XVIII. Episcopaal of presbyteriaal?

1. Het sacrament der wijding

In de Rooms-Katholieke Kerk zijn de bisschoppen met de paus als hun hoofd de eigenlijke opvolgers der apostelen. Zij dragen het apostelambt, dat op sacramentele wijze Christus representeert. De bisschoppen bezitten de volmacht om andere bisschoppen en priesters te wijden. Via een ononderbroken keten van wijdingen hebben zij hun ambt en hun bevoegdheden van de apostelen ontvangen, die op hun beurt hun volmacht van Christus zelf ontvingen. De bisschoppen zijn de dragers van de apostolische successie. Deze successie is niet zozeer een individuele als wel een collegiale. De bisschoppen vormen met elkaar een college; wie de bisschopswijding ontvangt wordt opgenomen in dit college. De wijding wordt niet door één bisschop verricht maar door meerdere in naam van het gehele college.
De Rooms-Katholieke Kerk ziet het episcopaat uit

|94|

de aard der zaak in nauw verband met haar opvatting van de kerk. De kerk is het mystieke lichaam van Christus, de historische voortzetting van het Christusgeheim; door de Geest woont Christus in haar. De kerk is een sacramentele werkelijkheid. Het sacramentele leven der kerk wordt door de sacramenten gevoed en voortgeplant. Op de prediking wordt niet de zwaarste nadruk gelegd; zij wordt wel genoemd teken en zegel van het sacrament.
De ordening tot het ambt door de bisschop is een sacrament. In dit sacrament wordt de volmacht van Christus geschonken door de handoplegging. deze is als sacramentele handeling niet ondergeschikt aan de prediking. Doordat de gevolmachtigde bisschop andere bisschoppen en priesters wijdt, blijft het ambt in stand, waardoor Christus tegenwoordig wordt gesteld en de mystieke werkelijkheid der kerk heilbrengend en zegenen onder de mensen werkt. De ononderbroken keten van wijdingen met oplegging der handen, de apostolische successie, is een noodzakelijke voorwaarde voor het bestaan en werken der kerk.

 

2. De essentiële functie van het profetisch-apostolisch getuigenis

Voor de kerken der reformatie is de gehoorzaamheid aan de woorden der apostelen en profeten van fundamentele betekenis. Zij kennen aan de Heilige Schrift als schepping en instrument van de Geest de primaire functie toe voor het bestaan en leven der kerk. De gemeente is voortgebracht door het woord der Waarheid; gezonden door Christus schenkt de Geest zichzelf met en in en door de prediking van het Christusgetuigenis. Christus woont door de Geest, door Woord en sacrament in de gemeente. Zij is Zijn lichaam; zij leeft en bestaat door Hem, die haar Hoofd is.
Christus bouwt en onderhoudt Zijn gemeente door de ambten, door de bediening van het Woord en van de sacramenten, door het herderlijk opzicht en de tucht, en door de dienst der barmhartigheid. De bediening van het Woord is geheel gericht op de Heilige Schrift; uit haar wordt verkondigd wat de Geest aangaande Jezus Christus en God de Vader openbaart. De bediening van de sacramenten heeft haar grond in de prediking. Christus openbaart zich in het sacrament op een wijze, die zeer nauw samenhangt met Zijn openbaring door het Woord, al valt zij daarmede niet samen. Door de verkondiging maakt de Geest de sacramentele handeling en het teken tot een weg, waarop de gelovigen de gemeenschap met Christus en met elkaar vieren.
Het herderlijk opzicht en de tucht, die in zich sluiten het heilig houden der sacramenten, worden gedragen en gestuwd door de prediking van het koninkrijk van God en van Gods beloften en geboden. Het richtsnoer voor dit opzicht en deze tucht is niet een codex van geboden en voorschriften, maar het levende, gepredikte Woord van God.
Bij de viering van het avondmaal verricht de diaken zijn dienst; hij helpt bij de toebereiding en uitreiking van brood en wijn als de spijs en drank voor het eeuwige leven. Deze diakonia zet zich voort over de breedte van het leven; aan noodlijdenden wordt concrete hulp geboden. In opdracht van

