|95|

3.11. De censuur over ambtsdragers (artikel 79, 80)

3.11.1. Inhoud van de tuchtmaatregel

- Ouderlingen en diakenen die zich schuldig hebben gemaakt aan openbare, grove zonden, worden vanwege de eenheid van persoon en ambt als ambtsdrager der gemeente afgezet.242
Predikanten worden om dezelfde reden of geschorst of afgezet.

 

3.11.2. De samenhang tussen de censuur over ambtsdragers en de gewone tuchtuitoefening

- De toepassing van de tucht op betrokkene in zijn hoedanigheid als ambtsdrager gaat altijd vooraf aan de eventuele gewone oefening der tucht op betrokkene in zijn hoedanigheid als lid der gemeente.
- Een kerkenraad gaat over tot de gewone oefening der tucht indien na de afzetting wegens een bepaalde zonde boetvaardigheid en schuldbelijdenis ontbreken.243

 

3.11.3. Voorwaarden voor het treffen van een tuchtmaatregel

- De kerkenraad mag een aanklacht tegen een ambtsdrager uitsluitend in behandeling nemen, wanneer bij een geheime zonde gehandeld is naar de regel van Mattheüs 18.244
- De kerkenraad stelt naar aanleiding van de aanklacht een zelfstandig onderzoek in245, dat voldoet aan de vereisten zoals die eerder zijn omschreven in de paragrafen 3.3.3.1. tot en met 3.3.3.6.


242 K. de Gier, Toelichting, blz. 154; idem, De Dordtse Kerkorde, blz. 394; Joh. Jansen, Korte verklaring, blz. 342. De Gereformeerde Gemeenten kennen niet de mogelijkheid van de schorsing van een ouderling of diaken. Zie de verklaring hiervoor in noot 277 van deze paragraaf. Wel bestaat de mogelijkheid van een voorlopige schorsing gedurende de tijd van onderzoek.
243 Zie artikel 76 van de DKO. Vergelijk paragraaf 3.9.1.-3.9.3.
244 Zie paragraaf 3.8.1.; F.L. Bos, De orde der kerk, blz. 309 (Veere 1602).
245 F.L. Rutgers, Verklaring van de Kerkenordening IV, blz. 108. De uitdrukking “terstond” in artikel 79 van de DKO betekent, zoals het verband van het artikel duidelijk maakt, dat de kerkenraad niet vooraf het oordeel van de classis moet vragen. Zie ook K. de Gier, De Dordtse Kerkorde, blz. 397.

|96|

- Een aanklacht mag alleen voor waar worden aangenomen wanneer deze door nog ten minste één of twee getuigen246 wordt bevestigd.247

 

3.11.4. De voorlopige schorsing

- Elke kerkenraad kan zelfstandig besluiten om een diaken, ouderling of predikant bij wijze van noodmaatregel voorlopig te schorsen248 in zijn ambtelijke dienst voor een termijn van één of twee weken.249 Wanneer redelijkerwijs kan worden aangenomen dat de zaak die tot de voorlopige schorsing aanleiding geeft, een ingewikkeld karakter draagt, is de termijn maximaal twee maanden. Een voorlopige schorsing kan, indien nodig, met dezelfde termijn worden verlengd.
- De voorlopige schorsing wordt toegepast, in afwachting van nader onderzoek of hangende dat onderzoek, indien een zware beschuldiging tegen de ambtsdrager is ingebracht en de zaak reeds openbaar is geworden.250
- De kerkenraad besluit eveneens tot een voorlopige schorsing indien


246 1 Timotheüs 5: 19, 20. Uit inhoud en verband van deze tekst (1 Timotheüs 5: 17-18 en 21) blijkt dat de apostel bij deze vermaning het oog heeft op openbare zonden, zoals publieke dronkenschap, inbraak, contractbreuk en bordeelbezoek. Het gaat om het in bescherming nemen van de ambtsdrager tegen publieke, lichtvaardige en ongegronde aantijgingen. Het Schriftwoord biedt géén algemene regel voor de behandeling van alle zonden van een ambtsdrager. Als de aard van een zonde het moeilijk maakt om getuigen te hebben (incest, mishandeling, klachten van een verongelijkte op basis van schriftelijke stukken) én er geen sprake is van ongegronde aversie, heeft de kerkenraad ook het recht en de plicht (vergelijk 1 Timotheüs 3: 2-2) om een zorgvuldig onderzoek in te stellen zonder dat van verdere getuigen sprake is. Het instellen van een onderzoek is niet hetzelfde als het bewezen achten van de schuld.
247 F.L. Bos, De orde der kerk, blz. 305-306 (Middelburg 1581, Schoonhoven 1597); H. Bouwman, Gereformeerd Kerkrecht II, blz. 661-662; K. de Gier, De Dordtse Kerkorde, blz. 394-395.
248 H. Bouwman, Gereformeerd Kerkrecht II, blz. 662; K. de Gier, De Dordtse Kerkorde, blz. 398.
249 K. de Gier, De Dordtse Kerkorde, blz. 397.
250 H. Bouwman, Gereformeerd Kerkrecht II, blz. 662. Men zie ook de voorbeelden bij F.L. Rutgers, Verklaring van de Kerkenordening IV, blz. 108.

|97|

de omstandigheden het onmogelijk maken op korte termijn een vergadering van twee kerkenraden bijeen te roepen.251
- De kerkenraad kan de maatregel van de voorlopige schorsing combineren met de voorlopige afhouding van de betrokken ambtsdrager van het Heilig Avondmaal.252
- De kerkenraad bevestigt de voorlopige schorsing met vermelding van de termijn schriftelijk aan de betrokken ambtsdrager en doet tevens mededeling van een eventuele voorlopige afhouding van het Avondmaal.

 

3.11.5. Wie is bevoegd tot het treffen van een tuchtmaatregel?

3.11.5.1. De dubbele kerkenraad

- De afzetting van ouderlingen en diakenen en de schorsing van een dienaar des Woords kan alleen geschieden in overleg met de kerkenraad van de naastgelegen gemeente (de zogenaamde gecombineerde of dubbele kerkenraad).

 

3.11.5.2. De classis

- De dubbele kerkenraad is niet bevoegd om een predikant af te zetten en legt de zaak, ook bij aarzeling tussen schorsing of afzetting, ter beslissing voor aan de classis.

