Cap. I. Byzondere Vragen.
Tertiae eiusdem Ecclesiae quaestioni, de eo qui suspensus à coena ob graue peccatum, vxorem ducere vult in Ecclesia, non agnito prius publicè peccato, Responsum est, censuris Ecclesiasticis agendum esse in eum; si resipiscat, admittendum; sin minus, admonendam mulierem, ne contrahat matrimonium cum viro, graui aut publico peccato contaminato, Ecclesiae contemtore et à coena1) suspenso et excommunicato.
Op de derde vrage van dezelve Kerke van der geene die om eene groote zonde van den Nachtmaale afgehouden zynde, eene Huisvrouwe in der Gemeente trouwen wilde, eer dat hy zyn schuld van de zonde opentlyk bekend heeft? is geantwoort, dat men die Kerkelyke vermaaning tegens hem gebruiken zal2); zoo hy hem bekeert, zoo zal men hem toelaaten; zoo niet, zoo zal men de Vrouwe vermaanen, dat zy niet trouwe met eenen Man, die met groote en openbaare zonde besmet is, en die een Veragter der Gemeente is, hem die van dezelve afgehouden en uitgesloten word.
1) Bij F. staat voor de laatste twee woorden: ab
ea.
2) Voor de laatste negen woorden staat in nr. 3 en bij J.:
dat men met die Kerckelicke straffen teghen hem handelen
moet; en bij C.: dattmen naa kerckelijck censuere
teeghen sulcken eenen handelen sall.