|95|
- Ouderlingen en diakenen die zich schuldig hebben gemaakt aan
openbare, grove zonden, worden vanwege de eenheid van persoon en
ambt als ambtsdrager der gemeente afgezet.242
Predikanten worden om dezelfde reden of geschorst of afgezet.
- De toepassing van de tucht op betrokkene in zijn hoedanigheid
als ambtsdrager gaat altijd vooraf aan de eventuele gewone
oefening der tucht op betrokkene in zijn hoedanigheid als lid der
gemeente.
- Een kerkenraad gaat over tot de gewone oefening der tucht
indien na de afzetting wegens een bepaalde zonde boetvaardigheid
en schuldbelijdenis ontbreken.243
- De kerkenraad mag een aanklacht tegen een ambtsdrager
uitsluitend in behandeling nemen, wanneer bij een geheime zonde
gehandeld is naar de regel van Mattheüs 18.244
- De kerkenraad stelt naar aanleiding van de aanklacht een
zelfstandig onderzoek in245, dat voldoet aan de
vereisten zoals die eerder zijn omschreven in de paragrafen
3.3.3.1. tot en met 3.3.3.6.
242 K. de Gier, Toelichting, blz. 154; idem, De Dordtse
Kerkorde, blz. 394; Joh. Jansen, Korte verklaring, blz. 342. De
Gereformeerde Gemeenten kennen niet de mogelijkheid van de
schorsing van een ouderling of diaken. Zie de verklaring hiervoor
in noot 277 van deze paragraaf. Wel bestaat de mogelijkheid van
een voorlopige schorsing gedurende de tijd van onderzoek.
243 Zie artikel 76 van de DKO. Vergelijk paragraaf
3.9.1.-3.9.3.
244 Zie paragraaf 3.8.1.; F.L. Bos, De orde der kerk, blz. 309
(Veere 1602).
245 F.L. Rutgers, Verklaring van de Kerkenordening IV, blz. 108.
De uitdrukking “terstond” in artikel 79 van de DKO betekent,
zoals het verband van het artikel duidelijk maakt, dat de
kerkenraad niet vooraf het oordeel van de classis moet vragen.
Zie ook K. de Gier, De Dordtse Kerkorde, blz. 397.
|96|
- Een aanklacht mag alleen voor waar worden aangenomen wanneer deze door nog ten minste één of twee getuigen246 wordt bevestigd.247
- Elke kerkenraad kan zelfstandig besluiten om een diaken,
ouderling of predikant bij wijze van noodmaatregel voorlopig te
schorsen248 in zijn ambtelijke dienst voor een termijn
van één of twee weken.249 Wanneer redelijkerwijs kan
worden aangenomen dat de zaak die tot de voorlopige schorsing
aanleiding geeft, een ingewikkeld karakter draagt, is de termijn
maximaal twee maanden. Een voorlopige schorsing kan, indien
nodig, met dezelfde termijn worden verlengd.
- De voorlopige schorsing wordt toegepast, in afwachting van
nader onderzoek of hangende dat onderzoek, indien een zware
beschuldiging tegen de ambtsdrager is ingebracht en de zaak reeds
openbaar is geworden.250
- De kerkenraad besluit eveneens tot een voorlopige schorsing
indien
246 1 Timotheüs 5: 19, 20. Uit inhoud en verband van deze
tekst (1 Timotheüs 5: 17-18 en 21) blijkt dat de apostel bij deze
vermaning het oog heeft op openbare zonden, zoals publieke
dronkenschap, inbraak, contractbreuk en bordeelbezoek. Het gaat
om het in bescherming nemen van de ambtsdrager tegen publieke,
lichtvaardige en ongegronde aantijgingen. Het Schriftwoord biedt
géén algemene regel voor de behandeling van alle zonden van een
ambtsdrager. Als de aard van een zonde het moeilijk maakt om
getuigen te hebben (incest, mishandeling, klachten van een
verongelijkte op basis van schriftelijke stukken) én er geen
sprake is van ongegronde aversie, heeft de kerkenraad ook het
recht en de plicht (vergelijk 1 Timotheüs 3: 2-2) om een
zorgvuldig onderzoek in te stellen zonder dat van verdere
getuigen sprake is. Het instellen van een onderzoek is niet
hetzelfde als het bewezen achten van de schuld.
247 F.L. Bos, De orde der kerk, blz. 305-306 (Middelburg 1581,
Schoonhoven 1597); H. Bouwman, Gereformeerd Kerkrecht II, blz.
661-662; K. de Gier, De Dordtse Kerkorde, blz. 394-395.
248 H. Bouwman, Gereformeerd Kerkrecht II, blz. 662; K. de Gier,
De Dordtse Kerkorde, blz. 398.
249 K. de Gier, De Dordtse Kerkorde, blz. 397.
250 H. Bouwman, Gereformeerd Kerkrecht II, blz. 662. Men zie ook
de voorbeelden bij F.L. Rutgers, Verklaring van de Kerkenordening
IV, blz. 108.
|97|
de omstandigheden het onmogelijk maken op korte termijn een
vergadering van twee kerkenraden bijeen te
roepen.251
- De kerkenraad kan de maatregel van de voorlopige schorsing
combineren met de voorlopige afhouding van de betrokken
ambtsdrager van het Heilig Avondmaal.252
- De kerkenraad bevestigt de voorlopige schorsing met vermelding
van de termijn schriftelijk aan de betrokken ambtsdrager en doet
tevens mededeling van een eventuele voorlopige afhouding van het
Avondmaal.
- De afzetting van ouderlingen en diakenen en de schorsing van een dienaar des Woords kan alleen geschieden in overleg met de kerkenraad van de naastgelegen gemeente (de zogenaamde gecombineerde of dubbele kerkenraad).
- De dubbele kerkenraad is niet bevoegd om een predikant af te zetten en legt de zaak, ook bij aarzeling tussen schorsing of afzetting, ter beslissing voor aan de classis.
- Daar de macht van de meerdere vergaderingen als zodanig beperkt is,253 dient een dergelijke vergadering de toepassing van de censuur
251 K. de Gier, De Dordtse Kerkorde, blz. 398-399. De
schrijver noemt als voorbeeld een aanklacht tegen de predikant
die aan het einde van de week wordt ingediend en het onmogelijk
maakt dat hij op zondag zal voorgaan.
