21. Omgaan met verschillen
1999
|158|
door Wubbo Scholte
Hoe gaan we om met verschillen in meningen en opvattingen binnen
de kerk? Er zijn allerlei onderwerpen die binnen de gereformeerde
kerken snel tot botsingen leiden. Botsingen waarbij de emoties
hoog kunnen oplopen. De discussie over openheid van
vrijgemaakt-gereformeerde organisaties was daar een voorbeeld
van. Ook de plaats van de vrouw in de kerk vormt zo’n beladen
onderwerp.
In dit artikel zal ik stilstaan bij de vraag wat de achtergrond
hiervan is. Welke invloed hebben onze emoties op het verdere
verloop van het gesprek? Is er nog wel een gesprek mogelijk? Hoe
kunnen we er voor zorgen dat we met elkaar in gesprek blijven? Is
er nog plaats voor genormeerd spreken met elkaar of verzandt het
gesprek al snel in het toepassen van communicatieve trucs?
Ik zal vooral ingaan op de wijze waarop het gesprek gevoegd kan
worden. Hierbij kunnen we niet ontkomen aan het voortdurend
toetsen van onze eigen motieven en gevoelens.
“Ik vind dat ik gelijk heb en dat jouw standpunt verwerpelijk en
gevaarlijk is. Daarom zal ik alles in het werk stellen om dat te
bestrijden en ook alles wat in de richting van jouw standpunt
gaat bestrijd ik.”
“Ik hoor een standpunt dat ik nog niet ken en dat anders is dan
wat ik tot nu gehoord heb. Het maakt me onzeker. Het lijkt er op
dat de voor mij vertrouwde standpunten niet meer gelden of
ouderwets zijn geworden.”
“Wat fijn om te horen! Hier heb ik jaren naar uitgekeken.
Eindelijk mensen van wie de ogen ook open gaan en die de zaken op
een open manier
|159|
opnieuw durven te verwoorden, die hun traditionele ballast kritisch onder de loep durven te nemen.”
Drie verschillende reacties op een standpunt. Als iemand een
duidelijke mening vertelt dan reageren mensen daarop. Ze gaan
voor zichzelf na of ze dat standpunt kunnen accepteren of dat ze
het moeten verwerpen. Soms weten ze het niet, dan is er sprake
van een twijfelgebied.
Dit heeft te maken met het gegeven dat wij als mensen maar in
beperkte mate in staat zijn om ons open te stellen voor nieuwe
standpunten. Dat is op zich maar goed ook, want anders zouden we
in een wereld met zoveel verschillende ideeën onszelf niet meer
kunnen afschermen en zouden we geen eigen lijn in ons denken
kunnen vasthouden. Mensen nemen over het algemeen alleen
standpunten over die vallen binnen het bereik van hun eigen
denkkader. Als het andere standpunt daar te ver buiten ligt, dan
wordt het verworpen. Daarom konden, bijvoorbeeld, 600 jaar
geleden de mensen onmogelijk accepteren dat de wereld rond was.
Nu verschillen mensen in de mate waarin ze afwijkende standpunten
kunnen verdragen. Hoe belangrijker het onderwerp en hoe groter de
angst dat het loslaten van het eigen standpunt tot rampen zal
leiden, hoe minder verschil van mening getolereerd zal worden.
Vervolgens zal men proberen de persoon met een afwijkend
standpunt, van gedachten te laten veranderen. Als dat niet lukt,
dan zal men proberen om afstand te nemen.
We hebben dus met drie elementen te maken:
1. De belangrijkheid van het onderwerp
2. De beoordeling van de gevaren van het veranderen van
mening
3. De bestrijding van de afwijkende mening
Deze drie elementen zijn met elkaar verweven. Hoe belangrijker
het principe, hoe meer iemand gespitst is op een bedreiging
ervan. Hoe belangrijker, hoe groter de gevaren geacht worden van
het loslaten of overtreden van het eigen standpunt. En hoe groter
deze angst, hoe meer men ‘het kwaad’ met kracht zal
bestrijden.
