De oecumenische gestalte van het bisschopsambt
1997
|81|
Op 18 maart 1988 werd te Meissen in de voormalige DDR een overeenkomst getekend door vertegenwoordigers van de Church of England, de Evangelisch-Lutherse Kerk in Duitsland (EKD) en de federatie van Evangelisch-Lutherse Kerken in Duitsland (EKiD) onder de titel On the Way to Visible Unity.1 In dat document wordt op basis van de al bestaande communio en de overeenstemming inzake het belijden van de kerk, en onder verwijzing naar de Limatekst en verschillende bilaterale dialogen, wederzijds erkenning van elkaars kerk-zijn, woord- en sacramentsbediening en van de kerkelijke ambten (ordained ministry) uitgesproken. Ofschoon er verschil in opvatting blijft bestaan over de aard, de gestalte en het belang van het bisschopsambt, wordt de noodzaak van enigerlei vorm van episkopè (a ministry of pastoral oversight, ein Amt pastoraler Aufsicht: in de Nederlandse calvinistische traditie spreken we van ‘opzicht’) erkend.
Wij geloven dat een ambt van pastoraal opzicht (episkopè), uitgeoefend op persoonlijke, collegiale en communale wijze, noodzakelijk is om van de eenheid en de apostoliciteit van de Kerk te getuigen en die te bewaken en te bewaren.2
Het opzicht moet dus de eenheid en de continuïteit van de kerk dienen: opdat conflicten worden opgelost, verzoening geschiedt, het evangelie trouw wordt doorgegeven.
Tegelijk wordt erkend dat dit ambt verschillende gestalten kan aannemen:
Wij erkennen, dat het persoonlijke en collegiale opzicht (episkopè) in onze kerken belichaamd en uitgeoefend wordt in een veelheid van vormen, episcopale en
1 ‘The Meissen Common Statement. On the Way to Visible
Unity, Meissen 18 maart 1988’ in: The Meissen Agreement:
Texts (Council on Christian Unity Occasional Paper No. 2),
London 1992.
2 Meissen Agreement, §15: „We believe that a ministry of
pastoral oversight (episkopè), exercised in personal,
collegial and communal ways, is necessary to witness to and
safeguard the unity and apostolicity of the Church”.
|82|
niet-episcopale, als een zichtbaar teken van de kerkelijke eenheid en continuïteit van apostolisch leven, zending en dienst.3
Bovendien besluit men:
om vormen van gemeenschappelijk opzicht te vestigen, zodat onze kerken elkaar regelmatig kunnen raadplegen op belangrijke punten van geloof en kerkorde, en inzake vragen van het christelijk leven en het kerk-zijn in de samenleving.4
Van een volledige ambtelijke collegialiteit in de zin van wederkerige plaatsvervanging en uitwisseling van ambtsdragers (interchangeability) is echter geen sprake, noch van een gedeelde ambtelijke verantwoordelijkheid of jurisdictie (common ministry): deelnemen aan de wijdingsdienst in een andere kerk mag wel, maar niet aan de wijdingsact van handoplegging. Zo blijft men de eigen jurisdictie en het eigen corps of college van ambtsdragers, ieder onder de hoede van het eigen episcopaat en daarmee ook de identiteit van beide kerktradities handhaven.
Op 13 oktober werd te Järvenpää in Finland een overeenkomst getekend tussen de Anglicaanse Kerken van Engeland en Ierland en de Scandinavische Lutherse Kerken, naar het nabijgelegen Porvoo The Porvoo Common Statement genoemd.5 In het kader van een meer algemene consensusverklaring inzake geloof en kerk wordt daarin een wederkerige erkenning uitgesproken van elkaars opvattingen en praxis inzake het bisschopsambt in de kerk. De tekst van Meissen wordt erin hernomen (§32), maar er wordt een belangrijke stap toegevoegd:
Verder handhaven we het bisschopsambt en zetten dat in als een teken van onze intentie om, onder God, de continuïteit van de kerk in haar apostolisch leven en
3 Meissen Agreement, §17 A IV: „We acknowledge
that personal and collegial oversight (episkopè) is
embodied and exercised in our churches in a variety of forms,
episcopal and non-episcopal, as a visible sign of the Church’s
unity and continuity in apostolic life, mission and
ministry”.
