E. Overgang van gelden en bezittingen.
Voorzover bij overgangsbepaling voor bepaalde gevallen geen afwijkende regeling is gesteld, sluit de penningmeester of wie anders belast is met de zorg voor de financiën van op 30 April 1951 bestaande kerkelijke lichamen, op die datum de kas af en draagt hij deze met de daarbij behorende administratie, bescheiden, kasmiddelen en andere geldswaarden over aan de penningmeester of verzorger van de financiën van het lichaam dat die arbeid per 1 Mei 1951 voortzet of overneemt en van die datum af de nog lopende rechten en verplichtingen over 1951 overneemt, terwijl door de betrokkenen tevens wordt zorg gedragen, dat de rekening 1950 op 30 April 1951 zo mogelijk is gedaan, of anders mede in de overdracht begrepen wordt.