|51|
Jezus zei tot de scharen en tot de discipelen: Eén is uw Meester,
gij zijt allen broeders. De ambtsdragers in Christus’ kerk
handelen gezamenlijk, collegiaal, als broeders. Dit was onder de
apostelen het geval. En evenzeer onder hen, die in de gemeenten
een dienst of ambt vervulden. Ook was er deze collegialiteit
tussen de apostelen en de ambtsdragers in de gemeenten.
In de na-apostolische tijd, toen in de gemeenten de bisschop de
hoogste verantwoordelijkheid droeg, bleef toch de collegialiteit
van de bisschop met de presbyters en diakenen bewaard. In de
dagen van het Nieuwe Testament hadden de apostelen het hoogste
gezag in de kerk en was de eenheid der gemeenten in hen
belichaamd. Zij hadden contact met alle gemeenten, persoonlijk of
via allerlei medewerkers. Als de apostelen wegvallen wordt het
contact tussen de gemeenten voortgezet. Opzieners als Ignatius te
Antiochië en Clemens te Rome zenden brieven aan verschillende
gemeenten. Synoden worden in de oude kerk bijeengeroepen, waar de
vertegenwoordigers der gemeenten bijeen zijn om in gehoorzaamheid
aan de woorden der apostelen en der profeten te beraadslagen. In
latere eeuwen werd de collegialiteit beknot en verminkt door het
beginsel der hiërarchie.
Het ene apostelambt waaierde uiteen in verschillende ambten. Deze ambten, die alle hun oorsprong hebben in het apostelambt staan tot elkaar in een nauwe betrekking, maar het ene kan niet tot het andere worden herleid. Er is naar gereformeerde overtuiging niet slechts een pluraliteit van de ambtsdragers, maar ook van de ambten.
Volgens de gereformeerde belijdenis functioneren de ambten
principieel in de ambtelijke vergadering. Opdat, aldus de Ned.
Geloofsbelijdenis, de kerk op geestelijke wijze naar het Woord
van God geregeerd wordt, moeten er dienaren des Woords, opzieners
en diakenen zijn, die met elkaar de raad der kerk vormen (art.
30). Richtsnoer voor hun spreken en handelen is de Heilige
Schrift, het getuigenis van de apostelen en de profeten.
Evenals de gemeenten afzonderlijk, zijn de gemeenten tezamen
onderworpen aan het gezag der Heilige Schrift. De Gereformeerde
Kerk herstelde de synoden, waar ambtsdragers uit de gemeenten
bijeen kwamen. Omdat zij apostolisch-katholiek wilde zijn, nam
zij de presbyteriaal-synodale kerkinrichting aan. Het gezag in de
kerk ligt in de vergaderingen der ambtsdragers, plaatselijk,
regionaal, provinciaal en landelijk. De ‘meerdere’ vergaderingen
vormen ook het verband, de eenheid der gemeenten.
De regering der kerk wordt, aldus de kerkorde, uitgeoefend in vergaderingen, waarin de ambten bijeen zijn, opdat niet de ene gemeente over de andere, het ene ambt over het andere, noch de ene ambtsdrager over de andere heerschappij voert (V,1). Hiermede wordt een hiërarchische structuur der kerkregering, in welke vorm
|52|
zij zich ook zou kunnen voordoen, afgewezen. Geen individueel ambtsdrager, geen categorie ambtsdragers en ook geen gemeente is met een hoger institutioneel gezag bekleed dan andere. Door gesprek en beraadslaging wordt een consensus gezocht. Allen willen zich gelijkelijk buigen onder de heerschappij van Jezus Christus; Hij is de enige algemene Bisschop en het enige Hoofd der kerk (Ned. Geloofsbelijdenis, art. 31). De ambtsdragers vergaderen tezamen plaatselijk in de kerkeraad, regionaal in de classicale vergadering en in de provinciale kerkvergadering en landelijk in de generale synode. De gereformeerde kerkinrichting wordt zeker niet kant en klaar in de bijbel gevonden. Toch heeft de gereformeerde kerk het besef gehad, dat de Heilige Geest haar die uit de Schrift schonk. Het beginsel harer kerkinrichting vond zij duidelijk en evident in de Schrift; uit dit beginsel vloeide als vanzelf de nadere uitwerking en concretisering naar de eis van de omstandigheid voort. Het spreekt vanzelf, dat er voor de practische uitwerking heel wat speelruimte is. Het aantal ambtsdragers en hun bevoegdheden, de indeling der kerkelijke ressorten, de samenstelling der meerdere vergaderingen b.v. zijn zaken, bij de regeling waarvan practisch beleid en inzicht meespreken.
