Verkerk, M.J.

8. Over zondeval en vernieuwing

1999

|61|

8. Over zondeval en vernieuwing

door Maarten Verkerk

 

 

1 Inleiding

Hoe bezinnen we ons op de plaats van de vrouw in de gemeente? In de discussie over deze vraag wordt vaak de nadruk gelegd op de gegevens van het Nieuwe Testament. De teksten over de opbouw van de gemeente, over de ambten en over de gaven van de Geest.
In deze bijdrage wil ik een andere invalshoek kiezen. Namelijk die van de zondeval. Ik wil de vraag aan de orde stellen op welke manier de vloek doorwerkt in de kerk. En dan denk ik met name aan één aspect van de vloek: de overheersing van de vrouw door de man. En wat de betekenis daarvan is voor onze bezinning.
Ik ben me ervan bewust dat dit geen alledaagse invalshoek is. Ik ben me er ook van bewust dat deze invalshoek misschien wel sommige mensen afstoot. Toch kunnen we er niet om heen. En wel omdat de Bijbel daar over spreekt.

 

2 Zondeval en vloek

“In den beginne schiep God de hemel en de aarde”, zo begint het eerste bijbelboek. Met dit begin is meteen de toon gezet: de werkelijkheid is van God. De planten, de dieren en de mensen: alles is van God. Hij heeft de hemel en de aarde geschapen. Goed en volmaakt. We lezen dan ook steeds weer het refrein: “En God zag, dat het goed was.”
We kunnen ons eigenlijk niet goed voorstellen wat dat betekent. Alles goed. Alles volmaakt. Adam en Eva wandelden met God. Ze leefden in harmonie met elkaar. Ze vormden één geheel met de natuur. Ongelofelijk.

|62|

Maar zo is het niet gebleven. Genesis 3 verhaalt ons hoe de mens zich van God afkeerde. De mens ging zijn eigen weg. De mens keerde zich tegen het gebod van God. Eva at van de verboden vrucht. En Adam at van de verboden vrucht. De zondeval.
De gevolgen van de zondeval zijn verschrikkelijk. De volmaaktheid en de harmonie verdwenen in één slag. Kwaad, lijden en onrecht kwamen daarvoor in de plaats. De vloek. De vrouw zal met veel pijn en moeite kinderen krijgen. Zij zal verlangen naar haar man, maar hij zal over haar heersen. De vloek. De man zal hard moeten werken. De natuur zal het hem niet gemakkelijk maken. Doorns en distels zullen zijn landarbeid zwaar maken.
In het Nieuwe Testament geeft de apostel Paulus een scherpe karakterisering van het leven na de zondeval. In Romeinen 8 schrijft hij dat alles onderworpen is aan de vruchteloosheid. Dat alles onder het beslag van de dood ligt. Alles.
Het is haast niet voor te stellen: alles onder het beslag van de zonde. Alles in de wortel aangetast. De hele werkelijkheid: de planten en de struiken, de dieren en de mensen. Ja, ook onze hele cultuur. Alles onder het beslag van de zonde. Ons werk, ons huwelijk, ons gezin. Onze kerk. Onze samenleving.

Maar let op. Direct na de zondeval komt God al met de belofte van verlossing. Met de belofte dat de duivel overwonnen zal worden (Gen. 3: 15). Een belofte die in het Oude Testament steeds weer herhaald zal worden. Een belofte die in Christus vervuld werd. Het Nieuwe Testament laat ook de volheid van deze verlossing zien: we worden vernieuwd naar het beeld van Christus. Door de Heilige Geest.

