|54|
Als we ons deze vraag, toegespitst op de kerkelijke organisatie zoals onze kerken die in de DKO bezitten, gaan stellen, kost het weinig moeite te ontdekken, dat het Nieuwe Testament geen DKO bevat. Dat is overigens helemaal geen nieuwe ontdekking. Ook onze gereformeerde vaderen wisten dat wel en stelden dan ook, dat deze organisatie niet tot het wezen van de kerk behoort, maar wel tot het wèlwezen, zoals ze er aan toevoegden.22 Het verschil tussen toen en nu zit dan ook echt niet in die ontdekking, maar in een andere benadering, in een andere waardering van die ontdekking. Tot voor kort was het een typisch gereformeerde houding om het ‘erfdeel der vaderen’ te bewaren. Veelal gingen we er zonder meer van uit, dat gereformeerd hetzelfde betekende als schriftuurlijk, dat deze woorden gewoon synoniemen waren die je promiscue gebruiken kon. Alles wat met logische consequentie uit de Schrift was afgeleid, had voor ons hetzelfde gezag als de Schrift zelf. Theoretisch bleven we nog wel zeggen dat de Schrift toch hoger stond, maar de praktijk gaf van die theorie niet zo heel veel te zien. In een dergelijk denk- en leefklimaat geeft het natuurlijk geen
22 H. Bavinck, Gereformeerde Dogmatiek, dl. IV, 4e dr., Kampen 1930, p. 415.
|55|
schok te ontdekken, dat het gereformeerde leven doortrokken en doorschoten is met tal van bindende tradities etc., die niet in de Schrift zelf te vinden zijn. Men heeft ze immers op de een of andere manier wel uit de Schrift afgeleid, onder leiding van de Heilige Geest nog wel, en dus zijn ze met gezag bekleed. Het komt dan gewoon niet in de gedachten op, dat bepaalde tradities of instellingen toch wel eens onjuist zouden kunnen zijn.
Vandaag beginnen we weer te leren, dat deze benadering — alle goede bedoelingen ten spijt — de dood in de pot betekent. We leren vandaag weer schrikken, als we erachter komen dat we er bepaalde praktijken en tradities op na houden, die we in de Schrift niet kunnen vinden. Ik vind dat een heilzame schrik. De Roomse theoloog Hans Küng zegt: ‘De kerk van nu moet ook in de kwestie van de kerkinrichting haar aandacht richten op de geschiedenis van haar oorsprong. Juist om te bestaan moet zij zich steeds weer door haar oorsprong problematisch laten maken.’ Ik geloof dat deze eis niet alleen geldt voor de Roomse Kerk maar ook voor ons.
Wij reageren vandaag heel anders op tradities dan vroeger, omdat het voor ons geen vanzelfsprekende zaak meer is, dat de Heilige Geest in het ontstaan van al die tradities de hand gehad heeft. We krijgen er weer oog voor dat we onze confererende en besluitende vaderen wel eens wat al te vlot met de Heilige Geest vereenzelvigd hebben. Als ik me vandaag
|56|
realiseer, dat heel onze kerkelijke organisatie niet in de Schrift wordt voorgeschreven en wat haar structuren betreft sterke parallellen vertoont met de toen in Nederland gangbare politieke organisatie, huiver ik om de naam van de Heilige Geest in één adem met onze kerkelijke organisatie te noemen. En dan kan ik niet meer zeggen — zoals onze vaderen dat zonder moeite konden — dat die organisatie weliswaar niet tot het wezen van de kerk behoort, maar niettemin toch noodzakelijk is. Dat laatste ontken ik vandaag pertinent. Ik zeg vandaag: hoe goed die DKO in vergelijking met het Roomse systeem ook was toen zij werd opgesteld en hoe goed zij in de loop der eeuwen — zo nu en dan! — ook gewerkt mag hebben, vandaag betekent het voor de kerk een belemmering op een dergelijk organisatorisch document vastgespijkerd te zitten.
Prof. Bavinck zegt veel kwaad van de kerkelijke organisatie. Hij is geneigd Gregorius van Nazianze gelijk te geven, die nog nooit iets goeds van een synode had zien komen.23 Bavinck acht het dan ook de belangrijkste taak van een synode zich ontbeerlijk te maken. Hoe meer de synode zich overbodig maakt, hoe meer zij aan haar doel beantwoordt, vindt hij. Desondanks acht hij het afschaffen van synodes een groter kwaad dan het handhaven ervan. Ik kan deze gedachtengang plaatsen in een tijd waarin tradities
23 H. Bavinck, a.w., p. 414.
|57|
een nagenoeg onaangevochten gezag bezitten en waarin historisch gegroeide vormen als vanzelfsprekende normen gelden. Maar vandaag kan ik er niet meer in geloven. Vandaag zeg ik: een afgeschafte synode is de beste synode die zich laat denken. Elke bindende regel of reglement dat er vandaag in de kerk te vinden is en dat boven de Schrift uitgaat, moet vandaag overboord, als de kerk tenminste nog een zoutend zout wil zijn in de moderne wereld.