252 Zie paragraaf 3.9.1.
253 Artikel 30 DKO; H. Bouwman, Gereformeerd Kerkrecht II, blz.
20-22, 33-37. Op blz. 22, 64 en 65 geeft Bouwman vier principiële
verschillen aan tussen de macht van de kerkenraad en die van de
meerdere vergadering. Zie ook K. de Gier, De Dordtse Kerkorde,
blz. 169.
|98|
over ambtsdragers in gewone gevallen254 altijd aan de
door de kerkorde daarvoor aangewezen mindere
vergadering255 over te laten.256
- Een classis is slechts bevoegd257 om eigener
beweging tot censuur over ambtsdragers over te gaan in zeer
uitzonderlijke gevallen.258
254 Dit is als regel ook het geval, indien een synode na
de behandeling van een appèlzaak uitspreekt dat de betrokken
ambtsdrager dient te worden geschorst of afgezet. De uitvoering
van het besluit wordt overgelaten aan de plaatselijke kerkenraad
of de betreffende mindere vergadering. Vgl. H. Bouwman,
Gereformeerd Kerkrecht, II, blz. 19-20, 23-24, 81.
255 Artikel 79 DKO spreekt uit dat deze bevoegdheid toekomt aan
de dubbele kerkenraad (afzetten van een ouderling of diaken,
schorsen van een predikant) en aan de classis (afzetting van een
predikant). Vergelijk F.L. Bos, De orde der kerk, blz. 306-307 en
308; W.A. van Es, Over de bevoegdheid tot schorsing en afzetting
van Ouderlingen en Diakenen, Kampen, 1946, blz. 14.
256 F.L. Bos, De orde der kerk, blz. 308, 309.
257 Deze bevoegdheid van de meerdere vergaderingen in bijzondere
gevallen wordt uit artikel 79 afgeleid, omdat deze daar aan de
classis wordt toegekend. Voetius beschouwde classes en synoden
als kerkenraden van verscheidene kerken, die door een bijzonder
verbond verenigd zijn. Het hoogst uitzonderlijke godsdienstige
conflict tussen remonstranten en contra-remonstranten, dat
tegelijkertijd een staatsrechtelijk en politiek conflict was,
staat daarbij overigens wel op de achtergrond. Vergelijk H.
Bouwman, Gereformeerd Kerkrecht II, blz. 19-21, 75-76 en 663; M.
Bouwman, Tweeërlei kerkrecht, blz. 12, 14, 24, 33, 35-40, 70-71;
M. Bouwman, Voetius over het gezag der Synoden, blz. 317-325; K.
de Gier, Toelichting, blz. 155. J.W. Kersten, Het kerkelijk gezag
der meerdere vergaderingen, De Saambinder, 32e jaargang,
1953-1954, volgt kritiekloos de visie van M. Bouwman. Op deze
visie is echter fundamentele kritiek geleverd door W.A. van Es,
Over de bevoegdheid tot schorsing en afzetting van Ouderlingen en
Diakenen, blz. 14, 20, 35, 40, 56 en door vrijgemaakt
gereformeerde auteurs. Vergelijk ook F.L. Bos, De orde der kerk,
blz. 115.
258 H. Bouwman, Gereformeerd Kerkrecht II, blz. 24-25, 45 en K.
de Gier, De Dordtse Kerkorde, blz. 195-197, leggen de nadruk op
de beperkte bevoegdheid van de meerdere vergaderingen. Men
verlieze niet uit het oog dat de bevoegdheid der meerdere
vergaderingen een afgeleide macht is en blijft. Meerdere
vergaderingen kunnen alleen tucht oefenen, omdat de zaken zelf
door de gemeente op de agenda zijn geplaatst en de bevoegdheid
tot tuchtoefening aan haar door de gemeenten is overgedragen. Met
name de visie van M. Bouwman — zie noot 256 — kan aanleiding
geven tot een algehele verzelfstandiging van het tuchtrecht der
meerdere vergaderingen.
Van belang is echter dat de DKO zelf nergens de meerdere
vergaderingen
|99|
bevoegd verklaart tot het zelfstandig treffen van
maatregelen van censuur over ambtsdragers of tot uitvoering van
de door de meerdere vergaderingen genomen beslissingen. De DKO
gaat er bij voorbeeld in de artikelen 30, 36 en 84 steeds vanuit
dat de plaatselijke kerk de openbaring is van het lichaam van
Christus en dat alleen door de aansluiting bij het kerkverband
een plaatselijke kerk gehouden is tot uitvoering van de
beslissingen van de meerdere vergadering. De DKO beklemtoont
voortdurend dat het gezag van de meerdere vergaderingen
uiteindelijk berust op het gezag van de kerkenraden, die de
plaatselijke kerken vertegenwoordigen. Anders dan de kerkenraad
heeft de meerdere vergadering geen macht in zichzelf. Bij dit
uitgangspunt past het in wezen niet dat meerdere vergaderingen
zelfstandig, buiten de kerkenraden om, hun besluiten uitvoeren,
tenzij uit de DKO uitdrukkelijk zou blijken dat die bevoegdheid
aan de meerdere vergaderingen toekomt. In dat geval zou immers de
aansluiting bij het kerkverband met zich mee brengen, dat de
kerkenraden in zoverre afstand doen van hun autonome bevoegdheid.
Een dergelijke grond is in de DKO evenwel niet te vinden. Dit
klemt te meer, daar de DKO de bevoegdheden van de diverse
kerkelijke organen, weliswaar beknopt, maar op diverse plaatsen
uitdrukkelijk, heeft geregeld.
Het standpunt dat meerdere vergaderingen onder omstandigheden
terzake een min of meer zelfstandige bevoegdheid hebben, past dan
ook niet goed binnen de structuur of de systematiek van de
DKO.
Rechtshistorisch is dit standpunt ook zeer omstreden. De
deskundigen zijn onderling verdeeld over de vraag hoe de kwestie
in de vijftiende en zestiende eeuw werd benaderd. Voetius’
geschriften zijn aanleiding geweest tot verdeelde interpretaties.