Het gaat hier om de ‘range of tolerance’, de mate waarin
afwijkingen van het standpunt kunnen worden geaccepteerd. Hoe
groter het acceptatiegebied, hoe makkelijker afwijkende
standpunten geaccepteerd of geduld worden. Hoe kleiner het
acceptatiegebied, hoe sneller de alarmbellen gaan rinkelen. Als
mensen in gesprek met elkaar willen komen, dan moeten ze elkaar
aanspreken in het acceptatiegebied. Als iemand wil dat de ander
in zijn mening opschuift, dan moet hij met zijn standpunt in het
twijfelgebied van die ander gaan zitten. In dat twijfelgebied
gaat het om uitspraken en gedachten die niet helemaal het eigen
standpunt vertegenwoordigen, maar die ook niet direct verworpen
worden.
|160|
Om de grenzen van je eigen acceptatiegebied te ontdekken, zul je
moeten nagaan bij welke ideeën en opvattingen je begint te
steigeren: wanneer vind je een idee belachelijk. Meestal reageren
we in eerste instantie tamelijk primair en bedenken we pas in
tweede instantie onze argumenten voor het standpunt dat we
innemen.
De praktijk laat zien dat de wijze waarop de zender een mening
naar voren brengt en de mate waarin hij naar de ontvanger
luistert, van grote invloed zijn op het al dan niet geaccepteerd
worden van die mening door de ontvanger. Met andere woorden: de
manier waarop iets gebracht wordt en de mate waarin recht wordt
gedaan aan de mening van de ontvanger, bepalen voor een groot
deel de breedte van diens acceptatiegebied.
Daarnaast spelen nog allerlei andere zaken een rol, zoals de
autoriteit van de persoon die een standpunt naar voren brengt.
Hoe meer autoriteit die persoon heeft, hoe makkelijker zijn
standpunt wordt overgenomen.
Ook is het van belang welk zelfbeeld de ontvanger heeft. Iemand
die een laag zelfbeeld heeft zal eerder eenvoudige boodschappen
accepteren om daarmee zijn zelfbeeld te verhogen, maar hij zal
zich afsluiten voor complexe en verwarrende boodschappen. Deze
mensen zijn bijvoorbeeld moeilijk bereikbaar in een discussie
waar veel haken en ogen aan zitten en waarin niet direct een
eenvoudig antwoord gegeven kan worden.
|161|
Zodra er tussen mensen verschillen van mening zijn, ontstaan er
vaak groepen langs de lijnen van die verschillende meningen. Dit
effect wordt nog versterkt als deze groepen zich formeel gaan
organiseren, of bijvoorbeeld een eigen blad gaan uitgeven. De
partijen die dan ontstaan ontlenen hun bestaansrecht aan de
verschillen met de andere partij(en). Een kenmerkend gegeven is
daarbij het ontstaan van intergroepsconflicten. Vaak ontstaat er
een rivaliserende sfeer waarin groep A zich afzet tegen groep B
en waarbij de zwaarte van de gebruikte wapens geleidelijk aan
toeneemt. Gemeenschappelijke punten blijven onderbelicht en de
verschillen worden uitvergroot.
We raken hier aan een typisch trekje van de mens. Uit onderzoek
is gebleken dat als mensen willekeurig in twee groepen (A en B)
worden ingedeeld, ze meer overeenkomsten zien met hun eigen
groepsgenoten dan met de leden van de andere groep. Tegelijk zien
ze de andere groep meer als een homogene groep en hebben ze
minder oog voor de individuele verschillen in die andere groep.
De eigen groep wordt meer gedifferentieerd waargenomen. Voor
mensen buiten de eigen groep worden vaker stereotypen
gebruikt.
