Artikel
XXV.

De dienaren die elders in de dienst geweest zijn en van nu voortaan nieuwelijk in een andere kerk aangenomen zullen worden, zal men Gode met den gebede en der gemeente met een kleine vermaning bevelen; nadat men hun de belofte van getrouwigheid afgenomen zal hebben. En aangaande degenen, die nu eerst in de dienst opgenomen worden, die zal men op gelijke wijze, doch met een langer en breder vermaning en stipulatie bevestigen in deze forme. Ten eerste, of zij niet gevoelen van God en de gemeente tot zulke dienst beroepen te wezen. Ten tweede, of zij de Heilige Bijbelse Schrift houden het Woord Gods en de enige volmaakte leer der Godzaligheid te wezen, welke sommierlijk in de Katechismus begrepen en in deze gemeente oprechtelijk gelerd wordt. Ten laatste, of ze hunnen dienst volgens deze leer, getrouwelijk willen bedienen, en dezelve met een godzalig leven versieren; en of ze ergens in strafbaar bevonden werden, hen willen laten vermanen en de christelijke straf onderwerpen.