Voor de Gereformeerde Gemeenten is uiteraard van belang de
stellingname in de Acte van Afscheiding of Wederkeering (1834),
waarin men zich afkeerde van het zogenaamde collegialisme, dat de
plaatselijke kerken beschouwt als onderdeel van de landskerk, en
de DKO in ere herstelde. Daarin stond naar de mening van de
Afgescheidenen de zelfstandigheid van de plaatselijke gemeente
centraal. Het is de vraag of de Generale Synode van 1953, die
zonder fundamentele discussie is uitgegaan van de bevoegdheid van
de meerdere vergadering tot het zelfstandig treffen van (tucht)
maatregelen, daarmede niet is afgeweken van de grondgedachte van
de DKO en de Afscheiding. De binnen de Geref. Kerken (Syn.)
gangbare visie werd zonder meer gevolgd. Na 1953 heeft evenmin
een grondige bezinning op deze keuze plaatsgevonden, afgezien van
de in de vorige noot genoemde artikelenserie van ds. J.W. Kersten
over Het kerkelijk gezag der meerdere vergaderingen. In het licht
van dit alles kiest deze Handleiding voor een middenweg: een
zorgvuldige benadering door de meerdere vergadering,
overeenkomstig paragraaf 3.11.15.1., bij het treffen van
maatregelen, die in wezen tot de competentie van mindere
vergaderingen behoren. Juist vanwege het gevaar van
machtsmisbruik door meerdere vergaderingen is een zeer
terughoudende opstelling gewenst. Het veelal gehoorde argument
dat bij conflicten kerkelijke goederen moeten worden
veiliggesteld, lijkt in het licht van recente ontwikkelingen in
de rechtspraak, waarbij van gezamenlijk eigendom is uitgegaan,
niet sterk.
|100|
Deze gevallen kunnen zich voordoen als de kerkenraad kennelijk in
gebreke is gebleven om maatregelen te treffen tot schorsing of
afzetting of uitvoering te geven aan een besluit
daartoe259 en als er anderszins sprake is van
wanbestuur.260
- In het alleruiterste geval is een particuliere of generale
synode in de genoemde gevallen tot het treffen van maatregelen
bevoegd, indien een classis in gebreke blijft om te handelen
overeenkomstig artikel 79 van de DKO.261
- Als ten behoeve van de censuur over ambtsdragers de hulp moet worden ingeroepen van de kerkenraad van een genabuurde gemeente, is bij de keuze van de gemeente niet altijd de afstand in kilometers doorslaggevend, maar het geheel der omstandigheden.262 De gemeente moet in ieder geval deel uitmaken van dezelfde classis
259 F.L. Bos, De orde der kerk, blz. 308-309
('s-Gravenhage, 1586, Middelburg 1591, Harlingen 1603, Groningen
1617); K. de Gier, Toelichting, blz. 155.
260 G. Voetius gebruikt reeds het begrip wanbestuur (mala
administratio), Politica Ecclesiastica I, 226. Vergelijk H.
Bouwman, Gereformeerd Kerkrecht II, blz. 19. D. Nauta, Verklaring
van de Kerkorde, blz. 429, geeft de volgende omschrijving: “Het
bestuur en de regering is op de een of andere manier in het
ongerede geraakt, zodat het in de desbetreffende kerk niet meer
op normale wijze functioneert en alles in het ongerede dreigt te
geraken.”
Voor voorbeelden van wanbestuur zie men paragraaf 3.11.15.1.,
noot 300.
261 D. Nauta, Verklaring van de Kerkorde, Kampen 1971, blz. 432.
Vergelijk H. Bouwman, Gereformeerd Kerkrecht, II, blz. 20. Deze
situatie zal zich alleen voordoen, wanneer het wanbestuur in de
plaatselijke gemeente leidt tot allerlei verwikkelingen in de
andere gemeenten van de betreffende classis.
262 F.L. Rutgers, Verklaring van de Kerkenordening, IV, blz. 107.
In de Gereformeerde Gemeenten, die een zeer groot aantal vacante
gemeenten kennen, behoort tot deze omstandigheden zeker ook het
gegeven of een gemeente al of niet een predikant heeft.
F.L. Bos, De orde der kerk, blz. 307, kiest als enige ten
onrechte voor de interpretatie: “de meest naburige
kerkenraad.”
|101|
en gemakkelijk bereikbaar zijn. Met name is van belang, dat de te
kiezen gemeente enige kennis heeft van de andere gemeente en
daarmede enigszins meeleeft.263
- De kerkenraad draagt zorg dat de stukken die betrekking hebben
op het verrichte onderzoek, op een zodanig tijdstip aan de te
hulp geroepen kerkenraad worden overhandigd, dat de leden daarvan
in staat kunnen worden geacht daarvan op een behoorlijke wijze
kennis te nemen.
- Beide kerkenraden houden een gecombineerde vergadering onder
leiding van de predikant van de eigen of van de naburige
gemeente. Indien beide gemeenten vacant zijn, wordt de
gecombineerde vergadering geleid door de consulent van de
gemeente die de assistentie van de andere gemeente heeft
gevraagd.
- In deze vergadering wordt een verslag uitgebracht van de
aanklacht, het onderzoek van de kerkenraad en de vastgestelde
feiten. Dit verslag wordt gevolgd door een uitvoerige
bespreking.264
- Elke kerkenraad vergadert daarna afzonderlijk ten einde een
eigen oordeel te vormen.265
- Is er tussen het oordeel van beide kerkenraden een ernstig
verschil, dan tracht men door een tweede bespreking en een tweede
afzonderlijke oordeelsvorming tot een gelijkluidend eindoordeel
te komen.
- Alleen in het geval van een gelijkluidend eindoordeel kunnen de
kerkenraden tot handelen overgaan. Indien er geen overeenstemming
is, wordt de zaak naar de classis verwezen voor de
eindbeslissing.266
- De beide scriba's worden belast met het notuleren van die
gedeelten van de vergadering waarin de dubbele kerkenraad bijeen
is. Zij dragen gezamenlijk zorg voor de concept-notulen van de
vergadering, die in een volgende vergadering moeten worden
vastgesteld.
