Volgens de opvatting van de Nederlandse Hervormde Kerk is het
ambt van tijdelijke aard. Een ambtsdrager, hetzij hij dienaar des
Woords, ouderling of diaken is, kan zijn ambt en de bevoegdheden,
die het verleent, om welke reden dan ook, verliezen. Predikanten
kunnen, al of niet op hun eigen verzoek, ontheven worden van hun
ambt. Als een predikant 65 jaar is, noodzaakt de kerkorde hem om
zijn ambtsbediening in de gemeente te beëindigen. Als emeritus
behoudt hij dan echter verschillende bevoegdheden, n.l. de
bevoegdheid om het Woord te verkondigen, om de sacramenten te
bedienen, om de openbare belijdenis van het geloof af te nemen,
om huwelijken in te zegenen en te bevestigen, en ook om
ambtsdragers te bevestigen. Als een kerkeraad hem tot zulk een
ambtelijke handeling uitnodigt, is dit in zekere zin een
‘roeping’, en het gebed voor de dienst en de handdruk van de
ouderling een ‘bevestiging’. Een emerituspredikant kan niet
geroepen worden om ambtelijke vergaderingen te leiden. Hij kan
tot bijstand in het pastoraat benoemd worden en is dan adviserend
lid van de kerkeraad.
Als een predikant vóór zijn 65e jaar om de een of andere reden
eervol ontheven wordt van het ambt, kunnen hem ook de
bevoegdheden als van een emeritus verleend worden, wanneer dit in
het belang van de kerk geacht wordt en strookt met de waardigheid
der kerk.
Ouderlingen en diakenen dragen hun ambt hoogstens twaalf jaar,
drie termijnen van vier jaren achtereen, zij het ook, dat er
onder bepaalde omstandigheden dispensatie van dit voorschrift kan
worden gegeven.
|75|
Wij moeten de tijdelijkheid van het ambt zien in het licht van
het werken Gods met mens en wereld. God laat mens en wereld in de
tijd bestaan en leven. De bijbel noemt de periode, waarin deze
schepping bestaat ‘deze eeuw’. Als het koninkrijk Gods in zijn
volheid komt, breekt de ‘komende eeuw’ aan. De daden Gods vormen
een caesuur, een nieuw begin, in de geschiedenis van wat Hij
schiep.
Het Woord, dat was in den beginne, dat was bij God, en dat was
God, waardoor alle dingen zijn geworden, werd vlees. God woonde
onder de mensen in de gestalte van een mens; Jezus was gedurende
enige tientallen jaren onder de mensen, en gedurende hoogstens
drie jaren verrichtte Hij onder hen openlijk zijn profetisch,
koninklijk en priesterlijk werk. Het heil van God is in Jezus
geopenbaard in een uiterst beperkte termijn van de geschiedenis.
Het heeft God behaagd aan zijn eeuwige waarheid de gedaante van
het tijdelijke te geven. Dat de eeuwige God een paar jaren
uitkiest om daarin de volheid van Zijn heil te openbaren, kan de
menselijke geest, die de eeuwig, altijd en overal geldende
waarheden zoekt en die het tijdgebondene niet als iets
essentieels erkennen kan, in opstand brengen. Om in het rijk van
God in te gaan, zullen wij echter moeten leren acht te geven op
Gods voetstappen in de tijd. De wijze van werken van God komt ook
daarin tot uiting, dat het ambt tijdelijk is. Iemand wordt tot
het ambt geroepen op een tijdstip van zijn volwassen leeftijd.
Hij draagt het ambt uiterlijk tot de dag van zijn dood. De
predikant der Nederlandse Hervormde Kerk oefent het volle ambt
uit tot zijn 65e jaar. Daarna blijft hij in het bezit van
verschillende ambtelijke bevoegdheden. Ouderlingen en diakenen
dragen het ambt hoogstens driemaal vier jaren.