4 Meissen Agreement, §17 B II: „to establish forms of
joint oversight so that our churches may regularly consult one
another on significant matters of faith and order, life and
work”.
5 Together in Mission and Ministry. The Porvoo Common
Statement with Essays on Church and Ministry in Northern
Europe, London 1993.
|83|
getuigen, te waarborgen. Om deze redenen kennen al onze kerken een bisschopsambt dat door iemand persoonlijk wordt bekleed en behartigd.6
In §34 wordt het probleem van het bisschopsambt helder omschreven:
Er is een oud en onopgelost probleem inzake het bisschopsambt en zijn relatie tot de apostolische successie. In de tijd van de Reformatie hebben al onze kerken voor de toenmalige bisschopszetels van de katholieke kerk bisschoppen gewijd (soms werd de term superintendent gebruikt als synoniem voor bisschop), waaruit hun intentie blijkt om het normale leven en de ambtelijke structuren van de Ene, Heilige, Katholieke en Apostolische Kerk voort te zetten. In sommige streken bleef de historische successie der bisschoppen intact via bisschopswijdingen door bisschoppen, terwijl elders in enkele gevallen bisschoppen of superintendenten werden gewijd door priesters, naar het voorbeeld, zo meende men toen, van gebruiken in de Vroege Kerk. Eén van de gevolgen daarvan was een gebrek aan eenheid tussen de ambten van onze kerken en dat hinderde ons gezamenlijk getuigenis en onze gemeenschappelijke zending en dienst. De breuk in de episcopale successie is in de desbetreffende kerken niettemin altijd samengegaan met de intentie en met beleidsmaatregelen om de apostolische continuïteit van de Kerk als een Kerk van het evangelie, gediend door een episcopaal ambt, veilig te stellen. De verdere traditie van deze kerken bewijst hun trouw aan de apostoliciteit van de Kerk. In de afgelopen honderd jaar hebben al onze kerken een groeiende behoefte gevoeld om dit moeilijke punt te boven te komen en gezamenlijk uitdrukking te geven aan hun voortgaande deelname aan het leven van de Ene, Heilige, Katholieke en Apostolische Kerk.7
6 The Porvoo Statement, §32 k: „Further, we
retain and employ the episcopal office as a sign of our
intention, under God, to ensure the continuity of the Church in
apostolic life and witness. For these reasons, all our churches
have a personally exercised episcopal office”. ‘Personally
exercised’ heeft vanaf de Limatekt de dubbele betekenis van
‘persoonsgebonden’ (en dus niet ‘ad hoc’ uitgeoefend), ‘aan één
persoon toevertrouwd’ (en dus niet aan een collectief of een
college als zodanig, ofschoon de collegialiteit juist wordt
benadrukt) en ‘op een persoonlijke manier uitgeoefend’ (en dus
niet zakelijk of ambtelijk, maar op een pastorale manier). Deze
polyvalentie van het begrip ‘personal’ werkt soms verwarrend in
de discussie, alsof een meer collegiale vorm van
episkopè — b.v. door een kerkeraad — minder
‘persoonlijk’ zou moeten zijn. Het gaat erom, dat er iemand
‘staat voor dit ambt’ met een duidelijk gezicht en een duidelijke
verantwoordelijkheid.
7 The Porvoo Statement, §34: „There is a long-standing
problem about episcopal ministry and its relation to succession.