263 H. Bouwman, Gereformeerd Kerkrecht, dl. II, blz.
662-663.
264 Joh. Jansen, Korte verklaring, blz. 344.
265 F.L. Bos, De orde der kerk, blz. 307; K. de Gier, De Dordtse
Kerkorde, blz. 398.
266 Joh. Jansen, Korte verklaring, blz. 344.
|102|
- De afzetting van een ouderling of diaken en de schorsing van
een predikant is alleen mogelijk, wanneer de feiten onomstootbaar
aantonen dat er sprake is van
a) zonden “die der kerk schandelijk” zijn;267
b) zonden die “ook bij de overheid strafwaardig” zijn;
c) zonden en grove feiten in het algemeen die de betrokkene “voor
de wereld eerloos maken” en bij een gewoon gemeentelid tot
onmiddellijke afhouding van het Heilig Avondmaal en bij
onboetvaardigheid tot afsnijding moeten leiden.268
- Niet elke zonde is schorsings- of afzettingswaardig. De dubbele
kerkenraad laat zich bij de vraag of de vastgestelde feiten
wijzen op een openbare, grove zonde,269 leiden door de
onder a. b. en c. genoemde criteria en de daarnaast in artikel 79
en 80 van de DKO gegeven en elders genoemde
voorbeelden.270
- Indien de dubbele kerkenraad ten aanzien van een dienaar des
Woords vaststelt dat er sprake is van een openbare, grove zonde,
vindt een zorgvuldige afweging plaats of deze zonde
schorsingswaardig dan wel afzettingswaardig is.271
Indien de dubbele kerkenraad van mening is dat de zonde
afzettingswaardig is te achten, wordt
267 Vergelijk voor een zonde “die der kerk schandelijk is”
artikel 80 van de DKO.
268 F.L. Bos, De orde der kerk, blz. 302-303.
269 Hiertoe behoren uiteraard ook grove zonden die in het geheim
zijn bedreven en ter kennis van de kerkenraad komen, omdat de
broederlijke vermaningen naar Mattheüs 18 geen doel hebben
getroffen. Vergelijk artikel 72-74 van de DKO en Joh. Jansen,
Korte verklaring, blz. 343.
270 Men zie ook andere lijsten van bij ambtsdragers volstrekt
onduldbare zonden bij F.L. Bos, De orde der kerk, blz. 301-302
(Wezel 1568; Rotterdam 1575; Dordrecht 1578; Genève 1651).
Vergelijk in elk geval de omschrijving van de in de kerkorde
genoemde openbare, grove zonden bij H. Bouwman, Gereformeerd
Kerkrecht I, blz. 666-668, K. de Gier, De Dordtse Kerkorde, blz.
401-402 en Joh. Jansen, Korte verklaring, blz. 347-348.
271 Deze afweging wordt door artikel 80 voorgeschreven in de
woorden “zonden, die waardig zijn met opschorting (schorsing) of
afstelling van de dienst gestraft te worden.”
|103|
de zaak naar de classis verwezen voor het nemen van de eindbeslissing.
- De dubbele kerkenraad kan op grond van de vastgestelde feiten
ook oordelen dat er geen sprake is van een grove zonde maar van
een openbare zonde die alleen berispenswaardig is.272
Tot de berispenswaardige zonden worden ook gerekend heimelijke,
lichtere zonden, die ter kennis van de kerkenraad worden
gebracht, omdat de broederlijke vermaningen naar Mattheüs 18 geen
doel hebben getroffen.273
- Bij de vaststelling van deze berispenswaardige zonden, ook wel
zonden “van de tweede soort” genoemd, laat de dubbele kerkenraad
zich leiden door het overzicht dat het Convent van Wezel gegeven
heeft.274
- Indien de dubbele kerkenraad heeft uitgesproken dat er sprake
is van een zonde die een bestraffing waardig is, wordt deze
uitspraak door de kerkenraad ten spoedigste schriftelijk aan de
betrokken ambtsdrager bevestigd met de mededeling dat hij binnen
veertien dagen appèl kan aantekenen bij de classis.
- Indien de betrokkene in de genoemde periode geen appèl
aantekent, wordt de zaak door de kerkenraad van de betrokken
272 F.L. Bos, De orde der kerk, blz. 304; K. de Gier, De
Dordtse Kerkorde, blz. 395-396.
273 K. de Gier, De Dordtse Kerkorde, blz. 396; Joh. Jansen, Korte
verklaring, blz. 343.
274 Zie de tekst daarvan bij F.L. Bos, De orde der kerk, blz. 305
(Wezel 1568) en H. Bouwman, Gereformeerd Kerkrecht II, blz.
664-665. Vergelijk K. de Gier, De Dordtse Kerkorde, blz.
395.
|104|
ambtsdrager, zo spoedig mogelijk na het verstrijken van de
gestelde termijn, op de eerstvolgende kerkenraadsvergadering of
een bijzondere kerkenraadsvergadering afgedaan275 door
middel van een broederlijke vermaning en een zachtmoedige
bestraffing276 of desnoods met een zeer scherpe
bestraffing.277
- De kerkenraad kan de consulent verzoeken om alsdan in zijn
midden en namens hem de betrokken ambtsdrager op grond van de
uitspraken van Schrift en belijdenis te bestraffen.
- Indien de gecombineerde of dubbele kerkenraad gegronde redenen aanwezig acht om tot afzetting278 van een ouderling of diaken over te gaan, deelt de kerkenraad dat aan de betrokkene mede. Deze mededeling wordt schriftelijk en met opgave van redenen bevestigd, terwijl alle verdere informatie wordt verstrekt die hij nodig heeft bij een eventueel gebruik van het recht van appèl.
275 Vergelijk 1 Timotheüs 5: 20.
276 F.L. Bos, De orde der kerk, blz. 305 (tekst Convent van Wezel
1568); K. de Gier, De Dordtse Kerkorde, blz. 396.
277 Het Convent van Wezel sprak over een desnoods met woorden
kastijden. Zie Joh. Jansen, Korte verklaring, blz. 343.