 

3.11.5.3. Classis, particuliere en generale synode

- Daar de macht van de meerdere vergaderingen als zodanig beperkt is,253 dient een dergelijke vergadering de toepassing van de censuur


251 K. de Gier, De Dordtse Kerkorde, blz. 398-399. De schrijver noemt als voorbeeld een aanklacht tegen de predikant die aan het einde van de week wordt ingediend en het onmogelijk maakt dat hij op zondag zal voorgaan.
252 Zie paragraaf 3.9.1.
253 Artikel 30 DKO; H. Bouwman, Gereformeerd Kerkrecht II, blz. 20-22, 33-37. Op blz. 22, 64 en 65 geeft Bouwman vier principiële verschillen aan tussen de macht van de kerkenraad en die van de meerdere vergadering. Zie ook K. de Gier, De Dordtse Kerkorde, blz. 169.

|98|

over ambtsdragers in gewone gevallen254 altijd aan de door de kerkorde daarvoor aangewezen mindere vergadering255 over te laten.256
- Een classis is slechts bevoegd257 om eigener beweging tot censuur over ambtsdragers over te gaan in zeer uitzonderlijke gevallen.258


254 Dit is als regel ook het geval, indien een synode na de behandeling van een appèlzaak uitspreekt dat de betrokken ambtsdrager dient te worden geschorst of afgezet. De uitvoering van het besluit wordt overgelaten aan de plaatselijke kerkenraad of de betreffende mindere vergadering. Vgl. H. Bouwman, Gereformeerd Kerkrecht, II, blz. 19-20, 23-24, 81.
255 Artikel 79 DKO spreekt uit dat deze bevoegdheid toekomt aan de dubbele kerkenraad (afzetten van een ouderling of diaken, schorsen van een predikant) en aan de classis (afzetting van een predikant). Vergelijk F.L. Bos, De orde der kerk, blz. 306-307 en 308; W.A. van Es, Over de bevoegdheid tot schorsing en afzetting van Ouderlingen en Diakenen, Kampen, 1946, blz. 14.
256 F.L. Bos, De orde der kerk, blz. 308, 309.
257 Deze bevoegdheid van de meerdere vergaderingen in bijzondere gevallen wordt uit artikel 79 afgeleid, omdat deze daar aan de classis wordt toegekend. Voetius beschouwde classes en synoden als kerkenraden van verscheidene kerken, die door een bijzonder verbond verenigd zijn. Het hoogst uitzonderlijke godsdienstige conflict tussen remonstranten en contra-remonstranten, dat tegelijkertijd een staatsrechtelijk en politiek conflict was, staat daarbij overigens wel op de achtergrond. Vergelijk H. Bouwman, Gereformeerd Kerkrecht II, blz. 19-21, 75-76 en 663; M. Bouwman, Tweeërlei kerkrecht, blz. 12, 14, 24, 33, 35-40, 70-71; M. Bouwman, Voetius over het gezag der Synoden, blz. 317-325; K. de Gier, Toelichting, blz. 155. J.W. Kersten, Het kerkelijk gezag der meerdere vergaderingen, De Saambinder, 32e jaargang, 1953-1954, volgt kritiekloos de visie van M. Bouwman. Op deze visie is echter fundamentele kritiek geleverd door W.A. van Es, Over de bevoegdheid tot schorsing en afzetting van Ouderlingen en Diakenen, blz. 14, 20, 35, 40, 56 en door vrijgemaakt gereformeerde auteurs. Vergelijk ook F.L. Bos, De orde der kerk, blz. 115.
258 H. Bouwman, Gereformeerd Kerkrecht II, blz. 24-25, 45 en K. de Gier, De Dordtse Kerkorde, blz. 195-197, leggen de nadruk op de beperkte bevoegdheid van de meerdere vergaderingen. Men verlieze niet uit het oog dat de bevoegdheid der meerdere vergaderingen een afgeleide macht is en blijft. Meerdere vergaderingen kunnen alleen tucht oefenen, omdat de zaken zelf door de gemeente op de agenda zijn geplaatst en de bevoegdheid tot tuchtoefening aan haar door de gemeenten is overgedragen. Met name de visie van M. Bouwman — zie noot 256 — kan aanleiding geven tot een algehele verzelfstandiging van het tuchtrecht der meerdere vergaderingen.
Van belang is echter dat de DKO zelf nergens de meerdere vergaderingen

|99|

bevoegd verklaart tot het zelfstandig treffen van maatregelen van censuur over ambtsdragers of tot uitvoering van de door de meerdere vergaderingen genomen beslissingen. De DKO gaat er bij voorbeeld in de artikelen 30, 36 en 84 steeds vanuit dat de plaatselijke kerk de openbaring is van het lichaam van Christus en dat alleen door de aansluiting bij het kerkverband een plaatselijke kerk gehouden is tot uitvoering van de beslissingen van de meerdere vergadering. De DKO beklemtoont voortdurend dat het gezag van de meerdere vergaderingen uiteindelijk berust op het gezag van de kerkenraden, die de plaatselijke kerken vertegenwoordigen. Anders dan de kerkenraad heeft de meerdere vergadering geen macht in zichzelf. Bij dit uitgangspunt past het in wezen niet dat meerdere vergaderingen zelfstandig, buiten de kerkenraden om, hun besluiten uitvoeren, tenzij uit de DKO uitdrukkelijk zou blijken dat die bevoegdheid aan de meerdere vergaderingen toekomt. In dat geval zou immers de aansluiting bij het kerkverband met zich mee brengen, dat de kerkenraden in zoverre afstand doen van hun autonome bevoegdheid. Een dergelijke grond is in de DKO evenwel niet te vinden. Dit klemt te meer, daar de DKO de bevoegdheden van de diverse kerkelijke organen, weliswaar beknopt, maar op diverse plaatsen uitdrukkelijk, heeft geregeld.
Het standpunt dat meerdere vergaderingen onder omstandigheden terzake een min of meer zelfstandige bevoegdheid hebben, past dan ook niet goed binnen de structuur of de systematiek van de DKO.
Rechtshistorisch is dit standpunt ook zeer omstreden. De deskundigen zijn onderling verdeeld over de vraag hoe de kwestie in de vijftiende en zestiende eeuw werd benaderd. Voetius’ geschriften zijn aanleiding geweest tot verdeelde interpretaties. Voor de Gereformeerde Gemeenten is uiteraard van belang de stellingname in de Acte van Afscheiding of Wederkeering (1834), waarin men zich afkeerde van het zogenaamde collegialisme, dat de plaatselijke kerken beschouwt als onderdeel van de landskerk, en de DKO in ere herstelde. Daarin stond naar de mening van de Afgescheidenen de zelfstandigheid van de plaatselijke gemeente centraal. Het is de vraag of de Generale Synode van 1953, die zonder fundamentele discussie is uitgegaan van de bevoegdheid van de meerdere vergadering tot het zelfstandig treffen van (tucht) maatregelen, daarmede niet is afgeweken van de grondgedachte van de DKO en de Afscheiding. De binnen de Geref. Kerken (Syn.) gangbare visie werd zonder meer gevolgd. Na 1953 heeft evenmin een grondige bezinning op deze keuze plaatsgevonden, afgezien van de in de vorige noot genoemde artikelenserie van ds. J.W. Kersten over Het kerkelijk gezag der meerdere vergaderingen. In het licht van dit alles kiest deze Handleiding voor een middenweg: een zorgvuldige benadering door de meerdere vergadering, overeenkomstig paragraaf 3.11.15.1., bij het treffen van maatregelen, die in wezen tot de competentie van mindere vergaderingen behoren. Juist vanwege het gevaar van machtsmisbruik door meerdere vergaderingen is een zeer terughoudende opstelling gewenst. Het veelal gehoorde argument dat bij conflicten kerkelijke goederen moeten worden veiliggesteld, lijkt in het licht van recente ontwikkelingen in de rechtspraak, waarbij van gezamenlijk eigendom is uitgegaan, niet sterk.