In de vergaderingen der ambtsdragers zijn de ambten bijeen, aldus
de kerkorde. De ambten horen principieel bij elkaar; zij vormen
met elkaar een organisme. Als Christus zijn werk aan mensen
opdraagt, differentieert het zich in verschillende functies. Er
is een verscheidenheid van genadegaven, van bedieningen en van
werkingen; het evangelie moet worden verkondigd, het volk van God
moet herderlijk worden geleid, het werk der barmhartigheid moet
worden gedaan. Door het velerlei werk van de verschillende
ambtsdragers vergadert en leidt Christus zijn gemeente en vormt
Hij haar tot een gemeenschap, waarin geloof, hoop en liefde
woont, tot en volk, dat in de wereld getuigt van Hem en zijn
komend rijk. Christus, het Hoofd, bezielt en leidt en onderhoudt
door de ambten de gemeente, die zijn lichaam is. Het werk der
ambtsdragers heeft zijn oorsprong en zijn eenheid in het ene en
ongedeelde werk van Christus. Zij moeten zich die oorsprong en
die eenheid steeds bewust zijn en daaruit hun kracht putten.
Daarom worden zij op geregelde tijden in hun vergaderingen
bijeengebracht. Enerzijds verkeren de ambtsdragers onder de
mensen, in de samenkomsten der gemeente en waar maar mensen wonen
en werken, anderzijds komen zij bij elkaar om als een ‘team’ met
elkaar over hun werk te spreken en door Christus daartoe te
worden toegerust.
Dat de ambten bijeen zijn, wil niet zeggen, dat de ambten
concrete, zelfstandige grootheden zouden zijn. Een ambt is niets
zonder de gelovende, bereidvaardige mens, die het draagt. Het
heeft echter zijn diepe zin, dat de kerkorde spreekt van het
bijeen-zijn der ambten. Daardoor wordt geaccentueerd, dat het
gaat om het werk dat Christus doet.
Als de vergaderde ambtsdragers hun wijsheid van de Geest uit de
Schrift verwachten, ervaren zij de leiding van Christus en de
Geest. Jezus zei: waar twee of drie in Mijn Naam vergaderd zijn,
daar ben Ik in hun midden. Deze belofte geldt ook voor de
ambtsdragers, als zij in de naam van Jezus met elkaar over hun
werk beraadslagen. Christus is onder hen tegenwoordig.
|53|
Wat de ambtsdragers zijn, zijn ze door Christus en de Geest. In zichzelf zijn zij mensen met hun gebreken en tekortkomingen, hun falen en hun weifelen, hun moedeloosheid ook. Als ambtsdragers bijeen komen, komt er heel wat menselijke zwakheid bijeen. Evenwel, als zij bijeen zijn, zijn de ambten bijeen; dat wil zeggen: Christus in hun midden, Hij sterkt en bezielt hen, Hij maakt hen bekwaam om als zijn instrumenten zijn werk te doen.
De gemeenten der kerk vormen met elkaar een geheel. Alle gemeenten zijn door de prediking van het apostolisch getuigenis, door het werk van de Heilige Geest ontstaan, meestal volksgewijze. Elke plaatselijke gemeente is een openbaring van de katholieke kerk. In hun gemeenschappelijke oorsprong ligt de eenheid en de verbondenheid der gemeenten. De kerk is niet maar de som, de numerieke samenvoeging van de gemeenten: zij is een organisme. Elke gemeente is op zichzelf volledig en zelfstandig. Het leven der kerk klopt in de gemeenten; in de gemeenten ontmoet men de kerk in haar diepte en intensiteit. De gemeenten zijn echter niet autonoom; zij hebben elkaar nodig. Er zijn veel dingen, die een gemeente alleen niet kan regelen. De gemeenten zijn verantwoordelijk voor elkaar; zij staan elkaar bij om de roeping der kerk in de wereld te vervullen. Het verband der gemeenten, een ‘meerdere’ vergadering, is geen overkoepelend lichaam dat boven de gemeente staat; dit verband is in zijn essentie van mystieke aard en het is diep in de gemeenten geworteld. De gemeenten zijn in de vergaderingen der algemene kerk vertegenwoordigd.