278 H. Bouwman, Gereformeerd Kerkrecht II, blz. 662, betoogt dat
ouderlingen en diakenen door een dubbele kerkenraad ook voor een
bepaalde periode kunnen worden geschorst. Als de gecombineerde
kerkenraad de bevoegdheid heeft om een ouderling of diaken af te
zetten, heeft hij zeker de bevoegdheid om een schorsing uit te
spreken voor een bepaalde periode. Vergelijk ook Joh. Jansen,
Korte verklaring, blz. 344, die spreekt over een schorsing voor
drie of zes maanden.
Hierbij moet worden aangetekend dat Bouwman en Jansen uitgaan van
een enigszins aangepaste tekst van artikel 79 van de DKO. De
oorspronkelijke tekst van de kerkorde kent de mogelijkheid van
schorsing van een ouderling of diaken niet, maar spreekt
uitsluitend over afzetting van de dienst. Deze oorspronkelijke
redactie is door de Gereformeerde Gemeenten in 1907 aanvaard. Zie
de verschillende tekstuitgaven van de DKO, die verzorgd werden
door ds. G.H. Kersten in 1907, 1920, 1923, 1936. In de
Gereformeerde Gemeenten bestaat dus niet de mogelijkheid om een
ouderling of diaken voor een bepaald tijdsbestek te schorsen.
Vergelijk ook K. de Gier, De Dordtse Kerkorde, blz. 397.
|105|
- Indien de gecombineerde of dubbele kerkenraad gegronde redenen
aanwezig acht om tot schorsing van een dienaar des Woords over te
gaan, deelt de kerkenraad dat aan de betrokkene mede. Deze
mededeling wordt schriftelijk en met opgave van redenen
bevestigd, terwijl alle verdere informatie wordt verstrekt die
hij nodig heeft bij een eventueel gebruik van het recht van
appèl.
- Bij ernstige feiten heeft de schorsing betrekking op alle
ambtswerkzaamheden, doch bij minder ernstige feiten kan de
schorsing ook op sommige werkzaamheden betrekking
hebben.279
- Als regel wordt de termijn van de schorsing bepaald op drie of
zes maanden.280
- Een schorsing kan worden opgeheven indien er bij de predikant
sprake is van berouw en van de bereidheid tot het doen van
schuldbelijdenis én indien de bedreven zonde niet van een
zodanige ernst is, dat deze in een ambtsdrager volstrekt
onduldbaar moet worden geacht.281
- In dit licht vormt de gecombineerde kerkenraad zich na verloop
van de termijn een oordeel over de vraag of de schorsing kan
worden opgeheven of dat in het licht van de ernst van de zaak een
verlenging billijk is te achten. De gecombineerde kerkenraad kan
ook besluiten de schorsing te verlengen met het oog op een
eventuele afzetting door de classis.282
279 Joh. Jansen, Korte verklaring, blz. 345. Zo is het
mogelijk om de predikant bij minder ernstige feiten te schorsen
in zijn bevoegdheid om te preken en hem toe te staan te
catechiseren en ziekenbezoek te doen.
280 Joh. Jansen, Korte verklaring, blz. 345; K. de Gier, De
Dordtse Kerkorde, blz. 398.
281 K. de Gier, De Dordtse Kerkorde, blz. 399; F.L. Bos, De orde
der kerk, blz. 303-304 (Deventer 1594).
282 Joh. Jansen, Korte verklaring, blz. 345.
|106|
- De beslissing wordt schriftelijk en met opgaaf van redenen aan de predikant medegedeeld, terwijl alle informatie wordt verstrekt die voor het aantekenen van appèl noodzakelijk is.
- Indien de dubbele kerkenraad van oordeel is dat de classis een
eventuele afzetting dient te overwegen, verzoekt de kerkenraad
van de betrokken predikant aan de roepende kerk voor de komende
vergadering van de classis een beraadslaging over dit punt op de
agenda te plaatsen en zo nodig de vergaderdatum van de classis te
vervroegen.
- Tevens verzoekt de kerkenraad de scriba van de classis om de
geschorste predikant dag en uur van de classis mede te delen en
de deputaten van de particuliere synode (artikel 49 DKO) te
vragen de vergadering der classis bij te wonen teneinde een
advies uit te brengen.283
- De kerkenraad draagt in overleg met de scriba van de classis
tijdig zorg voor een zo goed mogelijke informatie van de
kerkenraden binnen de classis. Daarbij worden in ieder geval de
feiten waarop de gronden van de schorsing door de dubbele
kerkenraad berusten, zo concreet en nauwkeurig mogelijk
omschreven.
- Zodra het verzoek van de kerkenraad om de eventuele afzetting
van de predikant te agenderen de scriba van de classis heeft
bereikt, stelt de scriba de predikant terstond in de gelegenheid
om binnen een redelijke termijn schriftelijk te reageren op de
stukken van de kerkenraad en de gecombineerde kerkenraad. De
scriba van de classis draagt zorg dat het commentaar van de
predikant de kerkenraden tijdig voor de vergadering van de
classis bereikt.
- De classis maakt een begin met de behandeling van de zaak door
middel van een grondige bespreking van de ontvangen stukken en
waakt met zorg voor de juiste toepassing van hoor en wederhoor
tijdens de vergadering.
283 Joh. Jansen, Korte verklaring, blz. 345.
|107|
- Zo nodig stelt de classis een geheel eigen of een aanvullend
onderzoek in, dat beantwoordt aan de vereisten die in de
paragrafen 3.3.3.1. tot en met 3.3.3.6. zijn verwoord.
- In de eindfase van de behandeling vormt de classis zich een
zelfstandig en onpartijdig oordeel over de noodzakelijkheid van
de afzetting van de betrokken predikant. De classis stelt daartoe
allereerst met grote zorgvuldigheid vast welke feiten als
volstrekt vaststaand kunnen worden beschouwd. Vervolgens
overweegt de classis in het licht van de in paragraaf 3.11.7.1.
en 3.11.7.2. genoemde criteria de ernst van de zonde en de
billijkheid284 van de getroffen en zo nodig nog te
treffen tuchtmaatregel, die met name gestalte krijgt in een
afweging van verzachtende en verzwarende factoren.
