Woord vooraf
1999
|7|
Het Gereformeerd Sociaal Economisch Verband (GSEv) organiseerde in november 1998 een studiedag onder de titel ‘Vrouw en kerk. Werk aan de winkel.’ Er zijn verschillende redenen waarom dit onderwerp op de agenda van het GSEv kwam.
Op de Generale Synode van de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt) van Ommen in 1993 werd besloten dat ook de vrouwen in de gemeente actief mee mochten doen bij de verkiezing van ambtsdragers. Dat besluit leidde in de kerken en in de pers tot enige discussie over de plaats van de vrouw in de kerk. Daarna is het een tijd lang wat rustiger geweest.
In de afgelopen jaren verschenen enkele boeken die bijdroegen aan een verdergaande discussie over de rol van de vrouw in de kerk en aan de bezinning daarop. We noemen Vrouwen in de gemeente van Christus van G. en D. Winston (1996), Sekse als antwoord van M.J. Verkerk (1997), Vrouwen op een zij-spoor van J.M. Aarnoudse e.a. (1998), en Vrouw, ambt en dienst van A.N. Hendriks e.a. (1998). Maar over het algemeen volgde op het verschijnen ervan geen kerk(en)brede en diepgaande discussie.
Ondertussen gingen de ontwikkelingen in de maatschappij wel verder. De vanzelfsprekendheid van vaste rolpatronen is langzamerhand verdwenen. Steeds meer vrouwen bekleden leidinggevende posities in de maatschappij. Veel getrouwde vrouwen hebben naast de zorg voor hun gezin een baan.
Tegelijk blijven in veel kerken de ambten voor vrouwen gesloten. Voor een aantal mensen lijkt hier sprake van een dubbele moraal: vrouwen mogen buiten de kerk meer (bijv. leidinggevende functies vervullen) dan binnen de kerk.
Er groeit onzekerheid over de plaats van de vrouw in de kerk. Zijn de drie ambten zoals we die nu vormgeven precies zo door God ingesteld? Uit recent EO-onderzoek bleek dat meer dan de helft van de EO-achterband vindt dat de gaven die God aan vrouwen heeft gegeven in de kerk onvoldoende tot uitdrukking komen. Een meerderheid van de ondervraagden vindt dat
|8|
een vrouw predikant kan zijn. Een dergelijke uitslag stemt tot nadenken. We veranderen blijkbaar van mening, zonder dat er sprake is van een diepgaande bezinning, zoals Maarten Verkerk in zijn bijdrage in deze bundel opmerkt.
Voor het GSEv was dit voldoende aanleiding om een studiedag over ‘vrouw en kerk’ te organiseren en nu een brochure over dit onderwerp uit te geven.
In hun lezingen op de studiedag hielden dr. Maarten Verkerk en
dr. G.C. den Hertog een pleidooi om de huidige situatie te
heroverwegen. Het GSEv stelde als vervolg op deze dag een
projectgroep in die tot taak kreeg een brochure over dit
onderwerp te maken. Bij het samenstellen van de brochure ging de
projectgroep uit van de volgende doelstellingen:
- het bezinningsproces stimuleren
- de discussie bevorderen en een breder draagvlak geven
- de discussie uit de sfeer halen van
bijbelgetrouw/niet-bijbelgetrouw
- verschillende meningen aan het woord laten komen
- de rol van mannen en vrouwen in de kerk nader bestuderen
- nagaan of de huidige structuren vrouwen (en ook mannen) de
ruimte geven om hun talenten en gaven te gebruiken
- het onderwerp dicht bij de mensen en de praktijk van alle dag
brengen.
Het is een zeer veelzijdige brochure geworden met gevarieerde bijdragen. Alleen al vanwege het aantal bijdragen is het een bijzondere bundel. Inhoudelijk wisselen de meer theoretische en de meer praktijkgerichte artikelen elkaar af.
De brochure opent mete een bijdrage van Saskia Smit. Daarin vertellen drie meelevende kerkleden, twee vrouwen en een man, hoe zij op dit moment aankijken tegen de positie van de vrouw in de kerk.
Dan volgen twee meer beschouwende bijdragen. In hoofdstuk 2 stelt Maarten Verkerk dat bezinning op de positie van de vrouw dringend nodig is. Hij bespreekt drie aspecten ervan: we zullen ons moeten bezinnen in openheid naar de vrouw, in confrontatie met onze eigen tijd en bij een open Bijbel.
Jan Hoogland geeft in hoofdstuk 3 aan dat we ons bij deze bezinning en bij het bestuderen van de Bijbel nooit los kunnen maken van de tijdgeest en van de ons omringende cultuur.
In de hoofdstukken 4 tot en met 7 komen vrouwen uit kerken in andere werelddelen aan het woord. Deze bijdragen, van Hilde van Hulst-Mooibroek, Elly Urban, Sharlien Martina en Tjerk de Vries, maken vanuit de praktijk duidelijk hoeveel invloed de omringende cultuur heeft op de inrichting van het kerkelijk leven en op de positie van de vrouw in de kerk.
|9|
Hoofdstuk 8 opent een tweede reeks meer beschouwende en bezinnende artikelen. In deze bijdrage vraagt Maarten Verkerk aandacht voor de manier waarop we ons bezinnen. In de discussie over de positie van de vrouw wordt vaak de nadruk gelegd op de gegevens van het Nieuwe Testament. Verkerk kiest voor een andere invalshoek. Hij stelt de vraag aan de orde op welke manier de vloek van Genesis 3 doorwerkt in de kerk. Hij denkt met name aan één aspect van de vloek: de overheersing van de vrouw door de man en de betekenis daarvan voor onze bezinning.
