I. De classicale vergaderingen.
De classicale vergadering wijst in haar vergadering van 14
Februari 1951 aan
a. de afgevaardigden ter provinciale kerkvergadering met hunne
secundi en tertii, naar een der roosters, opgenomen in de
overgangsbepalingen no. 73-78;
b. de afgevaardigde ter generale synode, met diens secundus en
tertius, naar de rooster opgenomen in overgangsbepaling no.
89;
c. de leden van de bij ordinantie aangegeven vaste classicale
commissies, zijnde
1e. de classicale zendingscommissie (4-7-1)
2e. de classicale commissie voor het jeugdwerk (5-2-1)
3e. de commissie voor het opzicht (11-5-3);
d. twee visitatoren-provinciaal (11-2-3).