Verder blijkt dat mensen zich meer voelen aangetrokken tot leden
van de eigen groep waarin ze willekeurig geplaatst zijn. Dat
leidt als vanzelf tot competitie tussen beide groepen. Deze
competitie wordt pas overwonnen als er een gemeenschappelijk
belang is of als er een gemeenschappelijk gevaar is dat moet
worden bestreden.
De oorzaak van deze verschijnselen is waarschijnlijk gelegen in het feit dat het voor ons zelfvertrouwen nodig is, dat we het idee hebben ergens
|162|
bij te horen, terwijl we tegelijk van anderen willen verschillen. Zowel het onszelf in een groep plaatsen, als het afzetten van de eigen groep tegen een andere groep helpt ons bij het opbouwen van ons zelfvertrouwen en bij het verankeren van onze identiteit.
Maar binnen de eigen groep hebben mensen weer behoefte om
zichzelf te onderscheiden en hun eigen inbreng te hebben. Voor
groepsdiscussies heeft dit de nodige gevolgen. Kenmerkend voor
groepsdiscussies is dat de standpunten in de groep gaandeweg naar
uitersten neigen. Die worden ofwel steeds voorzichtiger (dat is
voorzichtiger dan de standpunten van de afzonderlijke deelnemers
voorafgaand aan de discussie), ofwel steeds extremer (extremer
dan voor de discussie). Omdat mensen zich ook binnen een groep
van elkaar willen onderscheiden, zullen ze zich bijvoorbeeld in
groepsdiscussies net even krachtiger manifesteren dan in een
gesprek onder vier ogen.
Als nu twee groepen elkaar bestrijden dan speelt gelijktijdig in
beide groepen dit zichzelf versterkende fenomeen. Dit
manifesteert zich vaak in het gegeven dat de ene groept steeds
‘conservatiever’ en de andere steeds ‘progressiever’ gaat
reageren. Ook dat zien we in de kerkelijke discussies regelmatig
gebeuren. Zo zou het bijvoorbeeld erg boeiend zijn om de
naoorlogse kerkgeschiedenis van de Gereformeerde Kerken
(synodaal) met betrekking tot het ontmantelen van het
schriftgezag eens vanuit dit gezichtspunt te bestuderen,
uitgaande van de vraag in hoeverre Kuitert, Wiersinga e.a. binnen
hun eigen ‘progressieve’ groep als het ware tegen elkaar zijn
gaan opbieden.
|163|
Deze groepsprocessen versterken de vooroordelen die strijdende
partijen van elkaar hebben. “Zie je wel ik had het al verwacht,
moet je eens kijken hoe fel hij schrijft. Dit laat echt zien dat
ze er op uit zijn om ons zwart te maken.”
Bij deze conflicten tussen groepen gaan vooroordelen steeds meer
een rol spelen. Dat wil zeggen dat personen beoordeeld worden,
puur op grond van het feit dat ze lid zijn van een bepaalde
groep. Waarbij de mening over die groep vaak weinig uitstaande
heeft met de werkelijkheid. We zagen dit eigenlijk al bij de
hiervoor beschreven groepsprocessen. Het is maar een kleine stap
van het bekijken van de leden van de andere groep in stereotypen,
naar het hanteren van vooroordelen jegens leden van die groep. Zo
zijn veel van onze gedachten over Marokkanen en Turken op
vooroordelen gebaseerd... Een ander voorbeeld uit ons kerkelijk
leven: “Deze predikant gaat de synodalen achterna, want hij stelt
vragen over de positie van de vrouw in de kerk. Hij is dus niet
meer trouw aan de belijdenis.”
Het vervelende van vooroordelen is dat ze moeilijk te bestrijden
zijn. Vooroordelen worden namelijk gevoed door selectief
waarnemen en vaak ook door onzekerheid en angst. Men sluit zich
af voor informatie die het vooroordeel tegenspreekt en heeft een
overgevoelige radar voor informatie die het vooroordeel
bevestigt.
