Artikel
LXII.

Omdat wij geen gebod van de Heere hebben, gevaders of getuigen te nemen om de kinderen ten Doop te presenteren, zo mag men niemand hiervan enige bijzondere nood opleggen, nochtans dewijl het een oud gebruik is, en tot goeden einde ingevoerd, te weten om van het geloof der ouders en de Doop des kinds te getuigen, en op zich te nemen de last het kind te onderwijzen, ingeval dat zijn vader of moeder hem afstierven. Idem om de onderlinge gemeenschap en verbinding der vriendschap te onderhouden, onder de gelovigen, zo zullen degenen die dit gebruik niet begeren te volgen, maar hun kinderen zelf presenteren willen, met naarstigheid aangepord en vermaand worden, dat ze geen twist zoeken, dan dat ze zich naar de oude en gewoonlijke ordening (die goed en profijtelijk is), schikken.