Marc Janssens schrijft in hoofdstuk 9 over de spanning die we in het Nieuwe Testament vinden omtrent de rol van de vrouw in de gemeente. We lezen dat mannen en vrouwen gelijk zijn in Christus. Vrouwen blijken erg actief te zijn in de eerste christelijke gemeenten. Maar tegelijkertijd staan in de brieven van Paulus de bekende zwijgteksten. Hoe hebben we in de geschiedenis van de kerk tegen deze spanning aangekeken? Janssens geeft ook enige aanzetten hoe we hier in de toekomst mee om zouden kunnen gaan.
In hoofdstuk 10 laat Anneke de Vries zien hoe vooroordelen omtrent de verschillende eigenschappen van man en vrouw onze bijbelvertalingen binnengeslopen zijn. Soms verschijnen ze op plaatsen waar de brontekst ze niet bevat, en waar de brontekst ze wel bevat zijn ze vaak versterkt.
Mieke Wilcke en Marc Janssens vragen zich in hoofdstuk 11 af welke gevolgen de komst van Jezus op aarde heeft gehad voor de positie van de vrouw. Ze staan stil bij de positie van de vrouw in de eerste eeuwen van onze jaartelling. Hoe ging Jezus met vrouwen om en hoe was hun positie in de tijd van Paulus? Wat voor denkbeelden waren er over de vrouw en hoe was de praktijk, zowel in het huwelijk als in het gemeentelijk leven? Ook wordt nagegaan welke veranderingen er optraden in de eerste eeuwen van het christendom.
In hoofdstuk 12 gaat Bram Veefkind op zoek naar de oorsprong van de ambtsdragers in de christelijke kerk. Hij zoekt zijn uitgangspunt in het begin van de christelijke kerk zoals die in de Bijbel wordt beschreven.
Mieke Wilcke geeft in het hierop aansluitende hoofdstuk (13) een overzicht van de visies die er in verschillende kerken zijn op de rol van de vrouw in de kerk. Bijbelgetrouwe christenen verschillen van mening over de plaats van de vrouw in de kerk. Hoe kan het dat over dezelfde bijbelteksten de meningen zo verdeeld zijn? Wat zijn die meningen en wat zijn daarbij de belangrijkste argumenten?
Hierna volgt een tweede reeks artikelen die ingaan op verschillende posities van vrouwen in de kerkelijke praktijk van vandaag (de hoofdstukken 14 tot en met 20).
In hoofdstuk 14 beschrijft Corine Vollbehr de rol van de vrouw in de
|10|
‘vergadering van gelovigen’. Een interview met de vrijgemaakt-gereformeerde evangeliste Sara Leguyt, werkzaam in Roermond, vindt u in hoofdstuk 15. In de hoofdstukken 16 en 17 vertellen enkele ouderlingenechtparen over hun gezamenlijke werk in de kerk, respectievelijk de Nederlands Gereformeerde Kerk (Fokke Mulder e.a.) en de Volle Evangelie Gemeente (Els Kemp).
Ds. C. van der Leest geeft in hoofdstuk 18 een historisch relaas over diaconessen in Harlingen. Deze helpsters van de gemeente fungeren al vanaf 1889 tot op de huidige dag frank en vrij onder de benaming ‘diaconessen’. Aansluitend (19) vertelt Tjerk de Vries dat hij met diaconessen groot is geworden. Zijn moeder was diacones. Hij vindt dat een gemeente zonder diaconessen een prachtig instrument onbenut laat.
Fija Nijenhuis praat in hoofdstuk 20 met Anneke van Genderen, een christelijke-gereformeerde vrouw die een cursus voor klaagvrouw heeft gevolgd. Klaagvrouwen proberen in de gemeente mensen te helpen met het verwerken van traumatische ervaringen, zodat ze tot hun bestemming komen en — uiteindelijk — gaan functioneren zoals God dat bedoeld heeft. Anneke hoop dat er in de toekomst binnen haar gemeente wijkgebonden pastorale teams komen, waarin dan een ouderling, een diaken en een klaagvrouw zouden moeten zitten.
Het artikel van Wubbo Scholte (hoofdstuk 21) is bedoeld om ons te leren hoe we, ondanks mogelijk grote verschillen van mening, binnen de kerk met elkaar in gesprek kunnen blijven. Hij pleit onder meer voor een veilig klimaat waarin voldoende oog is voor elkaar en waarin we ons durven uitspreken.
De bundel wordt besloten met een bijdrage van Piet Los waarin hij zich op zijn geheel eigen wijze afvraagt of de vraagstelling aangaande de ambtsbediening door vrouwen nu van theologische of van psychologische aard is.
Verspreid door de bundel vindt u enkele cartoons van Dokus. We hopen dat ze u, tussen alle ernstige en minder ernstige overdenkingen door, tot een glimlach kunnen verleiden.
De projectcommissie heeft met veel ijver en plezier aan het samenstellen van deze brochure gewerkt. We hopen dat het resultaat mag bijdragen aan een verdere en vruchtbare bezinning.
Namens de projectcommissie,
Geeske Dijkstra