|95|

Christus, die zich in de prediking en in het sacrament openbaart als de Hogepriester, en in dankbaarheid jegens Hem vindt deze diakonia plaats.
De ordinatie, de bevestiging — voor de presbyteriale kerk geen sacrament — is voor haar een werk van de Geest, wiens essentiële instrument is het woord der Schrift. De handoplegging ontleent haar betekenis aan de Geest, die vrijmachtig werkt met en door en in het woord der Schrift, dat de dienaar verkondigt, waarvoor de bevestigde zich buigt en dat de gemeente gelovend beaamt. Een ordinatie — zij moge al of niet sacrament genoemd worden — waarbij de prediking van de leer der apostelen en de gehoorzaamheid daaraan niet primair zijn, maar waarbij de handeling en het teken in hun objectiviteit uiteindelijk beslissen over de geldigheid van die ordinatie of wijding, doet volgens de presbyteriale opvatting tekort aan wat de ordinatie naar de inzetting der apostelen moet zijn.

 

3. De apostolische successie en de reformatie

Er is in het bestaan der kerk continuïteit van de dagen der apostelen tot heden toe. De verkondiging van het Woord van God en het besturen der kerk gaat over van de ene op de andere generatie; het geloof, de hoop en de liefde van de voorafgaande generatie wekken bij een volgende weer geloof, hoop en liefde. De werkelijke continuïteit in de kerk is verankerd in het werken van de Geest en van het Woord, naar de verkiezing der genade, overeenkomstig de beloften van het verbond, dat God houdt tot in het duizendste geslacht. Als het volk van God ontrouw en afvallig wordt, gaat God verder met een ‘rest’, die Hij verkoos, of Hij roept anderen, die ver van het heil waren, uit de duisternis tot Zijn licht. Een gewichtig middel, waardoor God de continuïteit in het bestaan der kerk tot stand brengt en handhaaft, is het overdragen van de ambtelijke volmacht; de voorgangers in het ambt, de antecessores dragen de ambtelijke volmacht over aan hun navolgers, de successores.
In de Rooms-Katholieke Kerk, ook in die der late Middeleeuwen, werden de tot wijden bevoegde bisschoppen beschouwd als de antecessores. De reformatoren konden hen niet als zodanig erkennen.
De over een diocese gestelde bisschoppen waren niet de antecessores van de pastoors der parochies, aan wie de prediking en de bediening der sacramenten was opgedragen. Deze bisschoppen waren ook niet door de gemeente verkozen en dus ook niet in het midden der gemeente, die hen koos, gewijd, zoals dit in de dagen der apostelen en in de eerste eeuwen na hen geschiedde. De kerk noemde de wijding door de bisschoppen een sacrament, maar de reformatoren vonden daarvoor in de Schrift geen grond. Bij deze wijding was de prediking en de opdracht om te prediken geheel op de achtergrond geraakt en verwaarloosd. En wat het voor velen moeilijk of zelfs onmogelijk maakte in paus en bisschoppen de opvolgers der apostelen te zien, was de verbijsterende verwereldlijking der hogere geestelijkheid.