|100|

Deze gevallen kunnen zich voordoen als de kerkenraad kennelijk in gebreke is gebleven om maatregelen te treffen tot schorsing of afzetting of uitvoering te geven aan een besluit daartoe259 en als er anderszins sprake is van wanbestuur.260
- In het alleruiterste geval is een particuliere of generale synode in de genoemde gevallen tot het treffen van maatregelen bevoegd, indien een classis in gebreke blijft om te handelen overeenkomstig artikel 79 van de DKO.261

 

3.11.6. De behandeling en de besluitvorming door de dubbele kerkenraad

- Als ten behoeve van de censuur over ambtsdragers de hulp moet worden ingeroepen van de kerkenraad van een genabuurde gemeente, is bij de keuze van de gemeente niet altijd de afstand in kilometers doorslaggevend, maar het geheel der omstandigheden.262 De gemeente moet in ieder geval deel uitmaken van dezelfde classis


259 F.L. Bos, De orde der kerk, blz. 308-309 ('s-Gravenhage, 1586, Middelburg 1591, Harlingen 1603, Groningen 1617); K. de Gier, Toelichting, blz. 155.
260 G. Voetius gebruikt reeds het begrip wanbestuur (mala administratio), Politica Ecclesiastica I, 226. Vergelijk H. Bouwman, Gereformeerd Kerkrecht II, blz. 19. D. Nauta, Verklaring van de Kerkorde, blz. 429, geeft de volgende omschrijving: “Het bestuur en de regering is op de een of andere manier in het ongerede geraakt, zodat het in de desbetreffende kerk niet meer op normale wijze functioneert en alles in het ongerede dreigt te geraken.”
Voor voorbeelden van wanbestuur zie men paragraaf 3.11.15.1., noot 300.
261 D. Nauta, Verklaring van de Kerkorde, Kampen 1971, blz. 432. Vergelijk H. Bouwman, Gereformeerd Kerkrecht, II, blz. 20. Deze situatie zal zich alleen voordoen, wanneer het wanbestuur in de plaatselijke gemeente leidt tot allerlei verwikkelingen in de andere gemeenten van de betreffende classis.
262 F.L. Rutgers, Verklaring van de Kerkenordening, IV, blz. 107. In de Gereformeerde Gemeenten, die een zeer groot aantal vacante gemeenten kennen, behoort tot deze omstandigheden zeker ook het gegeven of een gemeente al of niet een predikant heeft.
F.L. Bos, De orde der kerk, blz. 307, kiest als enige ten onrechte voor de interpretatie: “de meest naburige kerkenraad.”

|101|

en gemakkelijk bereikbaar zijn. Met name is van belang, dat de te kiezen gemeente enige kennis heeft van de andere gemeente en daarmede enigszins meeleeft.263
- De kerkenraad draagt zorg dat de stukken die betrekking hebben op het verrichte onderzoek, op een zodanig tijdstip aan de te hulp geroepen kerkenraad worden overhandigd, dat de leden daarvan in staat kunnen worden geacht daarvan op een behoorlijke wijze kennis te nemen.
- Beide kerkenraden houden een gecombineerde vergadering onder leiding van de predikant van de eigen of van de naburige gemeente. Indien beide gemeenten vacant zijn, wordt de gecombineerde vergadering geleid door de consulent van de gemeente die de assistentie van de andere gemeente heeft gevraagd.
- In deze vergadering wordt een verslag uitgebracht van de aanklacht, het onderzoek van de kerkenraad en de vastgestelde feiten. Dit verslag wordt gevolgd door een uitvoerige bespreking.264
- Elke kerkenraad vergadert daarna afzonderlijk ten einde een eigen oordeel te vormen.265
- Is er tussen het oordeel van beide kerkenraden een ernstig verschil, dan tracht men door een tweede bespreking en een tweede afzonderlijke oordeelsvorming tot een gelijkluidend eindoordeel te komen.
- Alleen in het geval van een gelijkluidend eindoordeel kunnen de kerkenraden tot handelen overgaan. Indien er geen overeenstemming is, wordt de zaak naar de classis verwezen voor de eindbeslissing.266
- De beide scriba's worden belast met het notuleren van die gedeelten van de vergadering waarin de dubbele kerkenraad bijeen is. Zij dragen gezamenlijk zorg voor de concept-notulen van de vergadering, die in een volgende vergadering moeten worden vastgesteld.