At the time of the Reformation, all our churches ordained bishops
(sometimes the term superintendent was used as a synonym for
bishop) to the existing sees of the Catholic Church, indicating
their intention to continue the life and ministry of the One,
Holy, Catholic and Apostolic Church. In some of the territories
the historic succession of bishops was maintained by episcopal
ordination, whereas elsewhere on a few occasions bishops or
superintendents were consecrated by priests following what was
believed to be the precedent of the early Church. One consequence
of this was a lack of unity between the ministries of our
churches and thus a hindrance to our common witness, service and
mission. ➝
|84|
Binnen het raamwerk van de apostolische traditie situeert men dan het teken van de apostolische successie, zoals ook de Limatekst dat probeert te doen en stelt in § 42:
De verscheidenheid van Gods gaven heeft coördinatie nodig, zodat ze de hele Kerk en haar eenheid zullen verrijken. Deze diversiteit en de veelheid van taken die ter ondersteuning ervan nodig zijn, vraagt een ambt van coördinatie. Dit is het ambt van opzicht of toezicht, episkopè: een zorgdragen voor het leven van de hele gemeente, een herderlijke zorg voor de pastores en het geven van het waarachtig geestelijk voedsel aan Christus’ kudde, in overeenstemming met Christus’ opdracht door de eeuwen heen en in eenheid met christenen elders ter wereld. De behoefte aan episkopè (opzicht, toezicht) wordt in de hele kerk gevoeld en de getrouwe uitoefening ervan in het licht van het evangelie is van fundamenteel belang voor het kerkelijk leven.8
Onder de naam ministry of oversight of episcope wordt aldus een basis voor overeenstemming geschapen tussen anglicanen en lutheranen, die de noodzaak van dit ambt allereerst fundeert in de aard van het kerkverband: episcope is nodig als ambt van eenheid, om de vele gaven Gods en de vele taken te coördineren en de verspreide plaatselijke kerken bijeen te houden. Het is echter meer dan alleen een aanvaardbaar teken of symbool van de eenheid, het is uitdrukking van een geloofsintentie die helpt om evangelische kerk te blijven en die de continuïteit van de apostolische traditie dient. In feite heeft men daarbij, zij het soms met noodgrepen, zoals een presbyteriale successie, continuïteit nagestreefd ‘across the ages’ (§42 en 50). In §48 wordt daaraan toegevoegd, dat dit ambt ook dient voor het doorgeven van ambt en ambtelijk gezag,9 zoals §41 zegt, dat dit
➝ The interruption of the episcopal succession has,
nevertheless, in these particular churches always been
accompanied by the intention and by measures to secure the
apostolic continuity of the Church as Church of the gospel served
by an episcopal ministry. The subsequent tradition of these
churches demonstrates their faithfulness to the apostolic unity
of the Church. In the last one hundred years all our churches
have felt a growing need to overcome this difficulty and to give
common expression to their continuous participation in the life
of the One, Holy, Catholic and Apostolic Church”.
8 The Porvoo Statement §42: „The diversity of God’s
gifts requires their co-ordination so that they enrich the whole
Church and its unity. This diversity and the multiplicity of
tasks involved in serving it calls for a ministry of
co-ordination. This is the ministry of oversight,
episcope, a caring for the life of a whole community, a
pastoring of the pastors and a true feeding of Christ’s flock, in
accordance with Christ’s command across the ages and in unity
with Christians in other places. Episcope (oversight) is
a requirement of the whole Church and its faithful exercise in
the light of the gospel is of fundamental importance to its
life”.
9 The Porvoo Statement, §48: „(…) it transmits
ministerial office and its authority”.
|85|
doorgeven van het apostolisch ambt een gave Gods is en een „mission from Christ”: „Om de Kerk geestelijk te voeden, heeft God de apostolische ambtelijke dienst gegeven, door onze Heer ingesteld en doorgegeven door de apostelen”.10 De bisschopswijding wordt een effective sign (een effectief teken) genoemd (§48), dat zowel het gave- als het opgave-karakter van het kerkelijk ambt benadrukt. De term sacrament wordt echter niet gebruikt.