De eenheid der gemeenten ligt in het werk van Christus en van de
Heilige Geest. Deze eenheid komt tot uiting doordat de
vertegenwoordigers der gemeente in de zogenaamde meerdere
vergaderingen samenkomen. Deze vergaderingen zijn organen, die
functioneren krachtens het werk van de Heilige Geest.
In de meerdere vergaderingen komen dezelfde ambten bijeen als
die, welke in de gemeenten functioneren, n.l. het leerambt, het
regeerambt en het priesterambt. De naar de meerdere vergaderingen
afgevaardigde ambtsdragers werden oorspronkelijk door een
gemeente tot ambtsdragers gekozen, en in een gemeente in hun ambt
bevestigd. Het organisch verband der gemeenten wordt gedragen en
bezield door de ambten, die ook in de gemeenten functioneren.
De leden van de classicale vergaderingen zijn door alle gemeenten
uit het classicale ressort afgevaardigde ambtsdragers. De
classicale vergaderingen vaardigen leden uit hun midden af naar
de provinciale kerkvergadering en de generale synode. De
classicale vergaderingen worden wel de grondvergaderingen der
kerk genoemd, omdat in haar afgevaardigden van alle gemeenten
bijeen zijn. De classicale vergadering is als het ware de grote
kerkeraad van meerdere gemeenten tezamen. Wat in de gemeenten
leeft, komt in de classicale vergaderingen het krachtigst tot
uiting. Als de ambten in de classicale vergadering bijeen zijn,
staan zij in een nauw contact met hun voedingsbodem in de
gemeente. Een classicale vergadering is niet een min of meer
democratisch parlement voor het kerkvolk uit de classis; de grond
van haar gezag is niet gelegen in de gedachte der afvaardiging
zelf, maar in de accumulatief verbrede en verdiepte ambtelijke
autoriteit der afgevaardigde ambtsdragers.
|54|
De provinciale kerkvergaderingen zijn de ambtelijke vergaderingen voor de in een kerkprovincie verenigde gemeenten en classes; de generale synode is de ambtelijke vergadering voor de gemeenten, classes en kerkprovincies tezamen en mitsdien voor de gehele Nederlandse Hervormde Kerk.
De meerdere vergaderingen behartigen de zaken, die een mindere
vergadering niet kan afdoen, daar zij het algemene beleid der
kerk raken. De afgevaardigden naar een meerdere vergadering
ontvangen geen lastbrief, die hen bindt aan het besluit van een
mindere vergadering. Maar wel wordt vooraf de agenda van de
classicale vergadering besproken door de kerkeraad, en evenzo na
afloop van die vergadering het door de afgevaardigde uitgebrachte
verslag ervan. Indien voor bepaalde zaken lastbrieven worden
meegegeven, zouden de meerdere vergaderingen ten opzichte van die
zaken slechts een registrerende functie hebben. Dit zou een
miskenning zijn van de eigen functie van het organisch verband
der gemeenten. De beraadslagingen der afgevaardigden kunnen door
de leiding van de Geest de inzichten verbreden en verdiepen; de
Heilige Geest wil in vrijheid werkend in de meerdere vergadering
tegenwoordig zijn.
Door het bijeen-zijn der ambten in de meerdere vergaderingen,
door het gemeenschappelijk belijden, bidden en beraadslagen,
wordt de eenheid der kerk bevestigd.