263 H. Bouwman, Gereformeerd Kerkrecht, dl. II, blz. 662-663.
264 Joh. Jansen, Korte verklaring, blz. 344.
265 F.L. Bos, De orde der kerk, blz. 307; K. de Gier, De Dordtse Kerkorde, blz. 398.
266 Joh. Jansen, Korte verklaring, blz. 344.

|102|

 

3.11.7. Bij welke feiten wordt een tuchtmaatregel getroffen?

3.11.7.1. Zijn de feiten schorsings- of afzettingswaardig?

- De afzetting van een ouderling of diaken en de schorsing van een predikant is alleen mogelijk, wanneer de feiten onomstootbaar aantonen dat er sprake is van
a) zonden “die der kerk schandelijk” zijn;267
b) zonden die “ook bij de overheid strafwaardig” zijn;
c) zonden en grove feiten in het algemeen die de betrokkene “voor de wereld eerloos maken” en bij een gewoon gemeentelid tot onmiddellijke afhouding van het Heilig Avondmaal en bij onboetvaardigheid tot afsnijding moeten leiden.268
- Niet elke zonde is schorsings- of afzettingswaardig. De dubbele kerkenraad laat zich bij de vraag of de vastgestelde feiten wijzen op een openbare, grove zonde,269 leiden door de onder a. b. en c. genoemde criteria en de daarnaast in artikel 79 en 80 van de DKO gegeven en elders genoemde voorbeelden.270
- Indien de dubbele kerkenraad ten aanzien van een dienaar des Woords vaststelt dat er sprake is van een openbare, grove zonde, vindt een zorgvuldige afweging plaats of deze zonde schorsingswaardig dan wel afzettingswaardig is.271 Indien de dubbele kerkenraad van mening is dat de zonde afzettingswaardig is te achten, wordt


267 Vergelijk voor een zonde “die der kerk schandelijk is” artikel 80 van de DKO.
268 F.L. Bos, De orde der kerk, blz. 302-303.
269 Hiertoe behoren uiteraard ook grove zonden die in het geheim zijn bedreven en ter kennis van de kerkenraad komen, omdat de broederlijke vermaningen naar Mattheüs 18 geen doel hebben getroffen. Vergelijk artikel 72-74 van de DKO en Joh. Jansen, Korte verklaring, blz. 343.
270 Men zie ook andere lijsten van bij ambtsdragers volstrekt onduldbare zonden bij F.L. Bos, De orde der kerk, blz. 301-302 (Wezel 1568; Rotterdam 1575; Dordrecht 1578; Genève 1651). Vergelijk in elk geval de omschrijving van de in de kerkorde genoemde openbare, grove zonden bij H. Bouwman, Gereformeerd Kerkrecht I, blz. 666-668, K. de Gier, De Dordtse Kerkorde, blz. 401-402 en Joh. Jansen, Korte verklaring, blz. 347-348.
271 Deze afweging wordt door artikel 80 voorgeschreven in de woorden “zonden, die waardig zijn met opschorting (schorsing) of afstelling van de dienst gestraft te worden.”

|103|

de zaak naar de classis verwezen voor het nemen van de eindbeslissing.

 

3.11.7.2. Zijn de feiten alleen berispenswaardig?

- De dubbele kerkenraad kan op grond van de vastgestelde feiten ook oordelen dat er geen sprake is van een grove zonde maar van een openbare zonde die alleen berispenswaardig is.272 Tot de berispenswaardige zonden worden ook gerekend heimelijke, lichtere zonden, die ter kennis van de kerkenraad worden gebracht, omdat de broederlijke vermaningen naar Mattheüs 18 geen doel hebben getroffen.273
- Bij de vaststelling van deze berispenswaardige zonden, ook wel zonden “van de tweede soort” genoemd, laat de dubbele kerkenraad zich leiden door het overzicht dat het Convent van Wezel gegeven heeft.274

 

3.11.8. Tot welke tuchtmaatregel kan de uitspraak van de dubbele kerkenraad leiden?

3.11.8.1. Vermaning en bestraffing

- Indien de dubbele kerkenraad heeft uitgesproken dat er sprake is van een zonde die een bestraffing waardig is, wordt deze uitspraak door de kerkenraad ten spoedigste schriftelijk aan de betrokken ambtsdrager bevestigd met de mededeling dat hij binnen veertien dagen appèl kan aantekenen bij de classis.
- Indien de betrokkene in de genoemde periode geen appèl aantekent, wordt de zaak door de kerkenraad van de betrokken


272 F.L. Bos, De orde der kerk, blz. 304; K. de Gier, De Dordtse Kerkorde, blz. 395-396.
273 K. de Gier, De Dordtse Kerkorde, blz. 396; Joh. Jansen, Korte verklaring, blz. 343.
274 Zie de tekst daarvan bij F.L. Bos, De orde der kerk, blz. 305 (Wezel 1568) en H. Bouwman, Gereformeerd Kerkrecht II, blz. 664-665. Vergelijk K. de Gier, De Dordtse Kerkorde, blz. 395.

|104|

ambtsdrager, zo spoedig mogelijk na het verstrijken van de gestelde termijn, op de eerstvolgende kerkenraadsvergadering of een bijzondere kerkenraadsvergadering afgedaan275 door middel van een broederlijke vermaning en een zachtmoedige bestraffing276 of desnoods met een zeer scherpe bestraffing.277
- De kerkenraad kan de consulent verzoeken om alsdan in zijn midden en namens hem de betrokken ambtsdrager op grond van de uitspraken van Schrift en belijdenis te bestraffen.

 

3.11.8.2 De afzetting van ouderlingen en diakenen

- Indien de gecombineerde of dubbele kerkenraad gegronde redenen aanwezig acht om tot afzetting278 van een ouderling of diaken over te gaan, deelt de kerkenraad dat aan de betrokkene mede. Deze mededeling wordt schriftelijk en met opgave van redenen bevestigd, terwijl alle verdere informatie wordt verstrekt die hij nodig heeft bij een eventueel gebruik van het recht van appèl.