 

3 De vloek heeft een bepaald patroon

“In den beginne” was alles goed. Ook de relatie tussen man en vrouw. Ze waren afhankelijk van elkaar. Ze waren op elkaar betrokken. Ze leefden in harmonie met elkaar.
De zondeval heeft geweldige gevolgen gehad. Ook voor de relatie tussen man en vrouw. Afhankelijkheid, betrokkenheid en harmonie werden in de wortel aangetast. We lezen daarover in Genesis 3: “En naar uw man zal uw begeerte uitgaan, en hij zal over u heersen.” Van de oorspronkelijke harmonie is nog wel iets over: de vrouw verlangt naar de man. Maar zijn reactie tekent de ernst van de situatie: hij zal over haar heersen. Voor het woord ‘heersen’ wordt in het Hebreeuws een woord gebruikt dat een gewelddadige handeling aanduidt. De man zal zijn vrouw er met geweld onder houden. Mishandeling, onderdrukking en verkrachting zullen haar deel zijn.

|63|

Van de oorspronkelijke afhankelijkheid, betrokkenheid en harmonie is niet zo veel meer over. De man-vrouw relatie is ontaard. Beiden komen niet meer tot hun recht.

Daarmee komen we bij de titel van deze paragraaf: de vloek heeft een bepaald patroon. Macht en geweld. Met de man als dader, met de vrouw als slachtoffer. Hij doet haar geweld aan en overheerst haar. Hij doet haar lijden. Dát staat ook in de Bijbel. Dát openbaart de Bijbel ons ook. Toch hebben christenen déze openbaring vaak niet gehoord. Eeuwenlang hebben christenen de vraag of vrouwen door mannen onderdrukt worden, niet aan de orde willen stellen. Ook nu nog wordt het belang van deze vraag ontkend.

 

4 De Bijbel heeft gelijk

Worden vrouwen onderdrukt? De aandacht voor de positie van de vrouw in huwelijk, kerk en samenleving heeft een lange geschiedenis. In elke eeuw hebben mannen en vrouwen, christenen en humanisten, wetenschappers en ‘ongeletterden’ zich daarmee bezig gehouden. Ik noem enkele voorbeelden.
In de vijftiende eeuw keerde Christine de Pisan zich in felle bewoordingen tegen haar tijdgenoten. In de literatuur van haar tijd werd de vrouw getekend als een minderwaardig wezen. Als de oorzaak van al het kwaad en als de bron van de zonde. Christine verzet zich tegen dit beeld. Met een keur van argumenten verdedigt zij dat de vrouw een volwaardig mens is. Haar belangrijkste argument ontleent zij aan de Bijbel: de vrouw is immers geschapen naar het beeld van God.
In de zestiende eeuw pleitte Martin Bucer, de reformator van Straatsburg, voor het verruimen van de gronden voor echtscheiding. Op het eerste gezicht lijkt dit een vreemd pleidooi van de reformator. Het huwelijk moet toch beschermd worden! Maar Bucer wist wat hij deed. Hij kende zijn tijd. Hij wist dat veel mannen hun vrouw onderdrukten. Hij wist dat veel mannen hun vrouwen mishandelden. Bucer zag echtscheiding dan ook als een goede manier om vrouwen te bevrijden van de tirannie van slechte mannen.
In de negentiende eeuw stelde John Stuart Mill het kwaad tegen vrouwen in Engeland aan de kaak. Hij laat zien dat in die tijd vrouwen vrijwel rechteloos waren. Zo stond er in de wet dat de vrouw na haar huwelijk onder de roede en voogdij van haar man stond. En deze roede werd ook daadwerkelijk gebruikt. In de rechtbankverslagen werden mannen vermaand om hun vrouwen niet ‘buiten de echtelijke maat’ te kastijden.

