I. De classicale vergaderingen.
De kerkeraden benoemen naar de indeling, bedoeld in art. 32 van
ordinantie 1, vóór 7 Februari 1951 als afgevaardigden ter
classicale vergadering
a. de predikant(en) voor gewone en bijzondere werkzaamheden;
b. nevens elk dezer predikanten een ouderling, een kerkvoogd of
een diaken, met voor deze een secundus en een tertius, naar de
regeling opgenomen in overgangsbepaling no. 62.