275 Vergelijk 1 Timotheüs 5: 20.
276 F.L. Bos, De orde der kerk, blz. 305 (tekst Convent van Wezel 1568); K. de Gier, De Dordtse Kerkorde, blz. 396.
277 Het Convent van Wezel sprak over een desnoods met woorden kastijden. Zie Joh. Jansen, Korte verklaring, blz. 343.
278 H. Bouwman, Gereformeerd Kerkrecht II, blz. 662, betoogt dat ouderlingen en diakenen door een dubbele kerkenraad ook voor een bepaalde periode kunnen worden geschorst. Als de gecombineerde kerkenraad de bevoegdheid heeft om een ouderling of diaken af te zetten, heeft hij zeker de bevoegdheid om een schorsing uit te spreken voor een bepaalde periode. Vergelijk ook Joh. Jansen, Korte verklaring, blz. 344, die spreekt over een schorsing voor drie of zes maanden.
Hierbij moet worden aangetekend dat Bouwman en Jansen uitgaan van een enigszins aangepaste tekst van artikel 79 van de DKO. De oorspronkelijke tekst van de kerkorde kent de mogelijkheid van schorsing van een ouderling of diaken niet, maar spreekt uitsluitend over afzetting van de dienst. Deze oorspronkelijke redactie is door de Gereformeerde Gemeenten in 1907 aanvaard. Zie de verschillende tekstuitgaven van de DKO, die verzorgd werden door ds. G.H. Kersten in 1907, 1920, 1923, 1936. In de Gereformeerde Gemeenten bestaat dus niet de mogelijkheid om een ouderling of diaken voor een bepaald tijdsbestek te schorsen. Vergelijk ook K. de Gier, De Dordtse Kerkorde, blz. 397.

|105|

 

3.11.8.3. De schorsing van de dienaar des Woords

- Indien de gecombineerde of dubbele kerkenraad gegronde redenen aanwezig acht om tot schorsing van een dienaar des Woords over te gaan, deelt de kerkenraad dat aan de betrokkene mede. Deze mededeling wordt schriftelijk en met opgave van redenen bevestigd, terwijl alle verdere informatie wordt verstrekt die hij nodig heeft bij een eventueel gebruik van het recht van appèl.
- Bij ernstige feiten heeft de schorsing betrekking op alle ambtswerkzaamheden, doch bij minder ernstige feiten kan de schorsing ook op sommige werkzaamheden betrekking hebben.279
- Als regel wordt de termijn van de schorsing bepaald op drie of zes maanden.280

 

3.11.9. De opheffing van de schorsing van de dienaar des Woords door de dubbele kerkenraad

- Een schorsing kan worden opgeheven indien er bij de predikant sprake is van berouw en van de bereidheid tot het doen van schuldbelijdenis én indien de bedreven zonde niet van een zodanige ernst is, dat deze in een ambtsdrager volstrekt onduldbaar moet worden geacht.281
- In dit licht vormt de gecombineerde kerkenraad zich na verloop van de termijn een oordeel over de vraag of de schorsing kan worden opgeheven of dat in het licht van de ernst van de zaak een verlenging billijk is te achten. De gecombineerde kerkenraad kan ook besluiten de schorsing te verlengen met het oog op een eventuele afzetting door de classis.282


279 Joh. Jansen, Korte verklaring, blz. 345. Zo is het mogelijk om de predikant bij minder ernstige feiten te schorsen in zijn bevoegdheid om te preken en hem toe te staan te catechiseren en ziekenbezoek te doen.
280 Joh. Jansen, Korte verklaring, blz. 345; K. de Gier, De Dordtse Kerkorde, blz. 398.
281 K. de Gier, De Dordtse Kerkorde, blz. 399; F.L. Bos, De orde der kerk, blz. 303-304 (Deventer 1594).
282 Joh. Jansen, Korte verklaring, blz. 345.

|106|

- De beslissing wordt schriftelijk en met opgaaf van redenen aan de predikant medegedeeld, terwijl alle informatie wordt verstrekt die voor het aantekenen van appèl noodzakelijk is.

 

3.11.10. De eindbeslissing van de classis inzake schorsing of afzetting

3.11.10.1 De behandeling

- Indien de dubbele kerkenraad van oordeel is dat de classis een eventuele afzetting dient te overwegen, verzoekt de kerkenraad van de betrokken predikant aan de roepende kerk voor de komende vergadering van de classis een beraadslaging over dit punt op de agenda te plaatsen en zo nodig de vergaderdatum van de classis te vervroegen.
- Tevens verzoekt de kerkenraad de scriba van de classis om de geschorste predikant dag en uur van de classis mede te delen en de deputaten van de particuliere synode (artikel 49 DKO) te vragen de vergadering der classis bij te wonen teneinde een advies uit te brengen.283
- De kerkenraad draagt in overleg met de scriba van de classis tijdig zorg voor een zo goed mogelijke informatie van de kerkenraden binnen de classis. Daarbij worden in ieder geval de feiten waarop de gronden van de schorsing door de dubbele kerkenraad berusten, zo concreet en nauwkeurig mogelijk omschreven.
- Zodra het verzoek van de kerkenraad om de eventuele afzetting van de predikant te agenderen de scriba van de classis heeft bereikt, stelt de scriba de predikant terstond in de gelegenheid om binnen een redelijke termijn schriftelijk te reageren op de stukken van de kerkenraad en de gecombineerde kerkenraad. De scriba van de classis draagt zorg dat het commentaar van de predikant de kerkenraden tijdig voor de vergadering van de classis bereikt.
- De classis maakt een begin met de behandeling van de zaak door middel van een grondige bespreking van de ontvangen stukken en waakt met zorg voor de juiste toepassing van hoor en wederhoor tijdens de vergadering.


283 Joh. Jansen, Korte verklaring, blz. 345.

|107|

- Zo nodig stelt de classis een geheel eigen of een aanvullend onderzoek in, dat beantwoordt aan de vereisten die in de paragrafen 3.3.3.1. tot en met 3.3.3.6. zijn verwoord.
- In de eindfase van de behandeling vormt de classis zich een zelfstandig en onpartijdig oordeel over de noodzakelijkheid van de afzetting van de betrokken predikant. De classis stelt daartoe allereerst met grote zorgvuldigheid vast welke feiten als volstrekt vaststaand kunnen worden beschouwd. Vervolgens overweegt de classis in het licht van de in paragraaf 3.11.7.1. en 3.11.7.2. genoemde criteria de ernst van de zonde en de billijkheid284 van de getroffen en zo nodig nog te treffen tuchtmaatregel, die met name gestalte krijgt in een afweging van verzachtende en verzwarende factoren.
- De classis wint voorts het advies in van de deputaten van de particuliere synode (artikel 49 DKO) en neemt vervolgens zelfstandig285 de beslissing door middel van een schriftelijke stemming, waarbij de afgevaardigden van de dubbele kerkenraad zich van stemming onthouden.286
- Indien er sprake is van een ernstig verschil in visie tussen deputaten en classis ten aanzien van de afzetting van een predikant en een hernieuwde poging om alsnog tot overeenstemming te komen niet het gewenste resultaat afwerpt, brengen de deputaten rapport uit aan de particuliere synode die een einduitspraak doet. Deputaten doen daarvan mededeling aan de classis.287 Deze mededeling heeft een