Hoe onzekerder iemand is, hoe meer hij zich zal baseren op
vooroordelen, juist om zijn wereld duidelijk en overzichtelijk te
maken en om er greep op te houden. Angst laat vaak weinig ruimte
om genuanceerd naar de ander als persoon te kijken en om oog te
hebben voor wat hem of haar beweegt.
Op subtiele wijze kunnen vooroordelen worden gestimuleerd,
bijvoorbeeld door het standpunt van de tegenpartij eerst tot in
het extreme (‘ad absurdum’) door te voeren, en vervolgens de
ongeloofwaardigheid van dit standpunt ‘aan te tonen’.
Een andere mogelijkheid is om het standpunt van de andere partij
in een kwaad daglicht te stellen. Door bijvoorbeeld te
waarschuwen voor de slechte afloop als het gedachtegoed van de
ander wordt overgenomen: “Door deze gedachten koerst het
kerkschip op de klippen!” Of door direct maar de
belijdenisgetrouwheid van iemand ter discussie te stellen.
Dergelijke onheilspellende uitspraken appelleren aan de
angstgevoelens bij de medestanders en plaatsen de ander in de
verdachtenbank. Als dit soort opmerkingen maar vaak genoeg
gemaakt worden, verworden ze gemakkelijk tot vooroordelen over de
andere groep.
|164|
Vooroordelen spelen ook een rol als mensen zich onmachtig voelen
en het idee hebben dat er over hen beslist wordt zonder dat ze
daar vat op hebben. Vaak leidt dit gevoel van machteloosheid tot
verzet. Mensen gaan hun hakken in het zand zetten. Ze proberen
hun gevoel van eigenwaarde enigszins terug te krijgen door
besluitvorming te traineren of door zich eraan te onttrekken.
Deze reactie zien we in de kerk nogal eens optreden bij
veranderingen die van bovenaf, bijvoorbeeld door een synode of
door een deputaatschap van de synode, worden ingevoerd.
Om mensen actief bij veranderingen te betrekken is het vaak beter
om aan te sluiten bij ideeën en behoeften die er bij de mensen
aan de basis leven. Zo is het wellicht beter bij het invoeren van
nieuwe gezangen eerst in de eigen gemeente na te gaan wat er aan
ideeën en wensen leeft. Een dergelijke benadering leidt weliswaar
tot de nodige verschillen tussen de gemeenten onderling, maar
doet daarin ook meer recht aan de verschillen in aard en beleving
die er nu eenmaal zijn en die door centrale regelgeving
onderdrukt lijken te worden.
Ook in de discussie rond de positie van de vrouw in de kerk
moeten we oppassen voor het van bovenaf opleggen van opvattingen
of veranderingen, zonder dat de gemeenteleden daarover hebben
kunnen meedenken en meepraten. Anders lopen we het risico dat
mensen afhaken, ongeacht de mening die ze over het onderwerp
hebben.
Het lastige van veel controversiële zaken is dat de Bijbel
daarover geen simpele en eenduidige antwoorden geeft. Veel zaken
die onderwerp zijn van discussie hebben ooit een eigentijdse
invulling gekregen. In de loop der tijden kan die invulling dus
ook weer veranderen. Het probleem is dat de eigen inkleuring van
een regel en de regel zelf vaak met elkaar worden vereenzelvigd.
In de ethiek bijvoorbeeld is het gebruikelijk dat vaste
grondregels worden toegepast op wisselende situaties, maar dat
ook gelet wordt op de actuele bepaaldheid van de grondregels.
Denk maar aan zaken als de slavernij en het uithuwelijken van
dochters en aan wat hierover in de Bijbel wordt gezegd. Door de
veranderingen in de cultuur zijn geleidelijk andere verhoudingen
ontstaan en zijn we dus ook anders gaan aankijken tegen de
bijbelse gegevens hierover.
