Algemene overgangsbepalingen.

C. Overgang van functies.

Per 30 April 1951 eindigt het mandaat van allen, die krachtens enig kerkelijk reglement of daarop steunende regeling of bepaling
a. als primus, secundus of tertius naar een meerdere ambtelijke vergadering zijn afgevaardigd;
b. als primus, secundus of tertius zitting hebben in enig kerkelijk bestuur boven de kerkeraad;
c. zitting hebben als lid of plaatsvervangend lid in enige vaste of tijdelijke commissie uit of van zulk een kerkelijk bestuur;
d. zitting hebben als lid of plaatsvervangend lid in een orgaan van bijstand, curatorium, commissie van toezicht, college van deputaten of gedelegeerden of enig ander orgaan van dien aard van een kerkeraad, een kerkelijk bestuur of een meerdere
vergadering;
e. zitting hebben als lid of plaatsvervangend lid in andere, bij kerkelijk reglement geregelde, kerkelijke lichamen, met uitzondering van de kerkeraad.