284 Artikel 79 en 80 spreken over grove zonden, die met schorsing óf afzetting moeten worden gestraft. De classis moet dus een afweging maken tussen de beide tuchtmaatregelen en daarbij de graad van de zonde in ogenschouw nemen. Zijn er verzachtende of verzwarende omstandigheden? Niet elke grove zonde behoeft met afzetting te worden gestraft.
285 F.L. Bos, De orde der kerk, blz. 307 (Schoonhoven 1597).
286 Vergelijk paragraaf 3.5.7.2.
287 Dit punt wordt in de Nederlandse literatuur over het gereformeerde kerkrecht nauwelijks besproken. Naar het oordeel van Joh. Jansen, Korte verklaring, blz. 399, moet in dit geval “een beroep op de particuliere synode gedaan worden.” Hij gaat daarbij terug op een uitspraak van de Gereformeerde Kerken in Nederland (Dordrecht 1893). Zie F.L. Bos, De orde der kerk, blz. 308.

|108|

opschortende werking ten aanzien van een eventueel genomen beslissing tot afzetting.

 

3.11.10.2. De verschillende maatregelen die door de classis kunnen worden genomen

3.11.10.2.1. Opheffing van de schorsing

- Indien de classis van mening is dat er geen gronden zijn voor een afzetting en de termijn van de reeds door de dubbele kerkenraad opgelegde schorsing voldoende wordt geacht, heft zij de schorsing op. Daarbij moet de classis zich hebben overtuigd van de oprechtheid van het berouw van de betrokken predikant en van zijn bereidheid tot het doen van schuldbelijdenis.288

 

3.11.10.2.2. Verlenging van de schorsing

De classis kan in het licht van verzwarende omstandigheden ook besluiten tot verlenging van de schorsing tot een aangegeven datum en opheffing van de schorsing op die datum, indien de predikant oprecht berouw toont en bereid is schuldbelijdenis te doen.

 

3.11.10.2.3. De algehele afzetting

- De classis gaat over tot de algehele afzetting (depositio major) indien bij de geschorste dienaar des Woords oprecht berouw en bereidheid tot schuldbelijdenis ontbreken289 óf als er sprake is van meer ergerlijke, openbare zonden, die in een predikant volstrekt onduldbaar moeten worden geacht.290


288 Vergelijk paragraaf 3.11.9.
289 K. de Gier, De Dordtse Kerkorde, blz. 399.
290 De oudste synoden ten tijde van de Reformatie beschouwden als zodanig onder meer openbare godslastering, meineed, diefstal, echtbreuk, hoererij, gewoonlijke dronkenschap en verscheuring van de gemeente. Zie F.L. Bos, De orde der kerk, blz. 302-304 (Rotterdam 1575 en Deventer 1594). Joh. Jansen noemt als zodanig overspel, meineed, moord, staatsroof en landverraad. Zie zijn Korte verklaring, blz. 345.

|109|

 

3.11.10.2.4. De kleine afzetting

- Indien de gronden voor de afzetting eigenlijk niet toereikend worden geacht voor algehele afzetting en verlenging van de schorsing niet wel mogelijk is, kan de classis besluiten om gebruik te maken van de kleine of mindere afzetting (depositio minor).291

 

3.11.10.2.5. De vaststelling van een tijdelijke toelage

- De classis neemt na de algehele afzetting of kleine afzetting -indien hierbij sprake is van een proeftijd- tevens een besluit waarin bij wijze van barmhartigheid wordt voorzien in een financiële toelage voor de afgezette predikant en zijn gezin. De toelage wordt verstrekt voor een bepaalde tijd om betrokkene in staat te stellen een andere werkkring te vinden.292
- Het spreekt voor zich dat ook gedurende het bedoelde tijdvak de diaconale taak van de kerk tegenover de betrokkene onverlet blijft.

 

3.11.11. De motivering van de uitspraak

- In het algemeen dient de motivering in overeenstemming te zijn met de in paragraaf 2.3.6. vermelde richtlijnen.293
- Indien de classis besluit tot opheffing van de schorsing, tot een verlenging van de schorsing met een bepaalde termijn of tot de algehele afzetting van de dienst, worden de redenen voor dit besluit in de uitspraak zorgvuldig omschreven.
- Indien de classis heeft besloten tot de kleine afzetting of depositio minor, worden de redenen voor dit besluit zorgvuldig omschreven. Tevens worden de voorwaarden aangegeven waarop de afgezette dienaar later opnieuw beroepbaar kan worden gesteld voor een gemeente elders in den lande.294 Deze voorwaarden zijn oprechte


291 Joh. Jansen, Korte verklaring, blz. 345-346; K. de Gier, De Dordtse Kerkorde, blz. 399.
292 K. de Gier, De Dordtse Kerkorde, blz. 399-400.
293 Bedoeld zijn de eerste twee aandachtstreepjes van paragraaf 3.3.3.6. van dit hoofdstuk.
294 Vergelijk Joh. Jansen, Korte verklaring, blz. 345, 346; K. de Gier, De Dordtse Kerkorde, blz. 399.

|110|

boetvaardigheid, verzoening door middel van openbare schuldbelijdenis, het goede verloop van een eventueel door de classis gestelde proeftijd van één of twéé jaar, het positieve oordeel van de classis over het een en ander en het positieve advies van de deputaten van de particuliere synode (artikel 49).

 

3.11.12. De mededeling van de uitspraak aan predikant en kerkenraad

- De uitspraak van de classis wordt in alle gevallen schriftelijk bevestigd aan de geschorste predikant en aan zijn kerkenraad, waarbij alle gegevens die nodig zijn voor het eventueel gebruik maken van het recht van appèl worden vermeld.

