Artikel
20

Op de vraag van die van Walcheren, of een jonggezel, die tegen de dank zijner ouders, zijn trouw ener maagd gegeven heeft, en deze door zijn ouders verlaten hebbende, zich aan een ander, die eens papen dochter is, wettelijk verbonden en middelerwijl na deze belofte gedurende de tijd der uitroeping bij de eerste geslapen heeft en bovendien van de provisor de eerste toegewezen is, nu met een derde (dewijl de tweede, namelijk des papen dochter, in het recht vrij van hem gesproken zijnde, met een ander gehuwd is), trouwen mag? Is geantwoord: dewijl des papen dochter vrijgekend is van de rechter, hoewel papistisch, zo is heb huwelijk, dat zij namaals begaan heeft, wettelijk. Want hoewel men hier wel mocht vragen, of zij recht geoordeeld hebben of niet, zo wordt nochtans een uitgesproken vonnis eens rechters, daarvan geen appellatie valt, voor recht gehouden. En hoewel de rechters niet wettelijk zijn, zo worden zij nochtans voor wettelijk geleden, en hun vonnis moet staat grijpen. Aan de eerste, die hij tegen de wil zijner ouders beloofd, en die hij onteerd heeft, is hij niet verbonden, inzonderheid, dewijl zijn ouders daartegen spreken. En hiertegen strijdt de wet Gods, Ex. 22 en Deut. 22 niet, want aldaar wordt gesproken van manspersonen, die hun eigen voogd zijn en niet van zodanigen, die onder de macht van hun ouders staan. Hieruit volgt, dewijl de overheid dezen tot behoorlijke tijd niet gestraft hoeft en nog duldt, dat hij de derde, die hij met bewilliging zijner ouders beloofd heeft, verbonden is, en zo de overheid zulks beveelt, trouwen mag.