De Geest schenkt aan de vergaderde ambtsdragers een
verscheidenheid van gaven. Toen zij tot hun ambt geroepen werden,
bezaten zij reeds een geestelijke gave, die de gemeente bij hen
herkende. Met het ambt werd aan die gave in zekere zin een
dimensie toegevoerd. Voorts blijft de Geest zijn gaven aan een
ieder schenken, zoals het Hem behaagt. Op grond van de ordinatie
mogen wij vertrouwen, dat Hij dit in het bijzonder aan de
ambtsdragers ten aanzien van hun werk zal doen. In de
vergaderingen komen al deze gaven tot uiting. De Geest kan in de
vergaderingen waarin de leden met een institutioneel gezag
bekleed zijn, dan deze, dan die met een gezag doen spreken,
waarin een sterk charismatisch element meespreekt, een gezag, dat
andere ambtsdragers overtuigt en bepalend wordt voor het
uitbrengen van hun stem. Wat met zulk een sterk
persoonlijk-charismatisch gezag bepleit werd, ontvangt
institutioneel bindend gezag, doordat de vergadering in haar
meerderheid de juistheid ervan erkent en het wil bekrachtigen.
Zowel bij het optreden en spreken der individuele ambtsdragers in
de vergadering, als bij het besluiten der gehele vergadering,
zijn het institutionele en het charismatische op een voor ons
ondoorzichtige wijze met elkaar verweven.
In het Nieuwe Testament horen wij soms van ambtelijke
vergaderingen, waar slechts ambtsdragers bijeen waren; meestal
zullen ambtsdragers, apostelen, profeten, evangelisten, herders
en leraars, samen met anderen hebben beraadslaagd. Het ligt in de
lijn van het Nieuwe Testament, als thans ambtsdragers met andere
kerkelijke werkers, wanneer daartoe aanleiding bestaat, samen
over de arbeid der kerk spreken.
De ambtelijke vergaderingen worden bijgewoond door in de kerkorde
genoemde adviseurs, dat zijn lidmaten der kerk, die, zonder
ambtsdrager te zijn, als leden van de organen van bijstand der
ambtelijke
|55|
vergaderingen, de een of andere kerkelijke arbeid verrichten.
Deze adviseurs hebben geen concluderende, maar een adviserende
stem. Het staat een ambtelijke vergadering uit de aard der zaak
vrij ook andere dan in de kerkorde genoemde lidmaten als gast uit
te nodigen om over de een of andere take van het kerkewerk mede
te beraadslagen en adviezen te geven. Ook al nemen deze adviseurs
niet deel aan de stemming, waardoor een beslissing tot stand
komt, zij kunnen toch door hun advies of getuigenis op die
beslissing invloed hebben. In een ambtelijke vergadering, die
werkelijk openstaat voor hetgeen de Geest door wie ook spreekt,
hebben de leden geen behoefte om hun eigen autoriteit te doen
gelden. Zij maken hun persoon ondergeschikt aan hun ambt, d.w.z.
aan de Geest van God; zij zijn bereid hun beslissing op een of
ander punt te laten bepalen door wat een ander, ambtsdrager of
adviseur tot uiting bracht, inzien zij gevoelen, dat deze het
juiste inzicht in een bepaalde zaak vertolkte. En de adviseurs
laten in vertrouwen de beslissing over aan de ambtsdragers, omdat
zij ook deze institutaire beslissing zien als een werk van de
Geest.
Al de verschillende charismata vormen om zo te zeggen het lichaam
van het ambt; het specifiek institutaire is het geraamte, dat aan
het lichaam vorm geeft. Het charismatische en het institutaire
vormen een twee-eenheid, waarvan wij de samenstellende delen wel
kunnen onderscheiden, maar niet scheiden.
De besluiten van de meerdere vergaderingen zijn bindend voor de
gemeenten, haar ambtsdragers en haar leden.
Ambtsdragers en ambtelijke vergaderingen kunnen echter
tekortschieten bij het vormen van hun oordelen en het nemen van
hun besluiten. Daarom wijst de kerkorde de weg, waarop de
bezwaren in behandeling komen, die een kerkelijk lichaam, een
ambtsdrager of ook een gemeentelid kunnen hebben inzake een
besluit van een vergadering. De kerk hoort ieder, hij zij al of
niet ambtsdrager, die op ordelijke wijze uiting geeft aan zijn
bezwaren. Als deze bedenkingen gegrond worden bevonden, herziet
de ambtelijke vergadering haar besluit.