Van dit ambt van episkopè wordt vervolgens gezegd, zoals in de Limatekst en in het Meissen-rapport, dat het personal, collegial and communal dimension (persoonlijke, collegiale en gemeentelijke dimensies) heeft (§44). Het is een ambt, dat aan concrete personen wordt toevertrouwd door handoplegging en gebed, zodat in hen de aanwezigheid van Christus onder zijn volk gestalte kan krijgen. Aldus ontstaat er ook een persoonlijke verantwoordelijkheid voor de trouw aan de apostolische traditie:
De uiteindelijke grond van de trouw van de Kerk, in continuïteit met de apostelen, is de belofte van de Heer en de aanwezigheid van de Heilige Geest, werkend in de hele Kerk. De continuïteit van het ambt van opzicht en toezicht moet worden begrepen binnen de continuïteit van het apostolisch leven en de apostolische zending van de hele Kerk. De apostolische successie in het bisschopsambt is een zichtbare en persoonlijke manier om de apostoliciteit van de hele kerk geconcentreerd in het licht te stellen.11
Maar als ambt van de eenheid vraagt het ook collegiale samenwerking en voortdurende samenspraak met de kerk als geheel, die immers de draagster is van de ontdekking van God’s wil en de leiding van de Geest en van de continuïteit in de apostolische traditie (§46) en niet de bisschoppen alleen. Dit vraagt een synodaal bestuur van de kerk. Op deze basis erkennen anglicaanse en lutherse kerken elkaar als zusterkerken (foreword, §6, 56) en als staand in continuïteit met de kerk van de apostelen (§56-57). Dit houdt in, dat men niemand opnieuw zal wijden, dat men elkaars bisschoppen uitnodigt om deel te nemen aan de wijding van nieuwe bisschoppen en dat men besluit tot collegiaal en concilair
10 The Porvoo Statement, §41: „To nourish the
Church, God has given the apostolic ministry, instituted by our
Lord and transmitted through the apostles”.
11 The Porvoo Statement, § 44: „The ultimate ground of
the fidelity of the Church, in continuity with the apostles, is
the promise of the Lord and the presence of the Holy Spirit at
work in the whole Church. The continuity of the ministry of
oversight is to be understood within the continuity of the
apostolic life and mission of the whole Church.
Apostolic succession in the episcopal office is a visible and
personal way of focussing the apostolicity of the whole
Church”.
|86|
beraad over belangrijke kwesties van geloof en kerkorde, van christelijk leven en christelijke inzet voor de samenleving (§58, b V, VI, VIII en IX).
Het Porvoo Common Statement is nog niet door alle betrokken kerken aanvaard. Het stuit met name in Denemarken op grote problemen. Ook binnen de Lutherse Wereldbond zijn er vragen gerezen. Toch is het, naast de overeenstemming over het bisschopsambt tussen rooms-katholieken, orthodoxen en oud-katholieken, het meest vergaande oecumenische akkoord omtrent het bisschopsambt en een mogelijk model voor verdere samenwerking en eenheid van episcopale en niet-episcopale kerken.
Waar de Limatekt nog slechts sprak van persoonlijke, collegiale
en communale dimensies van de ambtsuitoefening (§26 (…)
should be exercised…), daar legt het Porvoo
Statement onder deze dimensies een ecclesiologisch
fundament. De bedoeling van de Limatekst was om daarmee het goed
recht van verschillende kerkordelijke systemen — het episcopale,
het presbyteriale en het congregationele ‘system of government‘ —
een ‘passende plaats’ te geven in de kerkorde van de Una Sancta
(zie commentary bij §26 en §27). Tot meer dan een opsomming van
elementen voor een dergelijke invulling kwam de Limatekst niet.
Het Porvoo Statement tracht de collegiale en communale
dimensies van de kerkorde direct te verbinden met de functie van
episkopè. Vanuit de positie van de kerken die het
historisch episcopaat kennen is dat winst in twee
opzichten:
— zij hebben altijd al de
ecclesiologische noodzaak van het bisschopsambt verdedigd en
daarin krijgen zij bijval uit althans een deel van de kerken van
de Reformatie;
— de ecclesiologische
argumenten waarmee de noodzaak van het bisschopsambt werd
verdedigd — mandaat van Christus (de jure divino), Christusrepresentatie, apostolische
opvolging, historische continuïteit, hiërarchische ‘volheid van
het sacrament’ en vooral de helderheid van de gezagsverhoudingen
of jurisdictie — worden stevig herijkt.
