B20.1 Een predikant wordt ontheven van zijn ambt wanneer binnen twee jaar na een losmaking geen verbintenis met een andere kerk tot stand komt.
B20.2 Een predikant wordt ontheven van zijn ambt wanneer hij als gevolg van ziekte of ongeval blijvend verhinderd is het predikantschap te vervullen, maar wel andere passende arbeid kan verrichten.
B20.3 In andere gevallen kan slechts wegens gewichtige redenen ontheffing plaats vinden.
B20.4 De kerkenraad beslist over een ontheffing. Dit besluit behoeft de goedkeuring van de classis.