|141|

Artikel 22-24.

De Ouderlingen zullen door het oordeel des Kerkeraads en der Diakenen verkozen worden, volgens de regeling, die daarvoor plaatselijk in gebruik of door den Kerkeraad vastgesteld is; bij welke regeling het naar de gelegenheid van iedere Kerk vrij zal zijn, van tevoren de gemeenteleden in staat te stellen op geschikte personen de aandacht te vestigen, en voorts vrij zal zijn, voor de verkiezing zelve zooveel ouderlingen, als er van noode zijn, aan de gemeente voor te stellen, om, van diezelve (ten ware dat er eenig beletsel voorviel) geapprobeerd en goedgekeurd zijnde, met openbare gebeden en stipulatiën bevestigd te worden, of een dubbel getal aan de gemeente voor te stellen, om het door haar gekozen halve deel op dezelfde wijze in den dienst te bevestigen, volgens het Formulier daarvan zijnde.

Der Ouderlingen ambt is, behalve hetgeen dat boven, in Art. 16, gezegd is hun met den Dienaar des Woords gemeen te zijn, opzicht te hebben, dat de Dienaren, mitsgaders hunne andere Medehelpers en Diakenen hun ambt getrouwelijk bedienen, en de bezoeking te doen, naar dat de gelegenheid des tijds en der plaats tot stichting der gemeente, zoo voor als na het Nachtmaal, kan lijden, om bijzonder de lidmaten der gemeente te vertroosten en te onderwijzen, en ook anderen tot de Christelijke religie te vermanen.

Dezelfde wijze, die van de Ouderlingen gezegd is, zal men ook onderhouden in de verkiezing, approbatie en bevestiging der Diakenen.

 

35. Mag de kerkeraad de verkiezingen naar eigen goedvinden regelen?

|142|

(1899.)

49. Wanneer, voor de benoeming van ouderlingen en diakenen, de kerkeraad de gemeenteleden uit een dubbelgetal laat kiezen, dan behoort de wijze, waarop die stemming plaats heeft tot de „middelmatige dingen”, die dus door den kerkeraad geregeld worden, zooals hem het meest doelmatig voorkomt.

Het kan geschieden, door oproeping tot eene vergadering. Maar het kan ook geschieden, doordat men gedurende eenige uren of dagen gelegenheid geeft stembriefjes in eene bus te komen brengen.

Voor dit laatste pleit, dat dan de gemeenteleden des te meer gelegenheid hebben om te stemmen, daar toch op een avond lichtelijk meerderen belet zijn te komen, en het moeielijk gaat, dan door middel van een ander te doen stemmen.

Voor het houden eener vergadering is ook wel iets te zeggen. Maar dat moet aan den kerkeraad worden overgelaten.

In ieder geval moet na zulke stemming nog in eene kerkeraadsvergadering de aanwijzing der gemeente in eene formeele benoeming worden omgezet; en moet Zondags vooraf in de gemeente er voor gebeden worden.


Rutgers, F.L. (1921)


KERKELIJK ADVIES BIJ
Kerkorde GKN (1905) Art. 22
Kerkorde GKN (1905) Art. 24