Alle nadruk ligt immers op het kerkverband, de communio en coördinatie van de plaatselijke kerken, het bisschopsambt als ambt van de eenheid. Het element van historische continuïteit wordt eerder gezien als een gevolg van de trouw aan de traditie, dan als de voorwaarde of oorzaak daarvan en het argument van Christusrepresentatie de jure divino wordt van zijn al te historische uitleg — de fameuze pipeline- of estafette-theorie van een van hand tot hand doorgegeven mandaat van Christuswege
|87|
— ontdaan. Vanuit de positie van de kerken die een
presbyteriale kerkorde kennen is dit document eveneens
winst, in twee opzichten:
— De functie van
episkopè wordt niet exclusief aan het hebben van
een bisschoppelijke kerkorde opgehangen, de continuïteit in de
apostolische traditie aan niet-episcopale kerken niet ontzegd en
met name ook de presbyteriale successie als een, weliswaar
uitzonderlijke, maar toch mogelijke vorm daarvan
erkend;
— De ecclesiologische angst
voor centralisme en onderlinge overheersing, die het verzet tegen
de episcopale kerkorde heeft gevoed, wordt weggenomen door de
nadruk op de collegiale en communale en met name ook de synodale
vormen van de episkopè.
Moeilijker wordt het voor de zuiver congregationele
kerkorden. Alle ambtsuitoefening wordt daar herleid tot een
mandaat of delegatie van onderop, vanuit de plaatselijke
gemeente. Die tendens is wereldwijd versterkt door het algemene
democratische bewustzijn en het denken in termen van
communicatie, overleg en consensusvorming. Toch is het Porvoo
Statement ook winst voor dit type denken, in tweeërlei
opzicht:
— De episkopè, zoals hier geschetst, is volstrekt open
voor alle communale en democratische vormen van gezag en leiding,
maar geeft tegelijkertijd aan, dat de basis van de
geloofsinstemming elders ligt: de aanvaarding van Gods gave van
het evangelie in Christus;
— De concentratie op de
coördinerende taak van de bisschop in een ambt van de eenheid,
maakt pas waarachtige solidariteit op regionaal en mondiaal
niveau mogelijk, die de versnippering en de kerktoren-politiek
als gevolg van de autonomie van de lokale gemeenten
tegengaat.
Ik sluit af met een meer persoonlijk perspectief. Met name tijdens de gesprekken die hebben geleid tot de Limatekst en bij de discussies binnen Faith and Order over de basiselementen voor een oecumenische kerkvisie is duidelijk geworden, dat de katholieke kerken van Oost en West, alsook de Anglicana hun bisschoppelijke kerkstructuur als zeer wezenlijk beschouwen voor getuigenis, dienst en eenheid van hun kerken en als een door de Geest van God aan de kerk gegeven gave, die teruggaat tot op de zendingsvolmacht of exousia van Jezus als de Verrezene en als de Mensenzoon die komt op de wolken. In dit pneumatologische karakter van de ambtelijke bediening en zijn eschatologische dimensies — het toevertrouwde onderpand trouw bewaren tot de oordeelsdag — bestaat ook de sacramentele tekenwaarde van het ambt en de volheid daarvan die in het
|88|
bisschopsambt tot gelding komt. Dit alles wordt als onopgeefbaar beschouwd, al is men bereid over organisatie, keuze, bestuursvormen, pastorale strategieën en persoonlijke attitudes van de bisschoppen na te denken en zich door de kritiek van de niet-episcopale kerken te laten gezeggen.
Tegelijk is gebleken, dat de kerken die de episcopale kerkvorm hebben verlaten of deze nooit hebben gekend, weinig oog hebben voor dit type ‘Geest-ervaring’ en voor het ‘sacramentele’ karakter daarvan. Ze zien vooral de historisch bepaalde vormen ervan, het protocol en ceremonieel van hoogwaardigheidsbekleders, de pompa van mijter en staf en de hiërarchische verhoudingen in de kerk die ermee gepaard gaan, alsook de uitsluiting van vrouwen die samenhangt met de sacrale en sacerdotale hogepriesterlijke symboliek van het episcopale ambt. Ze hechten aan de opbouw van de kerk van onderop, vanuit de lokale gemeenten en aan het synodale beraad van alle kerkelijke geledingen, mannen en vrouwen, theologen en andere deskundigen uit het volk van God, geletterden en minder geletterden. Juist die beweging van onderop schrijven zij toe aan de werking van Gods Geest. Hun afscheid van het historische episcopaat, ofschoon aanvankelijk niet als definitief afscheid bedoeld, is voor de kerken van het presbyteriale en congregationele type zelf ook met theologische theorievorming belast geraakt, zodat weerstand tegen de bisschop ook welhaast tot geloofsbelijdenis wordt versterkt. Zelf het gesprek over de mogelijke herinvoering van een bisschopsambt of andere vormen van episkopè wordt dan met een taboe belast.
