I. Het gesprek met Israël.
1. De organen voor het gesprek met Israël.
2. De raad voor de verhouding van Kerk en Israël.
3. Predikanten en evangelisten.
4. De financiën
II. Het werk der zending.
5. De organen voor de zending.
6. De zendingsarbeid der gemeente.
7. De classicale zendingscommissies.
8. De raad voor de zending.
9. Instituten voor de zending.
10. De band tussen gemeente en bepaalde delen van het
zendingswerk.
11. Vorming van zelfstandige gemeenten en Kerken.
12. Zendingsarbeiders.
13. Zendingspredikanten.
14. Vicarissen in de zendingsarbeid.
15. Bedieningen in de zendingsarbeid.
16. Kerkelijke staat van de zendingsarbeiders.
17. Bezoldiging.
18. De financiën der zending.
III. De arbeid ter kerstening.
A. Het getuigenis tegenover overheid en volk.
19. Het getuigenis der Kerk.
20. De raad voor de zaken van Kerk en overheid.
21. De gedeputeerde bij de overheid.
B. De kerstening van de samenleving.
22. De raad voor de zaken van Kerk en samenleving.
C. De verbreiding van het Evangelie onder hen, die daarvan
zijn vervreemd.
23. De organen voor de arbied ter verbreiding van het
Evangelie.
24. De raad voor de arbeid der verbreiding van het Evangelie.
25. Scholing en opleiding voor de arbeid onder hen, die van het
Evangelie zijn vervreemd.
26. Predikant-evangelisten.
27. Evangelisten.
28. De benoeming tot evangelist.
29. Bezoldiging.
30. De financiën.
D. Instituten voor de arbeid ter kerstening.
31. Instituten voor de arbeid ter kerstening.
32. Het instituut „Kerk en wereld”.
33. De leiding van het instituut „Kerk en wereld”.
E. Voortgaande reformatie van het volksleven.
34. Het apostolaat ten aanzien van het rooms-katholicisme.
35. Voorlichting en bijstand.