Artikel
LI.

Aangaande de openlijke avondgebeden is besloten, dat men ze niet inbrenge waar ze niet zijn, en daar ze in het gebruik zijn, zo stichtelijk en voorzichtiglijk afdoe als het mogelijk is, inzonderheid om deze navolgende oorzaken. Ten eerste, opdat men de ordentelijke predikatiën des te vuriger en naarstiger bezoeke. Ten tweede, dat de huisgebeden des avonds, die een iegelijke huisvader met zijn huisgezin schuldig is te doen, te vlijtiger onderhouden worden. Ten derde, opdat de algemene gebeden op de vastendagen, die men somtijds om enige bijzondere nood gebruikt, te vuriger en solemnelijker mogen gehouden worden.