|71|
- Alleen leden van de gemeente, meerderjarige doopleden en
wettelijke vertegenwoordigers van minderjarige doopleden kunnen
worden aangemerkt als belanghebbend ten aanzien van het recht van
appèl of hoger beroep. Zonder het lidmaatschap der gemeente is er
in beginsel geen hoger beroep mogelijk.
- Men moet voorts persoonlijk bij een beslissing van een
kerkenraad betrokken zijn om gebruik te kunnen maken van het
recht van appèl.133 Van persoonlijke betrokkenheid is
in ieder geval sprake als een lid der gemeente bezwaar maakt
tegen beslissingen van materiële aard.134
Persoonlijke betrokkenheid is ook aanwezig indien een lid bij de
kerkenraad bezwaar heeft aangetekend tegen de leer, zoals die is
verwoord in de belijdenis en de door de generale synode van het
kerkverband gedane leeruitspraken. Als een lid der gemeente bij
een beslissing van de kerkenraad (of een andere kerkelijke
vergadering) belang heeft, staat hoger beroep open, ook indien de
kerkenraad niet binnen redelijke tijd een besluit neemt.
- Als er geen sprake is van persoonlijke betrokkenheid in de
genoemde zin, ontbreekt het recht om zich in te laten met de
handelingen en beslissingen van de kerkenraad der
gemeente.135
- Elke kerkelijke vergadering is in het licht van de Schrift136 in beginsel gehouden om een gemeentelid tijdig te informeren over de mogelijkheid van appèl binnen een bepaalde termijn tegen zijn definitieve beslissing137, bij de meerdere vergadering.138
133 1 Petrus 4: 15.
134 K. de Gier, De Dordtse Kerkorde, blz. 173.
135 K. de Gier, De Dordtse Kerkorde, blz. 174.
136 1 Korinthe 14: 40.
137 Zie voor deze termijn paragraaf 2.7.1.
138 M. Golverdingen, Kandidaatstelling en approbatie in: Uit
louter genade, blz. 68.
|72|
- Het appèlschrift vermeldt de personalia van het betrokken
gemeentelid, het besluit waartegen bezwaar wordt aangetekend en
een zo duidelijk mogelijke omschrijving van de gronden waarop het
bezwaar berust.
- Elke kerkelijke vergadering is geroepen er acht op te geven dat
de kerk niet op zuiver formele gronden de rechten van de leden en
het welzijn van de gemeenten benadeelt.139
- Voor beslissingen van de kerkenraad is de classis de
beroepsinstantie, voor de besluiten van de classis de
particuliere synode en voor beslissingen van de particuliere
synode de generale synode.140
- Er mag geen beroepsinstantie worden
overgeslagen.141
- Het betrokken gemeentelid geeft van zijn besluit om appèl aan
te tekenen schriftelijk kennis aan de scriba van de kerkelijke
vergadering die het besluit genomen heeft waardoor men zich
bezwaard acht. Betrokkene draagt zorg dat de genoemde kerkelijke
vergadering tijdig kan beschikken over zijn appèlschrift.
- De kerkenraad draagt direct na ontvangst van het appèlschrift
zorg voor doorzending naar de scriba van de roepende kerk van de
meerdere vergadering, die terstond beoordeelt of het
beroepsschrift de personalia, het besluit waartegen het beroep
zich richt en de redenen van het beroep vermeldt. Ontbreken deze
gegevens, dan dient de scriba van de roepende kerk de appellant
daarop te attenderen en hem of haar uit te nodigen het
appèlschrift aan te vullen.
- Indien desondanks toch een of meer van de genoemde wezenlijke
gegevens in het appèlschrift ontbreken, verklaart de kerkelijke
vergadering het appèl niet ontvankelijk.
- De scriba van de roepende kerk stelt, onmiddellijk na de
ontvangst van het appèlschrift, de kerkelijke vergadering die het
betwiste besluit genomen heeft, in de gelegenheid een
schriftelijk commentaar
139 K. de Gier, De Dordtse Kerkorde, blz. 175.
140 F.L. Bos, De orde der kerk, blz. 118 ( Wezel 1568, Emden
1571, Dordrecht 1578); K. de Gier, De Dordtse kerkorde, blz.
172.
141 Dit beginsel berust op artikel 30 van de DKO. Vergelijk K. de
Gier, De Dordtse Kerkorde, blz. 174-175: Algemene regels waaraan
het recht van appèl verbonden is.
|73|
in te dienen. Na ontvangst van dit commentaar draagt de scriba
van de roepende kerk zorg voor de verzending van het appèlschrift
en het ontvangen commentaar aan de afgevaardigden.
- Men kan met dezelfde zaak slechts éénmaal op een bepaalde
kerkelijke vergadering komen. Daarom is er geen rechtstreeks
appèl van de ene generale synode op de andere mogelijk.
- Het is ten zeerste aan te bevelen dat elke kerkelijke vergadering de termijn waarbinnen appèl kan worden aangetekend, bepaalt op twee maanden.142 Deze termijn gaat in op de dag die volgt op de datum van de beslissing. Indien de appellant niet kon worden geïnformeerd over de dag van de beslissing, gaat deze termijn lopen op de dag na de datum waarop appellant redelijkerwijs van de beslissing kennis heeft kunnen nemen.
- Kerkelijke vergaderingen spreken zich altijd uit over de al of niet opschortende werking van een appèl.143 Daarbij wordt de vraag
142 Zie paragraaf 2.7.1. Alleen bij een appèl van een
gemeentelid op de classis tegen de bevestiging van een
ambtsdrager kan deze termijn bij wijze van uitzondering bepaald
worden op zes weken.