Deze theoriegeladen tegenstellingen betreffen ten diepste echter niet de bijbelse diepte van Gods episkopè en het voor de kerk van Christus wezenlijke wachtersambt. De toekomstige eenheid van de kerken zal mijns inziens niet zonder een goed geordende episkopè tot stand kunnen komen. De invulling van dit taak is echter niet aan de thans bekende vormen van episcopaat gebonden, noch wordt ze alleen door bisschoppen vervuld. Het uitzien naar de dag van Gods genade (Lc. 19, 44) en Gods oordeel, de diepste kern van het bijbelse beeldwoord episkopè, wordt gediend door velerlei vormen van profetisch dienstbetoon aan de zaak van God, het Rijk van God.
Bisschoppen in de episcopale kerken zouden weer sterker de geestelijke supervisoren van het kerkelijk leven der lokale geloofsgemeenschappen moeten worden en minder bestuurders, managers, administrateurs en rechters. Zij zouden, als Willibrord, weldoende moeten rondgaan, de boze geesten uitdrijven, waterputten slaan voor het zuivere bronwater van het leven, broeder- en zustergemeenschappen en allerlei bewegingen van christenen bezoeken en bemoedigen, de plaatselijke kerken
|89|
sterken in hun geloof, kortom peregrinari pro Christo, in nomine Dei feliciter: pelgrimeren voor Christus, vol vreugde in de naam van God. Hun keuze zou weer de zaak moeten worden van de lokale kerken, kun wijding de zaak van het hele presbyterium. Hun beleid zou synodaal en collegiaal gestalte moeten krijgen in samenspraak met alle geledingen van de kerk. Hun gezamenlijke verantwoordelijkheid voor het wel en wee van de universele kerk en voor de eenheid der kerken zou beter uit de verf moeten komen en niet onder centralistisch bestuur van patriarchen of primaten bedolven mogen raken. Dat alles is nog een lange weg te gaan in vele kerken, waaronder die van Rome, Byzantium en Moskou. Maar er zijn ook voorbeelden dat het anders kan, zoals in de Oud-Katholieke kerken van de Unie van Utrecht en de Anglicana. De belangrijkste oecumenische opgave is de bovengenoemde krachtlijnen door te trekken en de inhoud van de bijbelse gave en opdracht van episkopè te laten zegevieren boven historisch gegroeide conventies en jurisdictie-afspraken.
Presbyters en presbyteria, classicale vergaderingen en synoden in de presbyteriale kerken zouden weer oog moeten krijgen voor de gemeente-overstijgende opdracht van de kerk als wereldwijde gemeenschap en voor het persoonlijke karakter van elk gezagvol getuigenis in de geseculariseerde cultuur van het Westen, zoals de betere bisschoppen van onze dagen dat uitdragen, soms met risico van eigen leven en welzijn. Nu de kerken die erfenis van Luther uitdragen opnieuw lijken te gaan kiezen voor een opwaardering van het bisschopsambt, kan de vraag bij de kerken die het erfgoed van Calvijn bewaren niet onder tafel worden geschoven. In de kerken van de beide Wesley’s — het Methodisme — staat de vraag al enkele jaren op de agenda. In de z.g. African Instituted Churches is de plaats van de leiders volop in discussie. In de meer congregationalistisch geordende kerken groeit her en der de aandacht voor de apostolische oorsprong en de missionaire en representatieve functies van het kerkelijk ambt, dat meer is dan delegatie van onderop en administratie voor de goede orde. Het wordt tijd omwille van de ene episkopè het rondetafelgesprek over een werkbaar en heilzaam bisschopsambt open en zonder taboes aan te gaan.