|64|

Uit deze voorbeelden mag duidelijk zijn dat in de loop van de geschiedenis vele mannen en vrouwen zich gekeerd hebben tegen het kwaad tegen de vrouw. Zij hebben dit kwaad benoemd en hebben tegen dit kwaad gestreden.
De feministische beweging en de christelijke vrouwenbeweging hebben het kwaad tegen de vrouw uitgebreid geanalyseerd. Zij hebben laten zien dat het kwaad tegen de vrouw veelzijdig is. Het kwaad komt naar voren in menselijke relaties en in slechte wettelijke regelingen. In economische achterstelling en in vernederende beelden. En zo valt er helaas nog veel meer te noemen.
De feministische beweging en de christelijke vrouwenbeweging hebben ook laten zien dat het kwaad tegen de vrouw zich nestelt in allerlei structuren. In het huwelijk, in het gezin, in het bedrijf, in de samenleving, in de staat. En in de kerk. Zij hebben laten zien dat het kwaad in structuren heel hardnekkig is. En vaak subtiel.
Voor een uitgebreidere analyse verwijs ik naar mijn boek Sekse als antwoord.

Het kwaad tegen de vrouw draagt een fundamenteel karakter. Dit kwaad doortrekt heel de schepping. En nu wil ik graag de verbinding leggen met de vloek uit Genesis 3. In de vorige paragraaf hebben we geconcludeerd dat de vloek een zeker patron heeft: mannen overheersen vrouwen. Helaas moeten we zeggen: de Bijbel heeft gelijk. Wie goed om zich heen kijkt — maar we moeten het wel willen zien! — ziet het kwaad tegen de vrouw elke dag weer. In zijn of haar directe omgeving. In de kranten en tijdschriften. In de media. Het kwaad tegen de vrouw is overal. De Bijbel heeft gelijk!

 

5 Ook in de kerk

Het kwaad tegen de vrouw is overal. Ook in de kerk.
Ook in de kerk? Ja! Voor een christen is dit een pijnlijk onderwerp. Wie de kerk liefheeft — want de kerk is de kerk van Christus — laat dit soort onderwerpen het liefste rusten. Toch kan dat niet. Toch mag het niet.

Laat ik enkele voorbeelden noemen. In de Middeleeuwen is er veel discussie geweest of de vrouw al dan niet naar het beeld van God geschapen zou zijn. De meerderheid van de middeleeuwse theologen meende dat dat niet het geval was. Voor hen was de vrouw een tweederangs schepsel. Een mislukte man. Maar niet: beeld van God.
De opvattingen van deze theologen gaan lijnrecht in tegen de openbaring

|65|

van de Bijbel. Ze halen de waardigheid van de vrouw naar beneden. Het zijn gedachtespinsels van mannen. Slechte gedachtespinsels. Kwaad tegen de vrouw!

Een ander voorbeeld. Het bijbelboek Handelingen laat zien dat vrouwen actief deelnemen aan het leven van de gemeente. Zij gingen voor in gebed, gaven hulp aan de armen, profeteerden en verkondigden de blijde boodschap. In Klein-Azië waren de vrouwenvertrekken gesloten voor mannelijke predikers. Daar gingen de vrouwen voor. Daar doopten de vrouwen. Paulus spreekt in zijn brieven met veel waardering over het werk dat vrouwen deden.
Toch is dat niet zo gebleven. Er zijn meerdere perioden in de geschiedenis geweest waarin vrouwen werden uitgesloten van liturgische bijdragen en kerkelijke taken. Er zijn perioden geweest waarin de gaven die de Heilige Geest aan de zusters van de gemeente geeft, niet opgemerkt werden. Ook in de kerken van de gereformeerde gezindte hebben vrouwen meer en meer moeite met ‘der vrouwen plaats’. Niet omdat ze blindelings het feminisme nalopen. Maar omdat ze het gevoel hebben dat hun gaven niet (voldoende) gebruikt worden.

Een derde voorbeeld. In de vorige paragraaf hebben we gezien dat de Bijbel gelijk heeft. De vloek dat vrouwen overheerst worden, is werkelijkheid. In huwelijk en gezin. In kerk en samenleving. Je zou kunnen verwachten dat de kerk zich veel gelegen zou hebben laten liggen aan deze openbaring. Dat de kerk voorop zou lopen in de strijd tegen de overheersing van de vrouw. Niet dus. De kerk kwam achteraan. De kerk heeft de radicaliteit van de zonde niet verstaan. De kerken hebben dit kwaad niet aan de orde gesteld. Kerkelijke uitspraken waarin het geweld tegen vrouwen veroordeeld wordt zijn dan ook schaars.

