Spijker, W. van ’t

8. Het Erastianisme

1992

|104|

8. Het erastianisme

Dr. W. van ’t Spijker

 

Een voorbeeld van de wrijvingen die ontstonden waar de kerken zich zelfstandig organiseerden, ook wanneer de magistraat de gereformeerde religie was toegedaan, is te zien in de gebeurtenissen in Heidelberg, waarbij Thomas Erastus (1520-1583) betrokken was. Bij de overgang van Fredrik III, keurvorst van de Palts, naar de gereformeerde belij­denis had Erastus een grote rol gespeeld. Hij had in de avondmaalsleer zich op Zwingli’s opvattingen georiënteerd, maar raakte, toen in de Palts de kerkelijke organisatie naar Geneefs model werd opgezet, in conflict met Ursinus en Olevianus. Weliswaar had de invoering van de gereformeerde kerkorde in 1563 met daarin opgenomen de Heidelbergse Catechismus in theorie een beslissing gebracht in deze zin, dat de reformatie kon worden gestabiliseerd. Maar toen in de prak­tijk de kwestie van de kerkelijke tucht moest worden geregeld, stuit­ten de activiteiten van Ursinus en Olevianus op hevig verzet. Op de achtergrond speelde het verschil van kerkelijke structuur tussen Zurich en Genève een rol. Maar wat in Zwitserland niet tot een open­lijk conflict leidde, bleek in Heidelberg stof te bieden voor een hooglopende ruzie tussen de partijen. Het was ook de vraag of in Hei­delberg het voorbeeld van Genève zonder meer nagevolgd kon wor­den, waar het immers een gebied betrof met een sterke ‘landesherrliche’ traditie.
Op 13 juli 1570 werd ondanks hevige tegenstand van Erastus in Hei­delberg een ordening van de kerkelijke tucht ingevoerd, waarin min of meer een compromis werd aangegaan tussen de beide opvattingen. De zedelijke bestuurstaak van de overheid werd vóór de opdracht tot kerkelijke tucht geplaatst, ofschoon deze laatste in de zin van Calvijn werd opgevat. Maar juist door het compromis bleef de twist gaande. Erastus verbreidde zijn inzichten in een aantal stellingen, waarvan men vertelde dat ze over geheel West-Europa verspreid waren. Zijn voor­naamste bezwaar tegen het gereformeerde standpunt was dat de kerk zich een macht toeschreef, die afbreuk deed aan het gezag van de over­heid. Erastus zag in het streven van Ursinus en Olevianus het gevaar, dat er binnen éen gemenebest twee gezagsinstanties zouden ontstaan, waardoor op den duur de overheid onderworpen zou worden aan de zeggenschap van evenveel pausen als er predikanten waren.
Na de dood van Erastus verscheen zijn werk in druk, voorzien van

|105|

een niet gering aantal brieven van Bullinger dat het standpunt van Erastus bevestigde. Hierop zag Beza zich genoodzaakt om in een af­zonderlijk traktaat het recht en de bevoegdheid van het gereformeer­de presbyterium grondig uiteen te zetten. Zijn werk heeft ruimschoots bijgedragen aan het bevestigen van de mening der calvinisten, dat het kerkelijke leven zónder de consistories niet goed georganiseerd was.
Het erastianisme heeft aanhangers gevonden onder de Remonstran­ten in Nederland, toen dezen hun theologisch standpunt trachtten te versterken met behulp van de invloed van de overheid. De Con­traremonstranten konden zich terecht beroepen op de grote beteke­nis die de zelfstandige kerkeraden hadden gehad in een tijd waarin de overheid de kerk vervolgde. Zij hadden zich zelfs met willen ver­laten op de hulp van gereformeerde overheden, maar hadden veelal in eigen verantwoordelijkheid hun kerkelijk leven opgezet. Zij wa­ren niet van plan in tijden van vrede dit model in te ruilen voor een regeling die hun zelfstandigheid zou kunnen beknotten. De strijd over de kerkorde, zoals deze in Nederland gevoerd is, leverde een aantal staatskerkorden op, die geïnspireerd waren door erastiaanse gedach­ten. Onder de naam van erastianisme heeft vooral in Engeland en Schotland zich een opvatting omtrent de souvereiniteit van de staat over de kerk kunnen ontwikkelen, die door de presbyterianen fel werd bestreden en als volstrekt onreformatorisch werd afgewezen.

 

LITERATUUR

R. Herrmann, ‘Die Probleme der Exkommunikation bei Luther und Thomas Erastus’ in: Zeitschr. f. syst. Theol. (23) 1955, S. 103ff.; ook in: Gesammelte Studiën zur Theologie Luthers und der Reformation, Göttingen 1960, S. 446-472.
R. Wesel-Roth, Th. Erastus: Ein Beitrag zur Geschichte der reformierten Kirche und zur Lehre von der Staatssouveränität, Lahr 1954.