3.13. De wederopneming van de geëxcommuniceerde (artikel 78)

3.13.1. Omschrijving

- Voor ieder die met de christelijke ban van de gemeente werd afgesneden, bestaat de mogelijkheid om door middel van verzoening weer in de gemeenschap van de kerk te worden opgenomen, indien betrokkene tot inkeer en berouw komt.337

 

3.13.2 Vereisten voor de wederopneming bij de betrokkene

- De begeerte tot verzoening met de gemeente en de wederopneming daarin moet van de geëxcommuniceerde zelf uitgaan. Hij maakt deze begeerte kenbaar aan de kerkenraad van de gemeente waarin hij woont.
- De oprechtheid van deze begeerte moet blijken uit de boetvaardigheid van de betrokkene.
- De kerkenraad overtuigt zich van de oprechtheid van dit berouw door middel van het pastorale gesprek met de betrokkene en stelt vast dat er geen sprake is van nevenbedoelingen.


337 K. de Gier, De Dordtse Kerkorde, blz. 391.

|120|

- Indien de kerkenraad niet of niet geheel overtuigd is van de noodzakelijke boetvaardigheid, kan hij een proeftijd stellen, waarin de betrokkene de gelegenheid ontvangt door woord en daad te tonen dat hij gedreven wordt door oprecht berouw.338

 

3.13.3. De keuze van de gemeente na verhuizing

- Indien de betrokkene na de excommunicatie is verhuisd, maakt de kerkenraad van de gemeente waarin hij woont schriftelijk diens begeerte tot verzoening en wederopneming kenbaar aan de kerkenraad van de gemeente waarin de excommunicatie heeft plaatsgevonden met het verzoek tot nader overleg over deze zaak.
- De wederopneming geschiedt als regel in de gemeente waarin de excommunicatie heeft plaats gevonden,339 tenzij gewichtige redenen, te beoordelen door de kerkenraad van de gemeente waarin de excommunicatie plaatsvond, zich daartegen verzetten. Alleen in dat geval kan de wederopneming ook geschieden in de gemeente waarin de betrokkene woont.
- Voor de wederopneming van de betrokkene in de gemeente in zijn huidige woonplaats is altijd de instemming van de kerkenraad die tot de afsnijding van de betrokkene overging, vereist.340
- Bij verschil van gevoelen bij de twee betrokken kerkenraden over de keuze van de gemeente waarin de wederopneming zal plaatshebben, vraagt de kerkenraad van de gemeente waarin de excommunicatie heeft plaatsgevonden aan de classis waaronder deze gemeente ressorteert, om een beslissende uitspraak.


338 K. de Gier, De Dordtse Kerkorde, blz. 391; Joh. Jansen, Korte verklaring, blz. 339.
339 Dit wordt én door artikel 78 én door het Formulier van Wederopneming van Afgesnedenen in de Gemeente van Christus nadrukkelijk verondersteld. De argumentatie van Joh. Jansen, Korte verklaring, blz. 340, dat de weder opneming zou moeten plaats hebben in de gemeente waarin de betrokkene woont, verliest daarmee haar kracht.
340 K. de Gier, Toelichting, blz. 153; idem, De Dordtse Kerkorde blz. 392-393; F.L. Rutgers, Kerkelijke Adviezen II, blz. 314.

|121|

- Zolang de classis deze uitspraak niet heeft gedaan, wordt niet tot de wederopneming overgegaan.341

 

3.13.4 Bezwaren

- Voor de wederopneming van de geëxcommuniceerde is de medewerking van de gemeente vereist.
- Om deze medewerking te verkrijgen wordt het voornemen tot wederopneming op ten minste drie achtereenvolgende zondagen aan de gemeente meegedeeld. Voor deze mededeling wordt uitsluitend gebruik gemaakt van de afkondiging die in het begin van het Formulier van Wederopneming van Afgesnedenen is opgenomen.
- Indien bezwaren tegen de wederopneming worden ingediend, stelt de kerkenraad een onderzoek in, waarbij de wettigheid en geldigheid der bezwaren worden vastgesteld. De kerkenraad informeert daartoe ook betrokkene over de ingediende bezwaren, stelt hem in de gelegenheid daarop te reageren en informeert hem tenslotte schriftelijk ten aanzien van de gronden van zijn beslissing.
- Indien de kerkenraad de bezwaren ongegrond verklaart, deelt hij dit schriftelijk en met opgaaf van redenen mede aan degene die bezwaar heeft gemaakt. Tevens worden alle gegevens voor het eventueel aantekenen van appèl bij de classis verstrekt.342
- Als de klager gebruik maakt van het recht van appèl, is de kerkenraad verplicht de wederopname uit te stellen totdat de classis een definitief besluit heeft genomen.

 

3.13.5. De eigenlijke wederopneming

- De kerkenraad kiest voor de wederopneming een zondag waarop het Heilig Avondmaal zal worden bediend of de zondag waarop de


341 Joh. Jansen, Korte verklaring, blz. 340; F.L. Rutgers, Kerkelijke Adviezen II, blz. 314.
342 K. de Gier, De Dordtse Kerkorde, blz. 392. Zie ook paragraaf 3.5.1. tot en met 3.5.3. van dit hoofdstuk.

|122|

voorbereidingspredikatie voor het eerstkomende Heilig Avondmaal wordt gehouden?343
- De wederopneming kan alleen op een gewone zondag geschieden indien daarvoor dringende redenen zijn, zoals het geruime tijd moeten uitstellen van een verhuizing, een doopsbediening of een huwelijk.344
- De wederopneming wordt als regel een feit door het voorlezen van het daartoe bestemde Formulier en de beantwoording van de vragen door de geëxcommuniceerde in het midden van de gemeente.
- In het geval dat de afsnijding zo lang geleden plaatsvond dat het feit van de afsnijding in de gemeente geheel onbekend is, vindt de wederopneming plaats door het afleggen van schuldbelijdenis voor de kerkenraad, waarbij de vragen van het Formulier van Wederopneming worden gebruikt.345 Aan de gemeente wordt vervolgens meegedeeld dat de betrokkene na het afleggen van schuldbelijdenis weer lid van de gemeente is.346


343 Artikel 78 van de DKO spreekt uit dat de kerkenraad voor de wederopneming de zondag dient te kiezen waarop het Heilig Avondmaal zal worden bediend. Om praktische redenen verdient o.i. de zondag waarop de voorbereidingspredikatie wordt gehouden de voorkeur. Bij deze keuze handelt de kerkenraad wél in de geest van artikel 78 DKO, omdat ook hiermee duidelijk wordt dat na de wederopneming de weg tot het Heilig Avondmaal weer is geopend.
344 Joh. Jansen, Korte verklaring, blz. 340.
345 Na de zinsnede “en Zijn gemeente alhier” moet in dit bijzondere geval worden ingevoegd: “vertegenwoordigd door de kerkenraad.”
346 K. de Gier, Toelichting, blz. 153-154; F.L. Rutgers, Kerkelijke Adviezen II, blz. 314.