Waarom is het kwaad tegen vrouwen zo wijd verbreid? Waarom is dit kwaad ook in de kerk aanwezig? Waarom heeft de kerk dit kwaad niet verstaan? Indringende vragen. Ik zou weer terug willen gaan naar de openbaring van de Bijbel. Als ik de vloek van Genesis 3 goed tot mij door laat dringen, dan besef ik dat die vloek betrekking heeft op mij. Het kwaad tegen de vrouw zit diep in de man. In mij. In de broeders in de kerk. De neiging om de vrouw te onderdrukken zit diep in het hart van de man. In mijn hart. In het hart van gelovige broeders. Dáárom is het kwaad tegen vrouwen zo verbreid. Dáárom is dit kwaad ook in de kerk aanwezig. En misschien daarom heeft de kerk — waarin mannen vaak de dienst uitmaakten — dit kwaad nauwelijks verstaan.

|66|

6 Cruciale vraag

Ik kom daarmee tot de cruciale vraag van deze bijdrage: is de uitsluiting van de vrouw uit het ambt van diaken, ouderling en predikant het gevolg van de zondige overheersing van de man over de vrouw? Ik ben me ervan bewust dat velen van deze vraag schrikken. Ik ben me ervan bewust dat anderen menen dat deze vraag niet gesteld mag worden. Toch meen ik dat deze vraag wél gesteld moet worden. Met het oog op de vrouw. Met het oog op de gemeente. Ook ben ik van mening dat wie deze vraag niet aan de orde wil stellen, zich aan de klem van de openbaring van de Bijbel over de man probeert te onttrekken.

Een cruciale vraag. Het is niet gemakkelijk om deze vraag te beantwoorden. Eerlijk gezegd, in dit stadium van de discussie vind ik de discussie over de vraag belangrijker dan het vinden van het juiste antwoord. Als je terugkijkt in het verleden — denk maar aan de discussies in de Middeleeuwen over de vraag of de vrouw naar het beeld van God geschapen zou zijn — dan is het gemakkelijk om een oordeel te vellen. Dan kun je vaak de zonde van de kerk haarscherp aanwijzen. Maar als je midden in de discussie zit, dan is dat veel moeilijker. En als je zelf aan de discussie deelneemt, dan moet je erg oppassen. Dan is het moeilijk om je camera scherp te stellen. Voordat je het weet ben je bijzonder kritisch naar anderen toe en heb je geen oog voor je eigen blinde vlek. Voordat je het weet sla je de discussie dood door het gebruik van grote woorden.

Een cruciale vraag. Aan de hand van enkele voorbeelden wil ik laten zien waarom deze vraag legitiem is.

1. In de regering van de kerk spelen mannen de hoofdrol. Dat zien we als we kijken naar de structuur van de kerken. In de plaatselijke kerk wordt het beleid bepaald door de kerkenraad. Als het over belangrijke punten gaat dan wordt de gehele gemeente bij het beleid betrokken en geraadpleegd. Maar de uiteindelijke beslissingen worden genomen door de kerkenraad. En deze bestaat volledig uit mannen. In de kerkelijke hiërarchie spelen classis, particuliere synode en generale synode een belangrijke rol. Deze vergaderingen bestaan ook weer volledig uit mannen.
De prediking in de gemeente gebeurt door de predikant of door een preeklezer. In beide gevallen betreft het iemand van het mannelijke geslacht. De pastorale zorg wordt voor een groot deel door de ouderlingen verricht. De diaconale arbeid gebeurt door of onder leiding van de diakenen. Ouderlingen en diakenen zijn van het mannelijk geslacht. Het onderwijs aan de jeugd via de catechese wordt meestal door mannen gedaan. Veel onderlinge

