Utrecht.

In het Groot Placaatboek van Utrecht, Dl. I (in 1729 door Johan van de Water uitgegeven) staat onder de Dordtsche Kerkenordening zelve (die aldaar blzz. 375-380 is afgedrukt):

„Aldus gedaan en besloten, in de Nationale Synode binnen Dordrecht den 28 Mey 1619. in kennisse van ons ondergeschreven: ende was ondertekent, Johannes Bogermannus, Synodi praeses. Jacobus Rolandus, Assessor. Hermannus Faukelius, Praesidis Assessor. Sebastianus Damman, Synodi Scriba. Festus Hommius, Synodi Scriba.

„Aldus goedgevonden ende gearresteert by de Ed. Mog. Heeren Staten ’s Lands van Utrecht, op den sesden dag Augusti, in ’t jaar ons liefs Heeren en eenigen Saligmakers Jesu Christi sestien hondert en negentien. Was geparapheert, Dirck van Bek, vt. Onderstont, ter Ordonnantie van

|78|

myne voornoemde Heeren Staten ’s Lands van Utrecht. Ende was die ondertekent, Ant. van Hilten.”

In hetzelfde Placaatboek is het onmiddellijk daarop volgende stuk:

Resolutie van de Ed. Mag. Heeren Staten ’s Lands van Utrecht, behelsende eenige bedenkingen en consideratien nopens den sin en meyninge van het IV, V, en XXII Art. van de voorsz. Kerken-Ordening van den jaare 1618 en 1619; mitsgaders de Verklaringe van de Gedeputeerden van de voorsz. Nationale Synode, daar op gevolgt, in dato den 17 Augusti MDCXIX.

Alsoo de Ed. Heeren Gedeputeerden van wegens de Ed. Mog. Heeren Staten deser Provincie in last hadden, te eysschen verklaaring van dese Synodus van eenige poincten, in de gemelte Kercken-Ordening gestelt, aangaande voornaamlyck de verkiesing der Predikanten en Ouderlingen, om alsoo in toecomende tyden alle misverstanden ende inconvenienten voor te koomen; soo hebben de Eerwaarde Gedeputeerden des Synodi Nationalis, als dewelcke de meyninge des Nationalis Synodi best verstonden, een eenvoudige verklaring daar op gedaan, die oock niet alleen by de Eerwaarde broederen des Synodi, maar ook by de Ed. Heeren Gedeputeerden met groot genoegen is aangehoort, beloovende daar van rapport te doen aan hare Principalen. Ende is deze Verklaaringe tot een eeuwige memorie hier bygevoegt, in maniere navolgende, ten eynde, dat alle de Kercken in dese Provincie weeten, waar na sy haar hebben te reguleeren.

Volgens de Resolutie, die op den 21 des voorleden maand Julii genomen is, doen de Heeren Gecommitteerden tot de nader examinatie van de Kerken-Ordening, in dit artikel gementioneert, rapport met opening van verscheyde bedenkingen ende consideratien, die daar vallen, beroerende de interpretatie van eenige articulen, in de voorseyde Kerken-Ordeninge vervat, ende is goedgevonden, dat de Heeren, by dese Verklaringe te committeren, met de nu staande Synodus Provinciaal sullen koomen in verdere communicatie, om op de navolgende poincten een nadere Verklaring ingestelt, ofte beraamt te mogen werden, te weten:

Op den IV Art.

Hoe verre men verstaat te sullen strekken de Correspondentie met de Christelyke Overheyd, in ’t verkiesen der Dienaren des Woords, etc Ende of de examinatie derselver niet en dient te geschieden, ten overstaan van eenige Gecommitteerden van de respective Overheyd, wesende Lidtmaaten van de Gemeynte.

Op den V Art.

Aangaande de correspondentie etc.

Op den XXII Art.

Of het verkiesen der Ouderlingen en Diaconen niet in ’t geheel en sal geschieden by den Kerkenraad, en of het, ten regarde van de stad Utrecht,

|79|

niet en soude goed zyn, in deselve verkiesinge te gedenken, op gequalificeerde Lidmaten, van de Collegien der Heeren Staten, en Vroedschap der stad Utrecht, en van den Hove van Utrecht; mitsgaders ten opsien van de andere Steden, op Lidmaaten uyt de Magistraat, ende van de platte Landen op de respective Ambachts-Heeren, en die van den Gerechte, wesende Lidmaten van de Gemeynte, als vooren.

Noch op den V Art. voorsz.

Verklaring te eysschen van de woorden, voor soo veel het selve stichtelyk kan worden gebruykt sonder nadeel van Gods Kerk.

Ende is na voorgaande genome rype deliberatie, en verscheyde communicatien, dese beraamde Kerken-Ordening, soo die daar leyt, goedgevonden, en gearresteert, gelyk gedaan word by desen, mits conditie, by soo verre hier na, over de interpretatie van dien, eenige disputen mochten koomen te verrysen, tusschen eenige subalterne Overheyd, en de Kercke deser Provincie, dat het selve different voor de Heeren Staten van dien sal worden gebracht, omme by haar Ed. Mog. te worden beslecht, en soo sulks by deselve niet gevoeglyk en konde geschieden, dat het als dan sal staan tot decisie van haar Hoog Mog. de Heeren Staten Generaal, en den Heere Stadhouder deser Provincie in der tyd.