|96|

De bedenkingen van Luther hadden niet in de eerste plaats de papale en episcopale kerkinrichting gegolden, maar de verduistering van het Woord van God in de Kerk. Luther verklaarde in het jaar 1537, dat hij terwille van de eenheid der predikers der reformatie nog wel zou willen laten ordineren door de bisschoppen der Rooms-Katholieke Kerk, als deze echte herders en opzieners waren geweest en het evangelie hadden gehoorzaamd. Nu zij echter geen werkelijke bisschoppen waren of niet wilden zijn, maar wereldlijke heren en vorsten, die niet predikten, niet onderrichtten, niet doopten, niet het avondmaal bedienden, nog enig kerkelijk ambt verrichtten, en bovendien hen, die zich tot een kerkelijk ambt wisten geroepen, vervolgden en vervloekten, kon de kerk door hun schuld toch niet zonder dienaren blijven (Schmalkaldische artikelen III,10).
De reformatoren zagen de Geest de weg niet volgen van eeuwenoude, door e traditie bevestigde kerkelijke handelingen. Toen paus en bisschoppen zich weinig bekommerden om de prediking en de uitlegging van de Heilige Schrift, sprak zij met kracht tot pastoors, monniken en leken. Maar toen het die pastoors, monniken en leken onmogelijk gemaakt werd de kerk van binnen uit te hervormen, moest een nieuw begin worden gemaakt. Het was naar de overtuiging der reformatoren de wil van God, dat er voor het herstel der kerk buitengewone maatregelen moesten worden getroffen. De reformatie ging zelf haar predikers ordineren, zonder de bisschoppen.
Vele pastoors gingen met de reformatie mee; velen van hen zullen daarna als de echte antecessores meegewerkt hebben aan de ordinatie van predikers der reformatie. En waar in de tijd van de overgang met zijn velerlei verwarring geen dienaren des Woords de ordinatie verrichtten, daar geschiedde zij door de vertegenwoordigers van het volk van God. Toen de bisschoppen weigerden om de door God geroepenen en door de gemeente gekozen dienaren des Woords te ordineren, werd de kerk teruggeworpen op de Geest en het Woord alleen; de reformatoren waren er zeker van, dat de Geest de ambtelijke volmacht op buitengewone wijze wilde schenken. En daarin kwam toch het eigenlijke institutaire, dat bij de wijding door de bisschoppen verloren was gegaan, dat is de Heilige Schrift, waaraan de geroepen dienaren en het volk van God gehoorzaam wilden zijn, tot zijn recht.
Het was de overtuiging der reformatoren, dat de echte apostolische successie, hoe zij dit ook tot uitdrukking mogen hebben gebracht, door de reformatie weer hersteld werd. De lijn der successie was van de apostelen gelopen via de bisschoppen der oude kerk, die voorgangers hunner gemeente waren. In de middeleeuwen, toen het episcopaat geheel van karakter veranderde, kwam de successie op een zijspoor, en zij geraakte tenslotte geheel in verval. Maar dan wordt zij door de reformatie weer verankerd in de rots van het apostolisch getuigenis.

|97|

4. De additionele wijding

De Kerk van Engeland heeft het gezag van de paus niet langer erkend, maar de bisschoppen met hun gezag behouden. De zeer eigenaardige geschiedenis van de reformatie in Engeland is mede hiervan oorzaak geweest. De Kerk van Engeland is dus episcopaals. De bisschop ontvangt via een ononderbroken keten van wijdingen zijn gezag van de apostelen. Op deze overdracht van het apostolisch gezag berust de geldigheid van de sacramentsbediening. De Kerk van Engeland kan de sacramentsbediening in een presbyteriaal ingerichte kerk niet als volkomen geldig erkennen. Deze geldigheid zou alleen dan tot stand komen voor een presbyteriale kerk als zij zich zou laten inschakelen in de apostolische successie naar anglicaanse opvatting.
Sommigen in Nederland beschouwen het als de leiding van de Voorzienigheid, dat de Kerk van Engeland de apostolische successie bewaarde. Hierdoor zou het mogelijk zijn, dat in de presbyteriale kerken het apostolisch ambt zou worden hersteld, zonder dat zij zich daarvoor tot de Rooms-Katholieke Kerk zouden behoeven te wenden. De Nederlandse Hervormde Kerk zou haar leer niet hoeven te verloochenen, als haar predikanten een ‘additionele’, aanvullende wijding van Anglicaanse zijde zouden aanvaarden.
De generale synode der Nederlandse Hervormde Kerk heeft in 1952 uitgesproken, dat zij een inschakeling in de apostolische successie door een bisschopswijding van Anglicaanse zijde in strijd acht te zijn met haar belijdenis en kerkorde. Dit zou in zijn consequenties een radicale verandering van de ambtelijke structuur der Nederlandse Hervormde Kerk tengevolge hebben.
Naar de belijdenis en de kerkorde der Nederlandse Hervormde Kerk zijn niet bisschoppen, maar kerkeraden de dragers van de apostolische volmacht. De in het college van de kerkeraad vergaderde en verenigde ambtsdragers hebben de volmacht om te prediken, te besturen, te helpen en te dienen. Het overdragen van de ambtelijke bevoegdheid, de apostolische successie, betreft niet zozeer de individuele ambtsdragers als wel het college.
De bevestiging van de dienaren des Woords geschiedt door andere dienaren des Woords, tezamen met de ouderlingen en de diakenen; bisschoppen kunnen niet als de werkelijke antecessores worden beschouwd. Voorts is een kenmerk van de echte wijding, dat zij in het midden der gemeente plaats vindt, hetgeen bij een ‘additionele’ wijding een vreemde figuur zou worden. Tenslotte, de presbyteriale kerken maken er evenzeer aanspraak op in de ononderbroken apostolische successie te staan als de episcopale.
De generale synode heeft in 1952 niet verklaard, dat de episcopale inrichting der Kerk van Engeland als geheel en al in strijd met de Schrift zou moeten worden beschouwd.

