14. De vrouw in de ‘vergadering der gelovigen’
1999
|119|
door Corine Vollbehr
Wie wil begrijpen hoe Eskimo’s zich kleden, zal eerst iets moeten weten over het klimaat op de Noordpool. Nu zijn gelovigen in de vergadering geen Eskimo’s en nog minder is het in de vergadering zo kil als op de Noordpool. Maar voor we na kunnen denken over de rol en de positie van de vrouw in de vergadering van gelovigen, moeten we eerst iets meer weten over de manier van samenkomen, want het gaat er in een dienst op zondag heel anders toe dan in menige kerk of gemeente. Dan zal duidelijk worden dat ook het nadenken over de rol van de vrouw in de diensten ingekleurd wordt door de manier van samenkomen.
In de meeste vergaderingen zijn er wekelijks drie samenkomsten met elk een heel eigen karakter, namelijk een eredienst met het avondmaal, een woordverkondiging en een bidstond. Dit is ontleend aan de tekst in Handelingen 2: 42: “En zij bleven volharden bij het onderwijs der apostelen en de gemeenschap, het breken van het brood en de gebeden.”
Bij al deze dienten staat van tevoren niet vast wie het woord zal voeren of waar het over zal gaan. Dat maakt de Heilige Geest op moment zelf wel duidelijk. Daarbij is het zo dat in principe elke broeder zijn inbreng mag hebben. 1 Korintiërs 14: 26 ligt hieraan ten grondslag, waar staat: “Telkens als gij samenkomt heeft ieder iets: een psalm of een lering of een openbaring of een tong of een uitlegging; dat alles moet tot stichting geschieden.” En op basis van 1 Korintiërs 14: 34 zwijgen de vrouwen in deze
|120|
samenkomsten: “zoals in alle gemeenten der heiligen moeten de vrouwen in de gemeente zwijgen.”
De eredienst op zondagmorgen is een aaneenschakeling van lofliederen die opgegeven worden, gebeden die uitgesproken worden en schriftplaatsen die worden voorgelezen. En daarbij verkondigen we de dood van de Heer, totdat Hij komt (1 Kor. 11: 24-26) door het avondmaal te vieren.
In de tweede dienst (op zondagmiddag of meteen achter de eerste dienst aan) wordt het Woord verkondigd. We bidden dan om de leiding van de Geest, zodat Hij de broeder(s) zal aanwijzen die moeten spreken. Vaak zijn er een tot drie broeders die een preek houden over een schriftgedeelte (1 Kor. 14: 29). Hoewel ook dit niet van tevoren vaststaat, wil dat niet zeggen dat het totaal onvoorbereid is. Deze manier van samenkomen legt op alle broeders een grote verantwoordelijkheid om door de week met het Woord bezig te zijn.
Op de bidstond, vaak op een doordeweekse avond, worden voorbeden gedaan voor alle zorgen, voor zieken, voor de evangelieverkondiging, enzovoort. Ook hier spreken alleen de broeders gebeden uit.
Omdat de hele manier van samenkomen anders is, is ook de inrichting van de vergaderzaal anders. In een kerk zijn alle stoelen in rijen gerangschikt in de richting van de preekstoel of het podium. In veel vergaderingen zitten we in een U-vorm rond de avondmaalstafel. Er is in de vergadering immers geen vaste voorganger of predikant die de dienst leidt, preekt, de schriftlezing doet en de gebeden uitspreekt. Dat alles wordt gedaan door ‘gewone’ gemeenteleden. Zij kunnen eenvoudigweg gaan staan en een gebed uitspreken of een lied opgeven. Hierdoor is er in de vergadering veel ruimte voor persoonlijke inbreng; alle broeders mogen hun lof en dank uitspreken, zodat we met al deze veelkleurigheid van individuen kunnen vatten hoe groot de breedte, hoogte, lengte en diepte is van de liefde van Christus (Ef. 3: 18).
Het feit dat vrouwen zwijgen in de gemeente wordt daarom in de vergadering anders beleefd dan in de kerk. Aan de ene kant is het ‘gemakkelijker’ om te zwijgen, omdat tijdens de dienst al verschillende mensen het woord voeren en het dus veel gevarieerder is dan wanneer één persoon dat doet. Aan de andere kant is het soms ‘moeilijker’ om te zwijgen, omdat de drempel om iets in te brengen in de dienst veel lager is: er is geen vaste liturgie en geen voorganger die alles bepaalt. Maar als er een loflied in iemand opkomt, dan mag een zuster het niet opgeven en een broeder wel.
|121|
De vrouwen zwijgen in de samenkomsten, al zingen ze de opgegeven liederen uiteraard wel mee. De vrouwen geven geen liederen op, spreken geen gebeden uit en preken niet. De grote vraag of vrouwen tot het ambt mogen worden toegelaten is in de vergadering niet aan de orde, omdat we in die zin geen ambten kennen.
