E. Overgang van gelden en bezittingen.
Met de navolgende synodale fondsen en kassen
1. het fonds voor het hoger onderwijs,
2. het fonds voor noodlijdende kerken en personen,
3. het fonds voor een synodaal gebouw,
4. het fonds voor geestelijke behoeften,
5. het studiefonds,
6. het pensioenfonds van de algemene kas,
7. de fondsen voor Litauen, de Waldenzen en Assweiler,
8. de generale kas,
9. de algemene kas,
10. het collecteplan,
11. de kas tot behartiging van de godsdienstige belangen van de
Hervormde Nederlanders in het buitenland,
12. de kas der synodale gezangenbundels,
13. het fonds ter verbetering der schraalste
predikantstraktementen
wordt gehandeld als hierna in de overgangsbepalingen no. 30-38 is
aangegeven.