Nijenhuis, F.

15. Sara Leguyt, evangeliste

1999

|123|

15. Sara Leguyt, evangeliste

door Fija Nijenhuis

 

 

Twee jaar lang deed missionair medewerkster Sara Leguyt (30) haar best voet aan de grond te krijgen in het rooms-katholieke Limburg. Dat lukte mondjesmaat. “Ik kom hier niet vandaan en dat horen de Limburgers direct. De kloof is dan moeilijk te overbruggen.” Er veranderde iets toen de vrijgemaakt-gereformeerde evangeliste in de thuiszorg ging werken. “Nu raak ik vanzelf met mensen aan de praat. Ik hoef er niet eens veel moeite voor te doen.”
Sara ziet haar taak in en buiten de gemeente niet én wel als een ambt. “Ik doe evangelisatiewerk en dat is een ambt van iedere gelovige. Maar God heeft het mij op m’n hart gegeven dagelijks voor Hem te werken. Daarbij maakt het niet uit of ik een man of een vrouw ben.”
Inmiddels werkt Sara tweeënhalf jaar in Roermond. Daar is geen Gereformeerde Kerk (vrijgemaakt), maar er wordt wel om de week een kerkdienst gehouden.

Een jaar of zeven geleden zag haar leven er nog heel anders uit. “Ik zou in september 1993 gaan trouwen. Maar vier maanden voor de trouwdag kwam er een eind aan onze relatie. Alles in mijn leven stond op de kop. Ik had mijn toekomst helemaal uitgestippeld en het liep allemaal anders. God was nog de enige zekerheid in mijn leven. In dit tijd is mijn geloof verdiept. Ik las veel in de Bijbel en spraak vaak met mensen over God. Voor het eerst deed ik mee aan een evangelisatieproject van een vrijgemaakt-gereformeerde Kerk. Door die actie ging ik nog meer nadenken over het geloof en over God.
Ik had een baan als verpleegkundige, maar begon ernaar te verlangen om meer geestelijk bezig te gaan. Ik zette alleen geen vaart achter dat plan. Als ik dat wel deed, zou mijn leven weer op de kop gaan staan en daar zag ik tegenop. Maar de onrust bleef. Mensen in mijn omgeving zeiden ook dingen tegen me die me niet loslieten. Mijn zus zei bijvoorbeeld eens: ‘Het

|124|

zou me niets verbazen als jij over een paar jaar als zendelinge in Afrika werkt.’ Hoe komt ze daarbij, vroeg ik me af. Nu denk ik dat het misschien wel een stille hint van God was. Ik besefte dat ik er iets mee moest doen. Ik kon het niet meer voor me uitschuiven. Ik zei tegen God: ‘Ik wil voor U aan het werk gaan.’ Hoe of wat, dat wist ik nog niet.
Wel koos ik er bewust voor om binnen mijn eigen kerk actief te worden. Ik ben altijd lid geweest van de vrijgemaakte kerk en toen ik jonger was, werd er weinig aan evangelisatie gedaan. Ik besefte dat als ik wilde dat er iets in onze kerk zou veranderen, ik er niet weg moest gaan. Iemand moest immers de eerste zijn.
Ik voerde gesprekken met een predikant. Hij gaf me telefoonnummers van dominees die actief in evangelisatie waren. Zo kwam ik in aanraking met ds. Drost. Inmiddels staat hij in Haren, maar in die tijd was hij evangelisatiepredikant in Venlo. In Limburg is namelijk 95 procent van de inwoners in naam rooms-katholiek en ongeveer vijf procent praktiserend. Eén procent van de Limburgers is protestant. Ds. Drost zal er wel iets in dat ik in zijn gemeente aan het werk zou gaan. Hij moest natuurlijk wel goedkeuring van de kerkenraad en gemeenteleden hebben. Terwijl hij de zaak ging aankaarten, volgde ik een opleiding aan de reformatorische bijbelschool De Wittenberg in Zeist. Ik had mijn baan als verpleegkundige inmiddels opgezegd. Na de opleiding op de bijbelschool kon ik in Venlo aan de slag als missionair medewerkster. Voor zover ik weet, ben ik de eerste en tot nu toe ook de enige in de vrijgemaakt-gereformeerde Kerken