- De classis wint voorts het advies in van de deputaten van de
particuliere synode (artikel 49 DKO) en neemt vervolgens
zelfstandig285 de beslissing door middel van een
schriftelijke stemming, waarbij de afgevaardigden van de dubbele
kerkenraad zich van stemming onthouden.286
- Indien er sprake is van een ernstig verschil in visie tussen
deputaten en classis ten aanzien van de afzetting van een
predikant en een hernieuwde poging om alsnog tot overeenstemming
te komen niet het gewenste resultaat afwerpt, brengen de
deputaten rapport uit aan de particuliere synode die een
einduitspraak doet. Deputaten doen daarvan mededeling aan de
classis.287 Deze mededeling heeft een
284 Artikel 79 en 80 spreken over grove zonden, die met
schorsing óf afzetting moeten worden gestraft. De classis moet
dus een afweging maken tussen de beide tuchtmaatregelen en
daarbij de graad van de zonde in ogenschouw nemen. Zijn er
verzachtende of verzwarende omstandigheden? Niet elke grove zonde
behoeft met afzetting te worden gestraft.
285 F.L. Bos, De orde der kerk, blz. 307 (Schoonhoven 1597).
286 Vergelijk paragraaf 3.5.7.2.
287 Dit punt wordt in de Nederlandse literatuur over het
gereformeerde kerkrecht nauwelijks besproken. Naar het oordeel
van Joh. Jansen, Korte verklaring, blz. 399, moet in dit geval
“een beroep op de particuliere synode gedaan worden.” Hij gaat
daarbij terug op een uitspraak van de Gereformeerde Kerken in
Nederland (Dordrecht 1893). Zie F.L. Bos, De orde der kerk, blz.
308.
|108|
opschortende werking ten aanzien van een eventueel genomen beslissing tot afzetting.
3.11.10.2.1. Opheffing van de schorsing
- Indien de classis van mening is dat er geen gronden zijn voor een afzetting en de termijn van de reeds door de dubbele kerkenraad opgelegde schorsing voldoende wordt geacht, heft zij de schorsing op. Daarbij moet de classis zich hebben overtuigd van de oprechtheid van het berouw van de betrokken predikant en van zijn bereidheid tot het doen van schuldbelijdenis.288
3.11.10.2.2. Verlenging van de schorsing
De classis kan in het licht van verzwarende omstandigheden ook besluiten tot verlenging van de schorsing tot een aangegeven datum en opheffing van de schorsing op die datum, indien de predikant oprecht berouw toont en bereid is schuldbelijdenis te doen.
3.11.10.2.3. De algehele afzetting
- De classis gaat over tot de algehele afzetting (depositio major) indien bij de geschorste dienaar des Woords oprecht berouw en bereidheid tot schuldbelijdenis ontbreken289 óf als er sprake is van meer ergerlijke, openbare zonden, die in een predikant volstrekt onduldbaar moeten worden geacht.290
288 Vergelijk paragraaf 3.11.9.
289 K. de Gier, De Dordtse Kerkorde, blz. 399.
290 De oudste synoden ten tijde van de Reformatie beschouwden als
zodanig onder meer openbare godslastering, meineed, diefstal,
echtbreuk, hoererij, gewoonlijke dronkenschap en verscheuring van
de gemeente. Zie F.L. Bos, De orde der kerk, blz. 302-304
(Rotterdam 1575 en Deventer 1594). Joh. Jansen noemt als zodanig
overspel, meineed, moord, staatsroof en landverraad. Zie zijn
Korte verklaring, blz. 345.
|109|
3.11.10.2.4. De kleine afzetting
- Indien de gronden voor de afzetting eigenlijk niet toereikend worden geacht voor algehele afzetting en verlenging van de schorsing niet wel mogelijk is, kan de classis besluiten om gebruik te maken van de kleine of mindere afzetting (depositio minor).291
3.11.10.2.5. De vaststelling van een tijdelijke toelage
- De classis neemt na de algehele afzetting of kleine afzetting
-indien hierbij sprake is van een proeftijd- tevens een besluit
waarin bij wijze van barmhartigheid wordt voorzien in een
financiële toelage voor de afgezette predikant en zijn gezin. De
toelage wordt verstrekt voor een bepaalde tijd om betrokkene in
staat te stellen een andere werkkring te
vinden.292
- Het spreekt voor zich dat ook gedurende het bedoelde tijdvak de
diaconale taak van de kerk tegenover de betrokkene onverlet
blijft.
- In het algemeen dient de motivering in overeenstemming te zijn
met de in paragraaf 2.3.6. vermelde
richtlijnen.293
- Indien de classis besluit tot opheffing van de schorsing, tot
een verlenging van de schorsing met een bepaalde termijn of tot
de algehele afzetting van de dienst, worden de redenen voor dit
besluit in de uitspraak zorgvuldig omschreven.
- Indien de classis heeft besloten tot de kleine afzetting of
depositio minor, worden de redenen voor dit besluit zorgvuldig
omschreven. Tevens worden de voorwaarden aangegeven waarop de
afgezette dienaar later opnieuw beroepbaar kan worden gesteld
voor een gemeente elders in den lande.294 Deze
voorwaarden zijn oprechte
291 Joh. Jansen, Korte verklaring, blz. 345-346; K. de
Gier, De Dordtse Kerkorde, blz. 399.
292 K. de Gier, De Dordtse Kerkorde, blz. 399-400.
293 Bedoeld zijn de eerste twee aandachtstreepjes van paragraaf
3.3.3.6. van dit hoofdstuk.
294 Vergelijk Joh. Jansen, Korte verklaring, blz. 345, 346; K. de
Gier, De Dordtse Kerkorde, blz. 399.
|110|
boetvaardigheid, verzoening door middel van openbare schuldbelijdenis, het goede verloop van een eventueel door de classis gestelde proeftijd van één of twéé jaar, het positieve oordeel van de classis over het een en ander en het positieve advies van de deputaten van de particuliere synode (artikel 49).
- De uitspraak van de classis wordt in alle gevallen schriftelijk bevestigd aan de geschorste predikant en aan zijn kerkenraad, waarbij alle gegevens die nodig zijn voor het eventueel gebruik maken van het recht van appèl worden vermeld.