Mitsgaders, dat noch in cas van dispute desen aangaande, tusschen de souveraine Overheden en de Kerken voornoemt, men hem ook ter eerster instantie sal addresseren aan de Hooggemelte Heeren Staten Generaal, en de Stadhouder voornoemt, om by deselve te worden gedecideert. Onder stont. Geëxtraheert uyt de Kesolutien, by de Ed. Mog. Heeren Staten ’s Lands van Utrecht genomen, ende accordeert. In kennisse van my, ende was onderteeckent, Ant. van Hilten.

Verklaringe gedaan by de Gedeputeerden des Synodi Nationalis, die verscheenen zyn in de Synode Provinciaal van de Landen van Utrecht, over de navolgende Poincten, rakende de Kerken-ordre, by de Ed. Mogende Heeren Staten deser Provincie den Synode voorgestelt.

Op den IV Art.

Hoe verre men verstaat te sullen strekken, de Correspondentie met de Christelyke Overheyd, in ’t verkiesen van de Dienaren des Woords, etc.

Antwoord.

De Correspondentie bestaat in drie stukken. Eerst, wanneer der een of meer Predikanten in eenige Kerken gebreeken, soo sal den Kerken-raad ’t selve haare Christelyke Overheyd te kennen geven, om deselve van de nood der Kerke te berigten, en met haar consent na een bequaam persoon, of persoonen uyt te sien.

Ten tweeden, wanneer den Kerken-raad op een, of meer persoonen haare oogen geslagen heeft, zoo sullen sy deselve haar Ed. Overheyd bekent maken, om te verneemen, ofte haar Ed. ietwes hebben, waaromme

|80|

deselve persoonen in dese Kerke niet stigtelyk soude konnen dienen, ende soo de Overheyd tegens die persoonen niets wettelyks en heeft, soo sal den Kerken-raad tot de verkiesinge voortvaren, ende, na de gedaane verkiesing, versoeken de approbatie van de Overheyd.

Ten derden, soo wanneer de gaven syn te hooren, of de bescheydingen syn te doen, tot voltrekking van de beroepinge, soo sal de Overheyd hare Gedeputeerden moogen voegen by de Gedeputeerden der Kerke, soo het haar gelieft.

Op den V Art.

Verklaaringe te eysschen van de woorden, voor soo veel ’t selve stigtelyk kan worden gebruykt, zonder nadeel van Gods Kerke.

Antwoord.

De meyninge des Synodi Nationalis, is geensints om met deese woorden, imand, hy zy wie hy zy, in zyn deugdelyk recht van presentatie te verkorten, maar wel het rechte gebruyk van dien aan te wysen, te weten, dat het moet gebruykt worden, met stigtinge, dat is, dat ’er gepresenteert worde persona habilis, daar van de Classis moet oordeelen, dat de Kerke blyve by haar recht van verkiesing, en wettelyke repudiatie, ook na het oordeel der Classis, en dat de presentatie geschiede binnen den tyd van ses weeken, na dat de plaatse vacant geworden is, of dat anders de Kercke zal gerechtigt zyn, om selve uyt te sien na een bequaam persoon. Dat den Patroon een Pastoor versorge van een eerlyk tractement, en voorts sig voege na de Kerken-ordening.

Op den XXII Artic.

Te letten, of het kiesen van Ouderlingen en Diaconen, niet in ’t geheel en sal geschieden by den Kerken-raad?

Antwoord.

Wy verstaan, dat alhoewel de Kercken-ordening daar van alternative spreekt, het evenwel in dese Provincie best sal syn, dat niet alleen de nominatie, maar ook de verkiesing, van het enkel getaal dat bevestigt sal worden, na voorgaande proclamatie, simpelyck by den Kerken-raad geschiede, gelyk meest in andere Provinciën geschied.

Of het ten regarde van de Stad Utrecht, als ook van andere Steden en Dorpen, niet en souden goed syn te gedenken, op gequalificeerde Lidmaaten, van de Collegien der Heeren Staten, van de Vroedschap der Stad Utrecht, en van den Hove van Utrecht?

Antwoord.

’T is behoorlyk caeteris paribus, ende als de Heeren daar toe vaceren konnen, gelyk met stigtinge in andere Provinciën gedaan word.

Dese verklaaringe, by de voorzeyde Gecommitteerden gedaan zynde, is by de gansene Synodus voor goed aangenomen, gelyk ook de Heeren Gecommitteerden van de Ed. Mog. Heeren Staten deser Provincie belooft

|81|

hebben, aan haare Principalen daar van rapport te doen, en de goede hant te bieden, dat in de voorsz. poincten de gemeene Verklaringe mag aangenomen, ende by haar Ed. bevestigt worden. Was onderteykent. J. Bogermanus. J. Dibbetius. Jacobus Triglandus. Godefridus Udemans.