Het tijdstip van het 65e jaar en de termijn van driemaal vier
jaren zijn uiteraard min of meer willekeurig en om redenen van
practische aard zo vastgesteld. Laten Christus en de Heilige
Geest zich door zulke kerkordelijke bepalingen de weg
voorschrijven? Houdt de Geest op om bij het einde van de min of
meer willekeurige bepaalde termijn Zijn bijzondere bijstand te
verlenen? Wordt de belofte van God en het werk van de Geest aan
een kerkordelijk bepaalde termijn gebonden? Wij geloven
inderdaad, dat Christus zich zeer diep neerbuigt naar ons toe. En
als de kerk met ernst een goede regeling gemaakt heeft, houdt
Christus haar daaraan. De Geest houdt zich aan hetgeen onder Zijn
leiding tot stand kwam.
Ouderlingen en diakenen kunnen na de vervulling van een ambtstermijn van vier jaren opnieuw gekozen worden. Als dit gebeurt, worden zij ook opnieuw in het ambt bevestigd. De vorige bevestiging gold voor de termijn van vier jaren. De opdracht, die verleend werd, had betrekking op die termijn, en evenzo het gebed om hulp en bijstand voor de ambtsdrager. Als het de kerk ernstig is met haar regelingen, met haar gebed en haar geloof, dan zal zij aan elke volgende bevestiging van een
|76|
ambtsdrager, ouderling of diaken, weer hetzelfde gewicht
toekennen. Er blijft dan nog de vraag, of, indien ouderlingen en
diakenen met handoplegging bevestigd zouden worden, deze herhaald
zou moeten worden.
Als een predikant door een andere gemeente geroepen wordt en daar
het ambt aanvaardt, wordt hij bevestigd tot herder en leraar van
die gemeente. Bij deze herhaalde bevestiging worden in de
Nederlandse Hervormde Kerk de predikant niet de handen opgelegd.
Het is, gezien het karakter, dat de handoplegging volgens
gereformeerde opvatting heeft, principieel moeilijk in te zien,
waarom bij de bevestiging in een volgende gemeente de
handoplegging niet plaats vindt. Wellicht heeft de vrees bestaan,
dat door een veelvuldige toepassing van de handoplegging het
teken een te zware nadruk zou ontvangen naast het woord.
Anderzijds kan gevreesd worden, dat het al te dikwijls herhalen
van de handoplegging haar tot een sleur zou maken, zodat zij zou
devalueren.
Hoe dit ook zij, ten aanzien van de handoplegging dient bij de
bevestiging, resp. de volgende of herbevestiging van de
ouderlingen en de diakenen analoog gehandeld te worden als bij
die van de predikanten.
Als een predikant in ontrouw aan Christus en aan zijn opdracht
zijn ambt neerlegt, zal het woord der belofte, dat bij zijn
bevestiging tot hem gesproken werd, hem blijven oordelen en
beschamen. In zoverre is er iets in het ambt, dat bij hem die het
droeg, blijft. In zekere zin kan er zo van het onvernietigbare
van het ambt, het character indelebilis ervan gesproken worden.
Dit blijvende is dus niet iets, dat in de ziel van de ambtsdrager
wordt ingedrukt, een kwaliteit, een kenmerk, een karakter of een
teken. Wat blijft is het spreken Gods tot deze bepaalde mens op
deze bepaalde wijze.
Anderzijds schenkt de getrouwe ambtsvervulling een blijvende
zegen. Het oude formulier van bevestiging van ouderlingen en
diakenen zegt tot de ambtsdragers, die getrouw zijn in hun
dienst, dat zij zich een goede opgang zullen verwerven en veel
vrijmoedigheid in het geloof in Christus, en dat zij hiernamaals
zullen ingaan in de vreugde des Heren.
De zegen, aan de ambtsvervulling verbonden, gaat niet verloren.
Ouderlingen en diakenen ontvangen bij de beëindiging van hun
ambtsperiode niet bepaalde emeritaatsbevoegdheden. De gemeente
ziet deze oud-ouderlingen en oud-diakenen echter als mensen, met
wie Christus op een bijzondere wijze verkeerde, en hun woorden en
adviezen houden in de gemeente en voor de kerkeraad gewicht.