 

3.11.13 De bekendmaking van de getroffen maatregel aan kerkverband en gemeente bij schorsing, opheffing van de schorsing of afzetting van een ambtsdrager

- Indien een dubbele kerkenraad het besluit neemt om een predikant voor een bepaalde termijn te schorsen, geeft de kerkenraad van dit besluit aan alle kerkenraden van het kerkverband in een gesloten enveloppe kennis, omdat het de predikant ook niet is toegestaan in andere gemeenten dienst te doen.295 Zodra de dubbele kerkenraad de schorsing heeft opgeheven, doet de kerkenraad daarvan op dezelfde wijze mededeling aan de genoemde kerkenraden.
- De classis deelt de genomen beslissing ten aanzien van het opheffen of verlengen van de schorsing of de afzetting van een predikant in een gesloten enveloppe mede aan alle kerkenraden die tot het kerkverband behoren.

De kerkenraad stelt een korte, schriftelijke kanselafkondiging op,296 waarin het besluit tot schorsing of afzetting op pastorale wijze aan de gemeente wordt meegedeeld.297 Daarbij brengt de kerkenraad ook


295 Joh. Jansen, Korte verklaring, blz. 345; K. de Gier, De Dordtse Kerkorde, blz. 399.
296 Joh. Jansen, Korte verklaring, blz. 345.
297 K. de Gier, De Dordtse Kerkorde, blz. 399.

|111|

zijn hartelijk leedwezen tot uitdrukking over het feit dat hij of de classis zich genoodzaakt zag om tot de genoemde maatregel over te gaan. In het geval dat de betrokken ambtsdrager de kwestie anders benadert dan de kerkelijke vergadering, verdient het aanbeveling dat de kerkenraad hiervan met een enkel woord melding maakt. De tekst van deze afkondiging wordt altijd van tevoren aan de betrokken ambtsdrager ter beschikking gesteld.

De afkondiging wordt gedaan vóór het grote gebed in de openbare eredienst en besluit met de mededeling dat voor de betrokkene voorbede zal worden gedaan, terwijl de gemeente opgewekt wordt voor hem te bidden.

- Bij opheffing van de schorsing handelt de kerkenraad op dezelfde wijze. In de afkondiging wordt de gemeente opgewekt de Naam des Heeren daarvoor te erkennen, voor de betrokken dienaar en voor het herstel der goede verhoudingen te bidden.

 

3.11.14. Maatregelen van orde ten aanzien van een geschorste of afgezette ambtsdrager

- De kerkenraad kan de voorlopige schorsing van een ouderling of diaken verbinden met de eenvoudige afhouding van het Heilig Avondmaal298 bij wijze van maatregel van orde.
- Indien de afzetting van een ouderling of diaken alleen geschied is vanwege het ambtelijk functioneren, is daarmede de censuur teneinde en is een nadere tuchtmaatregel overbodig.299 Bij wijze van maatregel van orde kan de kerkenraad hem éénmaal van het Heilig Avondmaal afhouden door toepassing van de eenvoudige afhouding.

- Indien een afgezette ambtsdrager zich boetvaardig betoont en schuldbelijdenis heeft afgelegd, kan het wenselijk zijn om hem nog enkele malen af te houden van het Heilig Avondmaal door toepassing van de eenvoudige afhouding.300


298 Zie voor dit onderwerp paragraaf 3.9.1.
299 K. de Gier, De Dordtse Kerkorde, blz. 398.
300 Joh. Jansen, Korte verklaring, blz. 345; zie ook paragraaf 3.9.1.

|112|

 

3.11.15. Behandelingen besluitvorming door classis, particuliere en generale synode in uitzonderlijke gevallen

3.11.15.1. In welke gevallen?

- Uitzonderlijke gevallen, genoemd in paragraaf 3.11.5.3., zijn slechts ontvankelijk indien voldaan is aan de onderstaande voorwaarden.
- Indien een kerkenraad in meerderheid weigert maatregelen te treffen tot schorsing of afzetting of uitvoering te geven aan een besluit daartoe of indien er anderszins sprake is van wanbestuur,301 dient de minderheid van de kerkenraad zich met een schriftelijk, gemotiveerd verzoek om hulp en medewerking tot de meerdere vergadering te wenden.302
Ook individuele leden der gemeente, die zich reeds eerder vergeefs tot de kerkenraad hebben gericht, kunnen zich met een schriftelijk, gemotiveerd verzoek om hulp en medewerking tot de meerdere vergadering wenden.303 Dit verzoek kan alleen in behandeling worden genomen, indien deze leden de kerkenraad daarin hebben gekend en deze zich daarover heeft uitgesproken,304 of geweigerd heeft zich binnen redelijke termijn daarover uit te spreken.


301 Enkele voorbeelden van wanbestuur: het laten aanblijven van een predikant die onzuiver is in de leer of in de levenswandel of openlijk aandringt op scheurmakerij; het weigeren om de classis behulpzaam te zijn bij een onderzoek of het zoveel mogelijk blokkeren daarvan; overtreding van belangrijke kerkelijke bepalingen en ongehoorzaamheid aan synodale besluiten. Men zie voor deze voorbeelden M. Bouwman, Voetius over het gezag der Synoden, blz. 308-309, 315-316, 319; zie ook noot 2 aldaar.
302 Vergelijk voor deze benadering W. A. van Es, Over de bevoegdheid tot schorsing en afzetting van Ouderlingen en Diakenen, blz. 44.
303 H. Bouwman, Gereformeerd Kerkrecht II, blz. 33, 35, 71; K. de Gier, De Dordtse Kerkorde, blz. 170; vergelijk ook W.A. van Es, Over de bevoegdheid tot schorsing en afzetting van Ouderlingen en Diakenen, blz. 44; D. Nauta, Verklaring van de Kerkorde, blz. 430-431.
304 D. Nauta, Verklaring van de Kerkorde, blz. 430-431. In de grond van de zaak gaat het bij dit handelen van een deel van de kerkenraad en/of van individuele leden om een appèl overeenkomstig artikel 31 van de DKO tegen een (fictieve) weigering van de kerkenraad om maatregelen te treffen.

|113|

 