Mijn taak bestaat uit twee onderdelen: de gemeente stimuleren en motiveren in het organiseren van evangelisatieacties en het zelf opzetten van activiteiten. Zo organiseer ik eens in de twee maanden een vrouwenochtend voor vrouwen uit Roermond en Venlo. Er komt een spreker en samen praten we over het onderwerp van die ochtend. De helft van de mensen die daar komen, bestaat uit gasten. Verder geef ik een soort catechese aan kinderen van iemand die meer van de kerk wil weten. Die kinderen kennen de bijbelverhalen niet en daarom neem ik ze samen met hen door. Voor de gemeenteleden organiseer ik per kerkelijk seizoen zes instructieavonden over evangelisatie.
In het begin werkte ik fulltime. Op zich had ik genoeg te doen, maar er waren tijden waarin er niet veel werk was. Ik ben ook niet de persoon om op straat te gaan staan met een luidspreker, dus op den duur waren mijn mogelijkheden uitgeput. Daarom ging ik minder voor de kerk werken en meldde ik me bij de thuiszorg. Dat bleek een ideale manier te zijn om met mensen in aanraking te komen. Ik heb dus twee halve banen en begin nu echt in te burgeren in Limburg. Ik wou dat ik het eerder gedaan had.
In Roermond is geen zelfstandige Gereformeerde Kerk, maar wel is er

|125|

om de week een kerkdienst. Die zet ik op en ik verzorg de publiciteit. Het gaat heel leuk. Er komen niet alleen gemeenteleden; van de aanwezigen bestaat wel dertig procent uit gasten. Ik word voor mijn werk betaald door de kerken in Brabant en Limburg. De gemeente in Venlo kan mijn salaris niet in haar eentje opbrengen.

Toen ik begon met het werk heb ik vanuit de kerk wel wat kritiek gehad. Men vond dat een vrouw ‘zoiets’ niet kon doen. Alleen een man kon die roeping hebben en dan was dat dus een roeping voor predikant. Ik vind dat een heel gevoelsmatig oordeel en vroeg wel eens: ‘Waarom kan een vrouw dan geen roeping hebben?’ Maar daar had men geen antwoord op.
Ook het feit dat ik naar een reformatorische bijbelschool wilde, viel niet bij iedereen goed. Iemand zei me ooit dat ik een vrijgemaakt-gereformeerde opleiding zou moeten volgen. Maar met zo’n opleiding kan ik niets, want er is gewoon geen vrijgemaakte opleiding voor evangelisatie. Wat me opviel, was dat niet-christelijke mensen met wie ik in het ziekenhuis werkte, wél positief reageerden. ‘Dat je dat ervoor over hebt’, zeiden ze.
Nu ik aan het werk ben in de gemeente, wordt ik volledig geaccepteerd. In het begin ging ik elke maand naar de kerkenraadsvergadering. Het eerste half uur zat ik erbij en bespraken we mijn werk. Het maakte de ouderlingen en diakenen niet uit dat ik een vrouw ben. Zelf vond ik het alleen in het begin wat onwennig. Omdat ik minder ben gaan werken, ga ik nu eens in het halfjaar naar de vergadering.
Toen ik met mijn werk in de kerk begon, is er een speciale aanstellingsdienst gehouden. De dominee heeft een door hemzelf opgestelde zegen over me uitgesproken. Dat vond ik mooi. Zo was er ook een duidelijk onderscheid tussen mijn functie in de kerk en de ambten in het algemeen. Ik ben er nog niet over uit of vrouwen ouderling en diaken mogen zijn. Ik vind het belangrijker dat ieder gemeentelid zijn ambt van gelovige serieus neemt: het uitdragen van het evangelie.”

 

Personalia

Fija Nijenhuis is journalist bij het Nederlands Dagblad.