Cap. I. Byzondere Vragen.

Quaerentibus Ecclesiis, an fratribus liceat exercere mercaturam cum aliorum principum monetis, easdem fundere, vel vt fundantur et in peiores redigantur curare, aut occasionem praebere, Responsum est, Pecuniam colligere vt in deteriorem fundatur, et alioqui cudere vel cudi curare, vnde aliquid Reipublicae detrimenti adferatur, etiam dissimulante id loci1) magistratu iustitiae et charitati contrarium esse, et iis qui puram religionem profitentur, indignum.

Op de vrage van sommige Kerken, of het den Broederen toegelaaten is Koopmanschap te bedryven met andere Heeren Munte, dezelve te smelten, of te maaken dat zy gesmolten of erger gemaakt worden, of oorzaak daar toe gegeeven worde? is geantwoord, dat het wel is geoorlooft Koopmanschap te dryven, maar2) geld te verzamelen op dat het tot erger geld gesmolten worde, of anderzins geld te slaan of te doen slaan waar door den gemeene welvaart agterdeel en schade ontstaat, onaangezien dat dit door de oogluikinge der Magistraat dier Plaatse geschiede, dat het nogtans meer ongeregtigheid en der liefden vyand is, en daarom dien, welke de reine Religie belyden, onbetaamelyk.


1) Bij F. staat voor de laatste drie woorden: id eius loci.
2) De laatste acht woorden ontbreken in nr. 3 en bij J. (niet bij C.).