- Indien een dubbele kerkenraad het besluit neemt om een
predikant voor een bepaalde termijn te schorsen, geeft de
kerkenraad van dit besluit aan alle kerkenraden van het
kerkverband in een gesloten enveloppe kennis, omdat het de
predikant ook niet is toegestaan in andere gemeenten dienst te
doen.295 Zodra de dubbele kerkenraad de schorsing
heeft opgeheven, doet de kerkenraad daarvan op dezelfde wijze
mededeling aan de genoemde kerkenraden.
- De classis deelt de genomen beslissing ten aanzien van het
opheffen of verlengen van de schorsing of de afzetting van een
predikant in een gesloten enveloppe mede aan alle kerkenraden die
tot het kerkverband behoren.
De kerkenraad stelt een korte, schriftelijke kanselafkondiging op,296 waarin het besluit tot schorsing of afzetting op pastorale wijze aan de gemeente wordt meegedeeld.297 Daarbij brengt de kerkenraad ook
295 Joh. Jansen, Korte verklaring, blz. 345; K. de Gier,
De Dordtse Kerkorde, blz. 399.
296 Joh. Jansen, Korte verklaring, blz. 345.
297 K. de Gier, De Dordtse Kerkorde, blz. 399.
|111|
zijn hartelijk leedwezen tot uitdrukking over het feit dat hij of de classis zich genoodzaakt zag om tot de genoemde maatregel over te gaan. In het geval dat de betrokken ambtsdrager de kwestie anders benadert dan de kerkelijke vergadering, verdient het aanbeveling dat de kerkenraad hiervan met een enkel woord melding maakt. De tekst van deze afkondiging wordt altijd van tevoren aan de betrokken ambtsdrager ter beschikking gesteld.
De afkondiging wordt gedaan vóór het grote gebed in de openbare eredienst en besluit met de mededeling dat voor de betrokkene voorbede zal worden gedaan, terwijl de gemeente opgewekt wordt voor hem te bidden.
- Bij opheffing van de schorsing handelt de kerkenraad op dezelfde wijze. In de afkondiging wordt de gemeente opgewekt de Naam des Heeren daarvoor te erkennen, voor de betrokken dienaar en voor het herstel der goede verhoudingen te bidden.
- De kerkenraad kan de voorlopige schorsing van een ouderling of
diaken verbinden met de eenvoudige afhouding van het Heilig
Avondmaal298 bij wijze van maatregel van orde.
- Indien de afzetting van een ouderling of diaken alleen geschied
is vanwege het ambtelijk functioneren, is daarmede de censuur
teneinde en is een nadere tuchtmaatregel overbodig.299
Bij wijze van maatregel van orde kan de kerkenraad hem éénmaal
van het Heilig Avondmaal afhouden door toepassing van de
eenvoudige afhouding.
- Indien een afgezette ambtsdrager zich boetvaardig betoont en schuldbelijdenis heeft afgelegd, kan het wenselijk zijn om hem nog enkele malen af te houden van het Heilig Avondmaal door toepassing van de eenvoudige afhouding.300
298 Zie voor dit onderwerp paragraaf 3.9.1.
299 K. de Gier, De Dordtse Kerkorde, blz. 398.
300 Joh. Jansen, Korte verklaring, blz. 345; zie ook paragraaf
3.9.1.
|112|
- Uitzonderlijke gevallen, genoemd in paragraaf 3.11.5.3., zijn
slechts ontvankelijk indien voldaan is aan de onderstaande
voorwaarden.
- Indien een kerkenraad in meerderheid weigert maatregelen te
treffen tot schorsing of afzetting of uitvoering te geven aan een
besluit daartoe of indien er anderszins sprake is van
wanbestuur,301 dient de minderheid van de kerkenraad
zich met een schriftelijk, gemotiveerd verzoek om hulp en
medewerking tot de meerdere vergadering te
wenden.302
Ook individuele leden der gemeente, die zich reeds eerder
vergeefs tot de kerkenraad hebben gericht, kunnen zich met een
schriftelijk, gemotiveerd verzoek om hulp en medewerking tot de
meerdere vergadering wenden.303 Dit verzoek kan alleen
in behandeling worden genomen, indien deze leden de kerkenraad
daarin hebben gekend en deze zich daarover heeft
uitgesproken,304 of geweigerd heeft zich binnen
redelijke termijn daarover uit te spreken.
301 Enkele voorbeelden van wanbestuur: het laten
aanblijven van een predikant die onzuiver is in de leer of in de
levenswandel of openlijk aandringt op scheurmakerij; het weigeren
om de classis behulpzaam te zijn bij een onderzoek of het zoveel
mogelijk blokkeren daarvan; overtreding van belangrijke
kerkelijke bepalingen en ongehoorzaamheid aan synodale besluiten.
Men zie voor deze voorbeelden M. Bouwman, Voetius over het gezag
der Synoden, blz. 308-309, 315-316, 319; zie ook noot 2
aldaar.
302 Vergelijk voor deze benadering W. A. van Es, Over de
bevoegdheid tot schorsing en afzetting van Ouderlingen en
Diakenen, blz. 44.
303 H. Bouwman, Gereformeerd Kerkrecht II, blz. 33, 35, 71; K. de
Gier, De Dordtse Kerkorde, blz. 170; vergelijk ook W.A. van Es,
Over de bevoegdheid tot schorsing en afzetting van Ouderlingen en
Diakenen, blz. 44; D. Nauta, Verklaring van de Kerkorde, blz.
430-431.
304 D. Nauta, Verklaring van de Kerkorde, blz. 430-431. In de
grond van de zaak gaat het bij dit handelen van een deel van de
kerkenraad en/of van individuele leden om een appèl
overeenkomstig artikel 31 van de DKO tegen een (fictieve)
weigering van de kerkenraad om maatregelen te treffen.
|113|
- Indien de meerdere vergadering een verzoek tot het verlenen van
hulp en medewerking, zoals bedoeld in paragraaf 3.11.15.1., heeft
ontvangen, geschieden behandeling en besluitvorming
overeenkomstig het bepaalde in paragraaf 3.11.10.
