I. Het diaconaat.
1. Het diaconaat.
2. De gemeenteleden en het diaconaat.
3. Het beleid van de diakenen.
4. Diakenen met een bepaalde opdracht of voor bijzondere
werkzaamheden.
5. Diaconale bedieningen.
6. Gezinsverzorgsters.
7. Diaconale commissies van bijstand.
II. Het college van diakenen.
8. Het college van diakenen.
9. Het college van diakenen in een centrale gemeente.
10. De verdeling van de diaconale werkzaamheden in centrale
gemeenten.
III. De diaconie.
11. De diaconie.
12. Bestuur.
13. Vertegenwoordiging.
14. De diaconie in centrale gemeenten.
IV. Diaconale instellingen.
15. Locale diaconale instellingen.
16. Regionale diaconale organen en instellingen.
V. Diaconale gelden en goederen.
17. Het beheer van de diaconale gelden en goederen.
18. Afzonderelijke kassen, fondsen en rechtspersonen.
19. Schenkingen, erfstellingen en legaten.
20. Bijdragen aan andere instellingen.
21. De begroting.
22. De rekening.
VI. De bredere diaconale organen.
23. De provinciale diaconale commissie.
24. De algemene diaconale raad.
25. De taak van de bredere diaconale organen.
VII. Bijzondere diaconale raden en secties.
26. Bijzondere diaconale raden en secties.
27. De taak van de bijzondere raden.