53. Hoe te handelen, indien kerkeraadsleden publiek partij kiezen in politieke of sociale geschillen?

 

(1914.)

89. Ge schrijft mij, dat in X eenige leden der Gereformeerde kerk meedoen aan de werkstaking aldaar, — dat zelfs een ouderling die ook voorzitter van Patrimonium is, vóór die staking ijvert; — en dat hiertegen in de gemeente nog al sterke oppositie is en dus groote verdeeldheid ontstaat. En dan vraagt ge over dien toestand mijn oordeel, en een advies over den weg, die nu kerkelijk de beste zijn zou.

Intusschen, om den bedoelden toestand goed te kunnen beoordeelen. en om een practisch advies te kunnen geven, zou ik over personen en omstandigheden veel meer moeten weten, dan een brief mij kan mededeelen. Ik zou daarvoor eigenlijk zelf in X moeten zijn en met onderscheidenen personen moeten spreken.

In het algemeen kan ik slechts zeggen, dat een opziener der gemeente (predikant of ouderling) altijd zeer voorzichtig zijn moet bij zijn optreden in geschillen, die op politiek of sociaal terrein opkomen, en waarin beiderzijds leden derzelfde kerk betrokken zijn of partij kozen.

|202|

Het zou zeker niet aangaan, te zeggen, dat predikanten en ouderlingen altijd en in ieder geval zich daarbuiten moeten houden. Maar tevens moeten zij altijd toezien, dat hun optreden geen schade doe aan de uitoefening van hun kerkelijken dienst of noodeloos andere gemeenteleden te veel tegen hen zou innemen.


Rutgers, F.L. (1921)


KERKELIJK ADVIES BIJ
Kerkorde GKN (1905) Art. 23
Kerkorde GKN (1905) Art. 79