|15|

Art. 5

1. Geen kerk mag in dezelfde vacature meer dan eenmaal binnen de tijd van twee jaar dezelfde predikant beroepen dan in zeer bijzondere gevallen waarin de predikant verklaart dat hij op zijn eerst genomen beslissing moet terugkomen, of bij geheel gewijzigde omstandigheden; in beide gevallen met toestemming van de classis waaronder de kerk ressorteert, nadat de classicale vergadering de gronden heeft beoordeeld waarop de herhaalde beroeping zou berusten. (1959)

2. Een kandidaat die voor het beroep van een gemeente bedankt, kan later als predikant niet binnen de tijd van drie jaar in die vacature worden beroepen. (1968/9)

3. Een predikant zal niet langer dan drie, en een kandidaat niet langer dan zes weken een beroep in overweging mogen houden, terwijl het beroep als vervallen beschouwd wordt, wanneer het langer dan drie resp. zes weken in beraad wordt gehouden. (1872)

4. De approbatie van de volgens art. 10 K.O. afgegeven attesten van een predikant, beroepen in een andere classis, zal bij de classis waar hij beroepen is, kunnen geschieden door twee daartoe aangewezen kerkenraden, welke al de kerkenraden van de classis tot hun vergadering uitnodigen. Bij afwezigheid van de uitgenodigde kerkenraden worden deze geacht stilzwijgend met de approbatie in te stemmen. (1925)
(Modellen voor attesten ten behoeve van vertrekkende predikanten: bijlage 52)

5. Daar een korte ambtelijke bearbeiding van een gemeente tegen haar belang strijdt, wordt de kerkenraden ernstig ontraden om predikanten die nog geen drie jaar in hun gemeente werkzaam zijn, te beroepen, terwijl de predikanten worden vermaand, niet zonder volstrekte noodzakelijkheid hun gemeente zo spoedig te verlaten. (1849, 1854, 1968/9)

|16|

6. Als een predikant van de Christelijke Gereformeerde Kerken in Nederland een gunstige beslissing neemt op een roeping, door een gemeente van een andere kerkgemeenschap in Nederland op hem uitgebracht, gelden de volgende regels:
a. De betrokken predikant houdt door deze beslissing onmiddellijk op predikant der Christelijke Gereformeerde Kerken te zijn, zodat hij terstond het recht verliest enige ambtelijke arbeid in deze kerken te verrichten.
b. De kerkenraad betaalt aan de predikant het traktement nog uit tot het einde van de lopende kalendermaand en is nadien van elke verplichting van financiële aard, het genot van eventueel vrije woning inbegrepen, ontslagen.
c. De kerkenraad geeft van een en ander terstond kennis aan de kerken.

7. Als een predikant van de Christelijke Gereformeerde Kerken in Nederland een roeping aanneemt van een kerk in het buitenland, waarmede de Christelijke Gereformeerde Kerken geen correspondentie onderhouden, geldt het volgende:
a. De kerkenraad en de twee onder 4. genoemde kerkenraden, als classis contracta, stellen zo spoedig mogelijk de datum vast, waarop aan de betrokken predikant ontslag uit de dienst wordt verleend; als regel geldt dat deze datum niet later mag gesteld worden dan zes weken na de datum van aanneming van het beroep.
b. Tot de in het voorgaande lid genoemde datum mag de betrokken predikant ambtelijke arbeid in de Christelijke Gereformeerde Kerken verrichten.
c. Alleen tot deze datum is de kerkenraad verplicht het overeengekomen traktement uit te betalen en de predikant in het genot van eventueel vrije woning te laten; na die datum is de kerkenraad van alle financiële verplichtingen, het genot van eventueel vrije woning inbegrepen, zoals die neergelegd zijn in de beroepsbrief en in eventueel nader vastgelegde regeling(en), ontslagen.
d. Door de kerkenraad wordt, met advies van de consulent, aan de predikant een akte van ontslag gegeven.
(Model voor akte van ontslag: bijlage 53)
e. De kerkenraad verzoekt ook aan de classis een akte van ontslag aan de predikant te verlenen, welke dit verzoek inwilligt, waarbij gebruik gemaakt kan worden van de bestaande modellen, naar de omstandigheden gewijzigd.

8. Als een predikant een roeping aanneemt van een kerk in het buitenland, waarmede onze kerken in correspondentie zijn getreden, geldt de volgende regeling:
a. De kerkenraad stelt zo spoedig mogelijk de datum vast, waarop het door de kerkenraad te verlenen ontslag zal ingaan; deze datum is dezelfde als de datum, waarop de predikant in een officiële dienst des Woords afscheid zal nemen van de gemeente.
b. Alleen tot de in het voorgaande lid genoemde datum is de

|17|

kerkenraad verplicht het overeengekomen traktement uit te betalen en de predikant in het genot van eventueel vrije woning te laten; na die datum is de kerkenraad van elke financiële verplichting, zoals die in de beroepsbrief en eventueel nadere regeling(en) is opgenomen, ontslagen. Dit houdt ook in, dat de predikant geen aanspraak meer kan maken op emeritaatstraktement, noch zijn weduwe op enige financiële steun, noch ook zijn wezen rechten kunnen doen gelden op enige financiële uitkering. Geacht wordt, dat de predikant vanaf de genoemde datum geheel en al voor rekening is van de kerk die hem beriep en wier roeping hij aanvaardde.
c. De kerkenraad verleent de predikant een akte van ontslag, welke akte tevens attestatie is van leer en leven.
(Model voor akte van ontslag: bijlage 54)
d. De kerkenraad verzoekt de classis aan de predikant een akte van ontslag te verlenen, welke dit verzoek inwilligt, waarbij gebruik gemaakt kan worden van de bestaande modellen, naar de omstandigheden gewijzigd. (1953)
(Regelingen voor samenwerking in beroepingswerk: bijlage 71)