|98|

5. De oecumene

De Nederlandse Hervormde Kerk houdt het ervoor, dat de presbyteriaal-synodale kerkinrichting krachtige schriftuurlijke wortels heeft. Zij weet overigens uit haar geschiedenis te goed, dat zulk een kerkinrichting niet kan bewaren voor dwalingen, verval en verdeeldheid.
Wij zijn ervan overtuigd, dat de Geest van Christus in alle kerken werkt, ook in de kerken, die een inrichting bezitten, welke wij menen te moeten afwijzen. Wij kunnen God danken voor wat Hij door die kerken aan velen en wellicht ook aan ons schonk en nog schenken zal. In ons gesprek met andere kerken zullen wij ons gaarne moeten laten wijzen op onze tekorten.
Wij verwachten de vernieuwing van de verbrokkelde kerken der reformatie en het herstel van de una sancta niet door een integratie van presbyteriale kerken in een episcopale kerk, zoals die reilt en zeilt. Wij verwachten die vernieuwing en dat herstel evenmin van een integratie in omgekeerde richting. De waarachtige eenheid van de kerk zal tot stand komen als de Geest de verschillende kerken van binnen uit terug brengt tot hun apostolische oorsprong. Naarmate de kerken zich innerlijk laten vernieuwen, zullen zij nader tot elkaar komen en hun eenheid vinden in Christus. Als de Geest in een kerk werkt, zal een kerkinrichting, die oorspronkelijk tot stand kwam als een vrucht van gehoorzaamheid aan de Heilige Schrift, maar door traagheid en ongeloof in velerlei opzicht als een levenloos skelet werd, weer bezield worden. De Geest zal zo werken, dat allerlei vergroeiingen in een kerkinrichting recht worden gemaakt, dat uitwassen worden afgesneden en leemten worden gevuld. Zo zullen de verschillende typen van kerkinrichting, bewogen door de centrale kracht van de Geest van Christus, convergeren naar de door God gewilde orde der katholieke kerk.
Alle kerken zullen bereid moeten zijn in de smeltkroes te worden geworpen, en prijs te geven, wat niet uit God is, en van elkaar te verdragen datgene, waarin ieder zijn eigen weg gaat, wanneer dit niet met het Woord van God in strijd is.
Er zijn naar onze overtuiging enige cardinale principes, die de inrichting van de in het profetisch-apostolisch getuigenis gefundeerde katholieke kerk in de grond moeten bepalen, namelijk de consequente pluraliteit en collegialiteit van ambten en ambtsdragers. De ambtsdragers die het Woord en de sacramenten bedienen, zullen, op welke plaatsen zij ook werkzaam zijn, een gelijke bevoegdheid hebben, en met hen zullen de overige ambtsdragers, aan wie de herderlijke zorg en het opzicht, de sociale zorg en andere taken zijn toevertrouwd, een college of raad of synode vormen, locaal, regionaal en in de kerk der gehele wereld.