- In het geval dat een kerkenraad als geheel of bij
meerderheidsbesluit weigert uitvoering te geven aan een besluit
van een meerdere vergadering tot schorsing of afzetting en
betrokkene als ambtsdrager blijft erkennen, is deze meerdere
vergadering alsdan bevoegd om zelfstandig over te gaan tot
hoofdelijke schorsing of afzetting van de betreffende
ambtsdragers.305
- Indien er sprake is van wanbestuur, stelt de meerdere
vergadering een commissie in voor deze zaak,306 die
tot taak heeft door middel van zelfstandig onderzoek, advisering
en bijstand van de kerkenraad te komen tot verbetering van de
situatie. Daartoe dienen binnen een door de meerdere vergadering
vast te stellen periode, die tenminste twee maanden omvat,
tenminste twee pogingen te worden aangewend.307
305 Het gereformeerd kerkrecht kent geen collectieve
tuchtoefening, waarbij een kerkenraad als geheel wordt afgezet.
Ook de tuchtoefening over ambtsdragers is altijd persoonlijk en
vraagt om een hoofdelijke schorsing of afzetting. Vgl. M.
Bouwman, Voetius over het gezag der Synoden, blz. 318; W.A. van
Es, Over de bevoegdheid tot schorsing en afzetting van
Ouderlingen en Diakenen, blz. 40, 42.
306 Tot het mandaat van deze commissie, zelfs al treedt het
moderamen van de meerdere vergadering als commissie op, behoort
nimmer de bevoegdheid tot schorsing of afzetting van
ambtsdragers. Die blijft voorbehouden aan de kerkelijke
vergadering zelf. Vergelijk F.L. Bos, De orde der kerk, blz. 308
(Nijmegen 1619). De visie van J.W. Kersten in De Saambinder, 32e
jrg, 1953-1954, nr. 45 moet met dit uitgangspunt in strijd worden
geacht. Het verdient aanbeveling zonodig eerst gebruik te maken
van de mogelijkheid tot bijzondere visitatie.
307 Voetius beklemtoont, dat in dergelijke gevallen niet direct
maatregelen mogen worden getroffen, maar dat eerst de nodige
pogingen tot genezing moeten zijn ondernomen. Maatregelen mogen
eerst worden genomen wanneer gebleken is dat herstel onmogelijk
is. Zie W.A. van Es, Over de bevoegdheid tot schorsing en
afzetting van Ouderlingen en Diakenen, blz. 44. De kerkenraad
krijgt op behoorlijke wijze gelegenheid zijn standpunt of beleid
schriftelijk en mondeling toe te lichten.
|114|
De genoemde periode wordt geacht te zijn ingegaan op de datum
waarop naar de mening van de commissie de eerste poging tot
verbetering van de situatie werd ondernomen.
- Na afloop van de genoemde periode vormt de meerdere vergadering
zich een oordeel door kennisneming van het verslag van de
ingestelde commissie (en alle overige stukken die van belang
zijn) én het geven van een behoorlijke gelegenheid aan de
betrokken ambtsdragers om hun standpunt of beleid schriftelijk
en/of mondeling toe te lichten.
- Indien de meerdere vergadering uitspreekt dat de betrokken
ambtsdragers schuldig zijn te achten aan wanbestuur, wordt de
kerkenraad van dit oordeel in kennis gesteld en hem opgedragen
die maatregelen te treffen die de meerdere vergadering wenselijk
voorkomen. Indien de kerkenraad in gebreke blijft deze
maatregelen uit te voeren, is de meerdere vergadering alsdan
bevoegd om zelfstandig over te gaan tot hoofdelijke schorsing of
afzetting van deze ambtsdragers, dan wel andere passende
maatregelen te treffen.
- De meerdere vergadering kan in alleruiterste gevallen van
wanbestuur echter ook uitspreken dat de betreffende gemeente met
haar kerkenraad geacht wordt niet langer deel uit te maken van
het kerkverband en derhalve daarbuiten wordt
geplaatst.308
- Na een besluit tot schorsing of afzetting van ambtsdragers door een meerdere vergadering wordt dit door een deputatie uit deze meerdere vergadering in een ledenvergadering aan de gemeente bekend gemaakt.309 Deze deputaten bevorderen zo nodig, dat de classis310 ten spoedigste zorg draagt voor de vorming van een nieuwe kerkenraad door wettige verkiezing.
308 H. Bouwman, Gereformeerd kerkrecht, II, blz. 69,
71-73, 75. Men zie ook W.A. van Es, Over de bevoegdheid tot
schorsing van Ouderlingen en Diakenen, blz. 42, 44-45, 49, 59
over de zogenaamde kerkban of “analogische excommunicatie.” De
meest geëigende weg is dat de meerdere vergadering de feitelijke
verbreking van het kerkverband door de mindere vergadering
vaststelt.
309 M. Bouwman, Tweeërlei kerkrecht, blz. 9, 36 (Uitspraken van
Voetius).
310 K. de Gier, Toelichting, blz. 89, 90.
|115|
- Indien de meerdere vergadering besluit om een gemeente met haar kerkenraad buiten het kerkverband te plaatsen, verzoekt de meerdere vergadering aan de classis alles te doen om ten behoeve van degenen die ter plaatse binnen het verband van de gemeenten wensen te blijven311 een nieuwe gemeente te stichten.312
- Het herstel in het ambt van een afgezette predikant behoort te
geschieden met inachtneming van de grootste
omzichtigheid313 en behoort tot de bevoegdheid van de
classis waarin de betrokkene woont.314 Het kan alleen
geschieden met advies van de deputaten van de particuliere synode
(artikel 49).
- Bij deze rehabilitatie is de classis gebonden aan de
richtlijnen die zijn opgesteld door de Generale Synode van de
Gereformeerde Gemeenten in 1971.315
311 Er is dan sprake van het zogenaamde “opzeggen van de
gehoorzaamheid” aan de plaatselijke kerkenraad.
312 W.A. van Es, Over de bevoegdheid tot afzetting van
Ouderlingen en Diakenen, blz. 60.
313 K. de Gier, Toelichting, blz. 156.
314 Voornaamste besluiten, blz. 38; F.L. Bos, De orde der kerk,
blz. 311 (Emden 1571, Dordrecht 1578).
315 Voornaamste besluiten, blz. 37-39.