|67|

zorg in de gemeente wordt door mannen en vrouwen gedaan (soms zijn vrouwen actiever dan mannen).
In de meningsvorming spelen mannen een hoofdrol. De meeste boeken op het gebied van gemeente en theologie worden door mannen geschreven. De kolommen van de kerkelijke bladen worden hoofdzakelijk door mannen vol geschreven.
Kortom, de regering van de kerk is grotendeels in de handen van mannen. Tussen haakjes: zij doen op integere wijze en vol inzet hun werk. Toch moeten er enkele waarschuwingslampjes gaan branden. Als de Bijbel ons leert dat de neiging om de vrouw te overheersen diep in het hart van mannen aanwezig is, dan is de kans dat deze overheersing daadwerkelijk plaatsvindt juist dáár aanwezig waar mannen de dienst uitmaken. Dus: in de kerk.

2. De discussie over de plaats van de vrouw in de kerk zou moeten beginnen met de erkenning dat de vloek uit Genesis 3 een bepaald patroon heeft. Juist in déze discussie. Juist bij dít onderwerp. De betekenis van de vloek heb ik in mijn boek Sekse als antwoord uitgebreid besproken. Samen met ds. Folkers heb ik deze aan de orde gesteld in onze bijdrage ‘Man, vrouw en ambt’ in de bundel Vrouwen op een zij-spoor? Verder ken ik geen recente synodebesluiten, boeken of artikelen over dit onderwerp, waarin nadrukkelijk de vraag wordt gesteld naar de betekenis van de vloek. En dat moet ons voorzichtig maken. Dat zou kunnen betekenen — ik formuleer voorzichtig — dat veel mannelijke auteurs zich niet bewust zijn dat zij met hun opvattingen bij kunnen dragen aan de overheersing van de vrouw. Of dat zij door hun opvattingen een bepaalde zondige praktijk zouden kunnen bevestigen.
In een recensie van onze bijdrage ‘Man, vrouw en ambt’ schreef een predikant dat hij bij zichzelf “als theoloog geen enkele neiging om de vrouw te overheersen” kon onderkennen. Ik denk dat hij gelijk heeft. Als je als man gewoon je eigen hart onderzoekt, dan vind je die neiging niet. Maar je moet ook niet ‘zo maar’ in je hart gaan zoeken. De Catechismus leert ons toch dat we de zonde alleen in de spiegel van de wet van God kunnen kennen? En verderop schrijft deze predikant dat het niet nodig is om de zondige neiging om te onderdrukken aan te vullen met de woorden ‘en speciaal de vrouw’. En wel omdat elke niet-wedergeboren mens geneigd is God en zijn naast te haten. Ik vraag: als de Bijbel ons openbaart ‘en speciaal de vrouw’, waarom mogen/moeten we dat dan niet toevoegen? Als we willen vechten tegen de zonde, dan moeten we die toch heel concreet maken?
In de voornoemde recensie werden veel goede woorden geschreven. Maar de erkenning dat de zonde een bepaald patroon heeft ontbrak. En dat is

|68|

karakteristiek voor de discussie in de verschillende gereformeerde kerken. De erkenning van dit patroon ontbreekt. En daarmee de erkenning dat wij op dit punt vernieuwd moeten worden.
Voor alle duidelijkheid. Het is niet mijn bedoeling om bij voorbaat mannelijke theologen te diskwalificeren en daarmee verdacht te maken. Het is ook niet mijn bedoeling om het patroon van de zonde te verbinden met een bepaald standpunt, bijvoorbeeld met de afwijzing van de vrouw in het ambt. Waar het mij wel om gaat is dat ik van elke (mannelijke) discussiepartner verwacht dat hij zich intensief confronteert met de vloek uit Genesis 3 en de betekenis daarvan voor deze discussie.

