afnemen. (1953)
7. Een kerkenraad kan een broeder, hetzij een ambtsdrager of
gewoon lid, die zich geroepen voelt tot en de bekwaamheid heeft
voor de gespecialiseerde arbeid van de geestelijke verzorging van
verstandelijk en lichamelijk gehandicapten die door hun handicap
de normale vorm van de Woordverkondiging in de gemeente niet
kunnen volgen, presenteren aan de classis met het verzoek deze
broeder een stichtelijk woord te laten spreken in eigen gemeente
en in de gemeenten van het classicaal ressort ten behoeve van de
bovengenoemde leden der gemeente. De classis geeft deze
toestemming niet dan nadat zij bij deze broeder met gunstige
uitslag een onderzoek heeft ingesteld naar zijn genadegaven, zijn
zuiverheid van belijdenis en zijn gave om de Schrift te
verklaren.
Een broeder die in deze arbeid het recht ontving tot het spreken
van een stichtelijk woord, is gerechtigd ten behoeve van deze
leden der kerken de predikant bij te staan in de bediening van de
sacramenten, huwelijksbevestiging en het afnemen van belijdenis
des geloofs.
Mocht de nood van de geestelijke verzorging van de lichamelijk en
verstandelijk gehandicapten die door hun handicap de normale vorm
van de Woordverkondiging in de gemeente niet kunnen volgen, het
wenselijk maken, dan kan de particuliere synode hem eveneens
toestemming geven tot het spreken van een stichtelijk woord op
gelijke wijze als hierboven bedoeld in de gemeenten van het
ressort van deze synode. Zijn classis zal hem in een schriftelijk
rapport aanbevelen. Gelet op het gespecialiseerde karakter van
|7|
deze arbeid kunnen ook andere particuliere synoden aan deze broeder, na ingewonnen schriftelijk advies van zijn kerkenraad en van de particuliere synode in wier ressort hij reeds dit recht heeft, het recht verlenen tot het spreken van een stichtelijk woord binnen haar ressort. (1968/9)
8. Een kerkenraad is gerechtigd een belijdend lid der kerken, dat
daartoe een bepaalde opleiding heeft gevolgd of anderszins
daartoe bekwaam is – wat in beide gevallen uit een door de
kerkenraad in te stellen onderzoek moet blijken – een bijzondere
opdracht te verlenen, betrekking hebbend op de opbouw van de
gemeente of de voortgang van het werk in Gods Koninkrijk.
Hierbij gelden de volgende regels:
a. degene die de opdracht ontvangt zal schriftelijk hebben
te verklaren zich in zijn werk trouw te zullen houden aan de
Heilige Schrift, de belijdenis der kerken en de geldende
kerkorde;
b. het verlenen van deze opdracht brengt geen enkele
bevoegdheid tot het vervullen van enige ambtelijke dienst als
bedoeld in artikel 2 K.O. met zich mee;
c. de bijzondere opdracht die verleend wordt, dient te
worden vastgelegd in een nauwkeurig omschreven
dienstovereenkomst, die ter goedkeuring aan de classis zal
worden voorgelegd;
d. in de onder c genoemde overeenkomst zullen ook de
tijdsduur van de overeenkomst en de wijze van levensonderhoud
worden vastgesteld, waarbij rekening zal worden gehouden met de
door deputaten voor financiële zaken te geven richtlijnen.
(1983)