Ook blijkt het aak erg moeilijk om onze regels en uitwerkingen
van Gods geboden zo maar over te plaatsen naar zendingsgebieden,
die hun eigen geschiedenis en cultuur hebben.
Het is dus nodig om bij verschil van mening na te gaan wat de
eigenlijke grondregel is die in het geding is. Om vervolgens te
proberen vast te stellen
|165|
welke tijdgebonden en cultureel bepaalde inkleuring dit principe heeft gekregen.
Maar de vele dynamische groepsprocessen zorgen er nogal eens voor
dat de discussies oververhit raken, waardoor mensen gemakkelijk
beschadigd raken. Mensen die gekwetst worden, worden vaak boos.
Sommigen nemen zich voor om het de ander betaald te zetten. Ze
zetten bijvoorbeeld een pittige reactie op papier, waarin
zonneklaar wordt gemaakt dat de ander absurde en belachelijke
consequenties heeft getrokken en dat diens eigen standpunten en
ideeën een schoolvoorbeeld zijn van een bekrompen manier van
denken.
Anderen die gekwetst zijn gaan mokken en trekken zich terug. Ze
verzuren en gaan in hun directe omgeving een onaangename geur
verspreiden. Ze kunnen soms na jaren nog lelijk blijven praten
over het hun aangedane onrecht.
In Romeinen 14 geeft Paulus aan hoe er met verschillen in de
gemeente omgegaan zou moeten worden. Paulus roept de Romeinen op
om bij allerlei verschillen van inzicht over zaken als feestdagen
en vasten elkaar geen aanstoot te geven en elkaar niet te
veroordelen.
We moeten juist gericht zijn op de opbouw van onze naasten en hun
gevoeligheden ontzien. Liefde in de kerk betekent ook het omarmen
van die broeders en zusters waar ik het niet mee eens ben. Dan
vraagt het grote zelfdiscipline om een discussie te starten. Het
vraagt ook veel zelfbeheersing in het reageren op degenen waar ik
het niet mee eens ben. Het vraagt veel gebed en vrienden om me
heen om mezelf te beheersen op het moment dat mijn persoonlijke
integriteit door de discussie in het geding is gekomen.
Het is goed voor onszelf vast te stellen welke groeps- en
intergroepsdynamieken een rol spelen of hebben gespeeld bij het
innemen van een standpunt. Probeert u maar eens een uur lang het
standpunt van de andere partij te verdedigen. Kijk daarna of u
dat standpunt recht hebt gedaan en of u hebt aangevoeld wat die
anderen in hun standpunt gemotiveerd heeft.
Het vraagt persoonlijke groei en openheid tegenover degene met
wie we van mening verschillen, om er achter te komen in hoeverre
we in ons standpunt door vooroordelen zijn beïnvloed. Als we de
neiging hebben om een controversieel standpunt in te nemen,
moeten we bij onszelf nagaan waarom we dit willen doen en
bedenken dat er vaak meerdere motieven tegelijk kunnen
spelen.
Met name over deze vorm van zelfkennis binnen onze kerken maak ik
me de nodige zorgen. Want om zo onszelf te leren kennen is een
veilig klimaat nodig, waarin we niet bang hoeven te zijn dat we
afgemaakt worden als we
|166|
hardop uitspreken wat er in ons leeft. En een klimaat waarin we oog hebben voor elkaar en waarin mensen elkaar hun plek gunnen, prikkelt minder tot het innemen van een opvallend en oppositioneel standpunt.
C. Keers/H. Wilke/P.O. Kampschuur, Oriëntatie in de sociale
psychologie, Alphen a/d Rijn 1981.
S. Taylor/L.A. Peplau/D.O. Sears, Social psychology, New
York 1997.
Wubbo Scholte is als psycholoog/psychotherapeut onder andere werkzaam in een eigen adviesbureau en therapiepraktijk te Amersfoort.
|167|