3. Ik bemerk een zekere eenzijdigheid in de discussie. Kort samengevat: we spreken over de zwijgteksten en we zwijgen over de spreekteksten. Ik bedoel daarmee het volgende. In de discussie over de vrouw in het ambt gaat de aandacht al snel uit naar 1 Korintiërs 14 en 1 Timoteüs 2. Hoofdstukken waarin op het eerste gezicht vrouwen wordt geboden om te zwijgen in de gemeente. Nu is het terecht dat deze teksten zorgvuldig uitgelegd worden. Maar in Kolossenzen 3 vers 16 wordt in het kader van het nieuwe leven de gemeente opgeroepen elkaar te leren en terecht te wijzen. Let op: elkaar. Ook deze tekst zou ik graag zorgvuldig willen uitleggen. Toch is er voor deze tekst veel minder aandacht. Zou deze eenzijdigheid niet te maken kunnen hebben met het patroon van de vloek?
Daar komt nog het volgende bij. Een strikte uitleg van de zwijgteksten staat haaks op onze kerkelijke praktijk. Ik noem enkele ervaringen uit de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt). Vrouwen lezen in de eredienst voor uit de Schrift. Vrouwen vertellen in de eredienst voor de kinderen een verhaal (of is dit een kinderpreek?). Vrouwen worden in de eredienst bevestigd als evangeliste. Vrouwen voeren het woord op gemeentevergaderingen. Vrouwen geven catechisatie (onderwijs in de leer van de kerk). Zwijgen ‘onze’ vrouwen? Nou nee. Ik weet, je kunt bij al deze voorbeelden ‘een verhaal’ houden. Bijvoorbeeld dat een verhaal vertellen geen preek is. Of dat catechisatie geven geen leren is. Maar iedereen voelt aan dat zulke ‘verhalen’ gekunsteld zijn. Anders gezegd, ze dwingen ons om goed te kijken wat de bijbelse betekenis van het woordje ‘leren’ is. Helaas ontbreekt zulk soort onderzoek vaak. Lezen we de Bijbel misschien door de bril van het mannelijke ambt? En verbinden we daarom ‘leren’ met ‘preken’?
Over eenzijdigheid gesproken: ook de spellingscorrector van mijn tekstverwerker kent de vrouwelijke vormen van evangelist, ouderling, predikant, dominee en theoloog niet!

4. Ten slotte. Voorstanders van de vrouw in het ambt wordt al gauw verweten dat ze een andere schriftopvatting hebben. Op zich is dit verwijt

|69|

begrijpelijk. In het verleden hebben meerdere theologen gepleit voor de vrouw in het ambt op basis van een schriftkritische benadering.
Toch kan ik me niet aan de indruk onttrekken dat dit verwijt wel eens erg gemakkelijk uit de pen of van de tong rolt. Dat het respect voor de ander wel eens gemakkelijk uit het oog verloren wordt. De uitleg van 1 Korintiërs 14 en 1 Timoteüs 2 stelt ons voor meerdere exegetische problemen. Elke theoloog die zich met deze teksten bezighoudt, zal bepaalde keuzen moeten maken. De een zal bepaalde argumenten zwaar laten wegen en een ander zal dezelfde argumenten minder zwaar laten wegen. Sommige uitleggers vinden deze teksten steekhoudend genoeg om vrouwen uit het ambt te weren, andere uitleggers niet. Dat theologen tot verschillende conclusies komen moet ons voorzichtig maken. Zeker moeten we ons er niet toe laten verleiden een van de ‘partijen’ het etiket ‘schriftkritisch’ op te plakken.
Daar komt het volgende bij. Het bovengenoemde verwijt leidt ertoe dat in onze kerkelijke structuur predikanten en ouderlingen die in woord of geschrift kritische vragen stellen bij de ‘traditionele’ opvatting of die pleiten voor de vrouw in het ambt, de kans lopen ‘aangepakt’ te worden via een tuchtprocedure. In een discussie hoorde ik een oudere predikant aan zijn jongere collega’s het advies geven om hun mening niet in het openbaar te zeggen of te schrijven, omdat ze dan teveel ‘last’ zouden krijgen. Het is triest als er geen open discussie over exegese mag plaatsvinden. Triest als we niet mogen proberen te begrijpen wat de Schrift ons te zeggen heeft.
In de bijdrage ‘Bezinning tussen rok en toga’ (elders in deze bundel) pleit ik voor een ontspannen discussie. In een ontspannen discussie respecteer je de mening van een ander. Omdat je weet: die ander is een broeder of een zuster. Omdat je weet: in een gemeenschap is het veilig. En dan leg je niet bij de eerste reactie al het mes op tafel: bij hem of haar is de Schrift niet veilig. Ook eindig je de eerste reactie niet met het gebed dat de ander zich van zijn standpunt bekeert. Dergelijke reacties getuigen niet van respect voor de ander. Ze getuigen ook niet van respect voor de gemeenschap.