3.11.15.2. Behandeling en besluitvorming

- Indien de meerdere vergadering een verzoek tot het verlenen van hulp en medewerking, zoals bedoeld in paragraaf 3.11.15.1., heeft ontvangen, geschieden behandeling en besluitvorming overeenkomstig het bepaalde in paragraaf 3.11.10.
- In het geval dat een kerkenraad als geheel of bij meerderheidsbesluit weigert uitvoering te geven aan een besluit van een meerdere vergadering tot schorsing of afzetting en betrokkene als ambtsdrager blijft erkennen, is deze meerdere vergadering alsdan bevoegd om zelfstandig over te gaan tot hoofdelijke schorsing of afzetting van de betreffende ambtsdragers.305
- Indien er sprake is van wanbestuur, stelt de meerdere vergadering een commissie in voor deze zaak,306 die tot taak heeft door middel van zelfstandig onderzoek, advisering en bijstand van de kerkenraad te komen tot verbetering van de situatie. Daartoe dienen binnen een door de meerdere vergadering vast te stellen periode, die tenminste twee maanden omvat, tenminste twee pogingen te worden aangewend.307


305 Het gereformeerd kerkrecht kent geen collectieve tuchtoefening, waarbij een kerkenraad als geheel wordt afgezet. Ook de tuchtoefening over ambtsdragers is altijd persoonlijk en vraagt om een hoofdelijke schorsing of afzetting. Vgl. M. Bouwman, Voetius over het gezag der Synoden, blz. 318; W.A. van Es, Over de bevoegdheid tot schorsing en afzetting van Ouderlingen en Diakenen, blz. 40, 42.
306 Tot het mandaat van deze commissie, zelfs al treedt het moderamen van de meerdere vergadering als commissie op, behoort nimmer de bevoegdheid tot schorsing of afzetting van ambtsdragers. Die blijft voorbehouden aan de kerkelijke vergadering zelf. Vergelijk F.L. Bos, De orde der kerk, blz. 308 (Nijmegen 1619). De visie van J.W. Kersten in De Saambinder, 32e jrg, 1953-1954, nr. 45 moet met dit uitgangspunt in strijd worden geacht. Het verdient aanbeveling zonodig eerst gebruik te maken van de mogelijkheid tot bijzondere visitatie.
307 Voetius beklemtoont, dat in dergelijke gevallen niet direct maatregelen mogen worden getroffen, maar dat eerst de nodige pogingen tot genezing moeten zijn ondernomen. Maatregelen mogen eerst worden genomen wanneer gebleken is dat herstel onmogelijk is. Zie W.A. van Es, Over de bevoegdheid tot schorsing en afzetting van Ouderlingen en Diakenen, blz. 44. De kerkenraad krijgt op behoorlijke wijze gelegenheid zijn standpunt of beleid schriftelijk en mondeling toe te lichten.

|114|

De genoemde periode wordt geacht te zijn ingegaan op de datum waarop naar de mening van de commissie de eerste poging tot verbetering van de situatie werd ondernomen.
- Na afloop van de genoemde periode vormt de meerdere vergadering zich een oordeel door kennisneming van het verslag van de ingestelde commissie (en alle overige stukken die van belang zijn) én het geven van een behoorlijke gelegenheid aan de betrokken ambtsdragers om hun standpunt of beleid schriftelijk en/of mondeling toe te lichten.
- Indien de meerdere vergadering uitspreekt dat de betrokken ambtsdragers schuldig zijn te achten aan wanbestuur, wordt de kerkenraad van dit oordeel in kennis gesteld en hem opgedragen die maatregelen te treffen die de meerdere vergadering wenselijk voorkomen. Indien de kerkenraad in gebreke blijft deze maatregelen uit te voeren, is de meerdere vergadering alsdan bevoegd om zelfstandig over te gaan tot hoofdelijke schorsing of afzetting van deze ambtsdragers, dan wel andere passende maatregelen te treffen.
- De meerdere vergadering kan in alleruiterste gevallen van wanbestuur echter ook uitspreken dat de betreffende gemeente met haar kerkenraad geacht wordt niet langer deel uit te maken van het kerkverband en derhalve daarbuiten wordt geplaatst.308

 

3.11.15.3. Uitvoering van de besluiten

- Na een besluit tot schorsing of afzetting van ambtsdragers door een meerdere vergadering wordt dit door een deputatie uit deze meerdere vergadering in een ledenvergadering aan de gemeente bekend gemaakt.309 Deze deputaten bevorderen zo nodig, dat de classis310 ten spoedigste zorg draagt voor de vorming van een nieuwe kerkenraad door wettige verkiezing.


308 H. Bouwman, Gereformeerd kerkrecht, II, blz. 69, 71-73, 75. Men zie ook W.A. van Es, Over de bevoegdheid tot schorsing van Ouderlingen en Diakenen, blz. 42, 44-45, 49, 59 over de zogenaamde kerkban of “analogische excommunicatie.” De meest geëigende weg is dat de meerdere vergadering de feitelijke verbreking van het kerkverband door de mindere vergadering vaststelt.
309 M. Bouwman, Tweeërlei kerkrecht, blz. 9, 36 (Uitspraken van Voetius).
310 K. de Gier, Toelichting, blz. 89, 90.

|115|

- Indien de meerdere vergadering besluit om een gemeente met haar kerkenraad buiten het kerkverband te plaatsen, verzoekt de meerdere vergadering aan de classis alles te doen om ten behoeve van degenen die ter plaatse binnen het verband van de gemeenten wensen te blijven311 een nieuwe gemeente te stichten.312

 

3.11.16. Het herstel in het ambt van dienaar des Woords

- Het herstel in het ambt van een afgezette predikant behoort te geschieden met inachtneming van de grootste omzichtigheid313 en behoort tot de bevoegdheid van de classis waarin de betrokkene woont.314 Het kan alleen geschieden met advies van de deputaten van de particuliere synode (artikel 49).
- Bij deze rehabilitatie is de classis gebonden aan de richtlijnen die zijn opgesteld door de Generale Synode van de Gereformeerde Gemeenten in 1971.315


311 Er is dan sprake van het zogenaamde “opzeggen van de gehoorzaamheid” aan de plaatselijke kerkenraad.
312 W.A. van Es, Over de bevoegdheid tot afzetting van Ouderlingen en Diakenen, blz. 60.
313 K. de Gier, Toelichting, blz. 156.
314 Voornaamste besluiten, blz. 38; F.L. Bos, De orde der kerk, blz. 311 (Emden 1571, Dordrecht 1578).
315 Voornaamste besluiten, blz. 37-39.