Vrouwen werken wel actief en hardop mee in het kinderwerk, participeren naast hun echtgenoot vaak in het tienerwerk, zijn betrokken bij allerlei vrouwenwerk en bij bijbelkringen. Maar dit werk valt altijd buiten de gemeentelijke samenkomsten.
Zoals in veel orthodoxe kerken is er ook in de vergadering een bezinningsproces op gang gekomen, waarin allerlei gewoonten en oude waarheden opnieuw doordacht worden. Vast staat dat we de Bijbel alle gezag willen geven en ook in alle opzichten serieus en getrouw willen volgen. Toch rijzen er vragen over de bedoeling van de teksten die gaan over het zwijgen van vrouwen. Wat wordt er bedoeld met zwijgen in 1 Korintiërs 14: 34? Helemaal je mond dicht houden of iets anders? Vrouwen zingen tenslotte wel hardop mee. Volgens 1 Timoteüs 2: 12 mag een vrouw geen onderricht geven en gezag over de man hebben. Dus het houden van een preek en het geven van bijbeluitleg is een vrouw niet toegestaan. Maar een gebed uitspreken of een lied opgeven, valt dat nu ook onder het spreekverbod voor vrouwen of zijn dit uitingen die wel geoorloofd zijn binnen de grenzen die de Schrift stelt? Waar liggen die grenzen eigenlijk?
In hoeverre zijn de voorschriften uit de Bijbel bedoeld voor die tijd? De vrouwen hebben tegenwoordig dezelfde ontwikkelingskansen en mogelijkheden voor scholing als mannen. Heeft deze ontwikkeling nog invloed op de uitleg van de teksten over de rol van de vrouw?
Vanuit mijn synodaal-gereformeerde achtergrond ervaar ik het als een groot voorrecht in de vergadering te zijn. Juist de mogelijkheid die er in principe is voor elke broeder om iets te verwoorden vanuit zijn eigen relatie met de Heer, kan een grote verscheidenheid aan uitingen geven. Meer gevoelige broeders kunnen hun emoties verwoorden, meer rationele broeders kunnen hun gedachten helder uiteenzetten. Elk lid kan op zijn eigen wijze
|122|
zijn talenten gebruiken om de gemeente op te bouwen (naar Ef. 4: 16). Elkaar aanvullen in het uiten van lof en eer maakt de grootheid van Christus meer openbaar.
Aan de andere kant valt het soms tegen hoe er in de praktijk wordt omgegaan met dit rijke uitgangspunt. Er zijn broeders die zich nooit laten horen en er zijn broeders die zich heel vaak en veel laten horen. En ook zonder liturgie kunnen bepaalde volgorden verworden tot vaste gewoontes, waardoor de oorspronkelijke ruimte voor spontaniteit verdwijnt. Door deze praktische beperkingen, maar ook als er zware stiltes vallen, is het voor een vrouw soms moeilijk te zwijgen, met name als je denkt een goede bijdrage te hebben voor de samenkomst. Niet het uitgangspunt geeft de meeste problemen, maar de praktijk, dat wil zeggen de manier waarop dit uitgangspunt in de samenkomsten gerealiseerd wordt.
Daarnaast zit ook ik in een bezinningsproces en vraag ik me af of de regels die tot nu toe gehanteerd worden, de enige juiste uitleg van de betreffende bijbelgedeelten vormen. Het zou echt zonde zijn als bepaalde talenten en gaven van vrouwen niet tot hun recht zouden komen in de gemeente doordat een beperkte schriftuitleg dat in de weg staat. Nu wil ik niet vanuit een feministische invalshoek allerlei bestaande normen zomaar overboord gooien, maar ik wil wel graag samen met andere gemeenteleden oprecht zoeken naar de wil van God voor ieder van ons persoonlijk en voor ons allen samen. Het is mijn gebed dat God tot zijn doel kan komen met een ieder van ons, mannen én vrouwen, ook in de samenkomsten.
Corine Vollbehr gaat naar de vergadering van gelovigen in Amersfoort.