 

7 Vernieuwing

In deze bijdrage heb ik de invalshoek gekozen van de zondeval. De invalshoek van de vloek. Het is juist deze invalshoek die ons duidelijk maakt dat het nadenken over de plaats van de vrouw in de gemeente staat binnen het kader van de vernieuwing. De vernieuwing in Christus. De vernieuwing door de Heilige Geest.
In Efeziërs 4 roept Paulus de gelovigen op om de oude mens af te leggen. De mens die beheerst wordt door de zonde. Hij roept de gelovigen op om

|70|

de nieuwe mens aan te doen. De mens die beheerst wordt door de Geest van God.

In het kader van dit artikel zou ik deze oproep concreet willen maken. Laat de man de zondige neiging om de vrouw te overheersen afleggen. Laat d man zich voor het aangezicht van God verootmoedigen. Laten mannen zich afvragen op welke manier vrouwen in de kerk overheerst worden. Op welke manier hun waardigheid wordt aangetast en hun gaven niet worden gebruikt. Laten mannen bidden om de vernieuwing van hun denken en om de vernieuwing van hun handelen. Laten zij de nieuwe mens aandoen. Ook in de kerk.

Maar ook naar vrouwen toe zou ik deze oproep concreet willen maken. Zij moeten zich niet in verkeerde gehoorzaamheid afzijdig houden. Zij moeten allereerst geestelijk zicht krijgen op de weg die God met hen wil gaan. Een weg waarin het bijzonder ambt misschien wel een plaats kan hebben. Laten vrouwen bidden om de vernieuwing van hun denken en om de vernieuwing van hun handelen. Laten zij de nieuwe mens aandoen. Ook in de kerk.

Vernieuwing. Van binnen uit, door de Geest. In Galaten 5 beschrijft Paulus de vrucht van de Geest: “liefde, blijdschap, vrede, lankmoedigheid, vriendelijkheid, goedheid trouw, zachtmoedigheid, zelfbeheersing.” Vruchten die we nodig hebben in de kerk. Vruchten die we zo nodig hebben om op geestelijke wijze te kunnen spreken over de plaats van de vrouw in de kerk.

Vernieuwing. van binnen uit, door de Geest. In Efeziërs 5 roept Paulus de gelovigen op om vervuld te worden met de Heilige Geest. En in dit hoofdstuk brengt hij een belangrijke vrucht voor de kerk naar voren: elkaar onderdanig zijn in de vreze van Christus.

Vol worden van de Geest. Ruimte maken voor zijn gaven. De gaven die Hij aan mannen schenkt. De gaven die Hij aan vrouwen schenkt. Vernieuwing. Alleen in de weg van de Geest.

 

Noot

Onder de punten 2, 3 en 4 verwijs ik naar bepaalde publicaties van vrijgemaakte signatuur of gebeurtenissen in vrijgemaakt-gereformeerde Kerken. Referenties en personen zijn mij bekend. Gezien het karakter van dit artikel is het niet nodig deze referenties te geven (ze kunnen bij mij opgevraagd worden) of de gebeurtenissen met naam en toenaam te vermelden.

|71|