Terzake van het belijden der kerk kunnen lidmaten een gravamen
indienen. Met ernst zullen de verschillende ambtelijke
vergaderingen onderzoeken of dit gravamen zou kunnen berusten op
een duidelijker inzicht in de Heilige Schrift op het punt in
kwestie, dan dat waarvan de uitingen der kerk blijk gaven. Het
eindoordeel geeft de generale synode; het zal moeten berusten op
een door vele en diepgaande besprekingen verdiept inzicht in de
Heilige Schrift.
Als er na grondige beraadslagingen in een kerkelijke vergadering
geen consensus tot stand komt, is er voor de bezwaarden het
beroep op een meerdere vergadering mogelijk. Als het in de
vergadering, die het eindoordeel uitspreekt, niet tot een
consensus komt, is er voor de bezwaarden de weg van het
profetisch getuigenis. Dit, uit een diepe overtuiging, onder
aanvechtingen geboren profetisch getuigenis, zal zelf zijn
waarheid moeten bewijzen; de wegen, waarlangs het werk zijn niet
na te speuren.
|56|
Het eindoordeel der kerk is in zijn essentie de verwijzing naar de Schrift als de waarachtige bron van leven en heil en waarheid. De Geest heeft de kerk door het getuigenis der apostelen in het aanzijn geroepen; de erkentenis van het gezag der Heilige Schrift is de alpha en de omega van al wat de kerk spreekt. De kerk dwaalt niet, als zij belijdt, dat de Heilige Schrift de bron en norm der waarheid is. Wat de uitleg en de verklaring van de Schrift betreft, moet zij steeds bereid zijn zich verder door de Geest te laten onderwijzen. Ook haar eigen dogmata en belijdenis hebben voor haar niet hetzelfde volstrekte gezag als de Heilige Schrift. De kerk neemt haar beslissingen en doet haar uitspraken niet in menselijke zelfverzekerdheid. Zij weet zich afhankelijk van de leiding van de Heilige Geest. Daarom is een eindoordeel van de kerk, dat in een bepaalde situatie tot stand kwam en waarvan zij de erkenning verlangt, in het licht van de voortgaande leiding van de Geest toch ook weer een voorlopig oordeel. Zolang zulk een oordeel niet ordelijk veranderd is, geldt het; het is immers een moment in de leiding van de Geest. Ambtsdragers en ambtelijke vergaderingen dwalen, als zij aan hun uitspraken hetzelfde volstrekte gezag toekennen als aan de Schrift. Het schijnt de positie van de kerk te verzwakken als de Geest haar kan noodzaken haar uitspraken en beslissingen te herzien. De kerk weet echter, dat de Geest voor zijn werk geen menselijke zekerheden en verzekeringen nodig heeft. God gaat zijn souvereine gang met zijn kerk ondanks menselijke zwakheid, gebrekkigheid en voorlopigheid.
De kerk is verbrokkeld en dus ook haar ambtelijke vergaderingen.
Er functioneren geen volkomen ambtelijke vergaderingen; de ambten
komen niet in hun volheid bijeen. De ambten en ambtelijke
vergaderingen functioneren niet in het organisch verband der ene
katholieke kerk. De bestaande ambtelijke vergaderingen,
kerkeraden, classicale vergaderingen, synoden, zijn fragmenten,
schaduwen misschien of zelfs caricaturen van wat een ambtelijke
vergadering zou moeten zijn.
Het besef van deze nood en schuld is in onze dagen weer sterker
gaan leven. De fragmentarische, verminkte ambtelijke
vergaderingen der tegenwoordige kerk vinden nauwelijks
vrijmoedigheid de erkenning te verlangen van hun oordelen en
beslissingen en te verklaren: het heeft de Heilige Geest en ons
goedgedacht. De dringende noodzaak wordt gevoeld, dat de
waarachtige eenheid der kerk met intense spanning gezocht en
bevorderd wordt. Het is voor de kerk in onze tijd een zaak van
zijn of niet-zijn. De kerkorde der Hervormde Kerk geeft
uitdrukking aan dit streven naar eenheid. In art. XXVI luidt het:
De Nederlandse Hervormde Kerk zoekt hereniging met de andere
Kerken, waarmede eenheid of verwantschap bestaat in geloof en
kerkorde.