143 De literatuur over het gereformeerde kerkrecht geeft ten
aanzien van de vraag of aan een besluit bij appèl een
opschortende werking is verbonden geen eensluidend antwoord.
Vergelijk bijvoorbeeld F.L. Bos, De orde der kerk, blz. 121
(Veere 1601, Groningen 1617), het standpunt van de auteurs,
genoemd in noot 12 en de opvatting van joh. Jansen, Korte
verklaring, blz. 144. F.L. Rutgers, Kerkelijke Adviezen I, blz.
171, spreekt over de opschortende werking als “den algemeenen, op
alle gebied geldende rechtsregel inzake appèllen.” Indien de
classis besloten heeft dat een kerkenraad periodiek moet aftreden
en de kerkenraad tegen dit besluit in appèl is gegaan, is het
besluit, hangende het appèl, niet uitvoerbaar. (Kerkelijke
Adviezen I, blz. 262). Maar Rutgers kent ook uitzonderingen op de
algemene regel. Bij een appèl met gezochte bezwaren tegen de
bevestiging van een ambtsdrager moet de bevestiging wel doorgaan.
Als de classis de bezwaren van een lid tegen de bevestiging
ongegrond heeft verklaard, moet deze bevestiging wel doorgaan,
ook al beroept het betreffende lid zich op de particuliere synode
(Kerkelijke Adviezen I, blz. 182-185, vergelijk ook blz.
263-264). Ten einde onduidelijkheid en rechtsongelijkheid te
voorkomen is het gewenst dat de kerkelijke vergadering zich
altijd uitspreekt over de al of niet opschortende werking van een
beroep.
|74|
beantwoord of de genomen beslissing direct ten uitvoer moet
worden gelegd dan wel of de uitvoering van een beslissing wordt
opgeschort zolang tegen de beslissing appèl
openstaat144 of zo lang over een hoger beroep nog niet
is beslist.145
- In bijzondere gevallen kan het noodzakelijk zijn beslissingen
direct ten uitvoer te leggen en aldus in zekere zin vooruit te
lopen op de uitkomst van een eventueel hoger beroep. Te denken
valt bij voorbeeld aan:
a) een tuchtmaatregel in verband met grove, in het openbaar
begane zonden;
b) een tuchtmaatregel wegens onzuiverheid in de
leer.146
- Een maatregel van orde zoals de eenvoudige afhouding van het
Heilig Avondmaal147 wordt als regel direct ten uitvoer
gelegd.148
- De grond voor het appèl is steeds gelegen in strijdigheid met
de Schrift, de belijdenisgeschriften, leeruitspraken van de
generale synode en/of de kerkorde.
- Dit sluit in dat bij geschillen van stoffelijke aard de grond
tevens gelegen kan zijn in een onvoldoende afweging van de
belangen van de betreffende gemeente of in schending van
beginselen van behoorlijk kerkbestuur.
144 Men is eenstemmig van oordeel dat de bevestiging van
een ambtsdrager (artikel 22 DKO) moet worden uitgesteld bij
indiening van een appèl op de classis, dat gebaseerd is op
serieuze gronden. Zie H. Bouwman, Gereformeerd Kerkrecht II, blz.
44; K. de Gier, De Dordtse Kerkorde, blz. 122; M. Golverdingen,
Kandidaatstelling en approbatie, blz. 63; Joh. Jansen, Korte
verklaring, blz. 101; F.L. Rutgers, Kerkelijke Adviezen I, blz.
175.
145 Het al of niet uitvoeren van het besluit, hangende het appèl,
hangt af van de vraag of daardoor het welzijn van de gemeente of
van de kerk in het algemeen zou worden geschaad. F.L. Bos, De
orde der kerk, blz. 120; H. Bouwman, Gereformeerd Kerkrecht II,
blz. 44.
146 Vergelijk F.L. Bos, De orde der kerk, blz. 200 (Hoorn
1608).
147 Zie paragraaf 3.9.1.
148 Bij een dergelijke maatregel wordt immers inhoudelijk nog
geen oordeel over een zaak geveld. Een ordemaatregel heeft weinig
of geen zin, indien deze niet direct ten uitvoer wordt
gelegd.
|75|
- De kerkenraad is, met name als iemand naar huidig
maatschappelijk inzicht in alle redelijkheid geacht kan worden
zelf bekwaam te zijn tot het voeren van het woord, behoedzaam in
het aanvaarden van een zogenaamde voorspraak of mond in het
kerkelijk leven. In andere gevallen dient het verzoek om een mond
met alle mildheid te worden overwogen.
- De kerkelijke vergadering mag verlangen dat de voorspraak of
adviseur een kerkelijk persoon is, die onberispelijk is in leer
en leven.149 Hij dient te behoren tot het kerkverband
van de Gereformeerde Gemeenten of zich daarmee in leer en leven
verwant te weten.150
- De kerkelijke vergadering mag geen beletselen opwerpen, indien
het betrokken lid een kerkrechtelijk advies bij een deskundige
uit eigen kring wenst in te winnen.151
- Een en ander houdt niet alleen in dat de kerkelijke vergadering
kennis neemt van door de voorspraak of deskundige ingediende
stukken, maar ook dat de kerkelijke vergadering altijd de
gelegenheid biedt tot mondelinge toelichting.152 De
bezwaarde en zijn hulp moeten zich echter houden aan de regels
die de kerkelijke vergadering heeft gesteld.153
- Elke behandeling van een appèl begint met het geven door de
149 H. Bouwman, idem, blz. 45, vergelijk blz. 622. Bouwman
verstaat onder een voorspraak een advocaat, een familielid, een
predikant “of iemand anders, die recht in leer en leven is”.
Aanvankelijk bestond er in de kerk van de Hervorming bezwaar
tegen het toelaten van advocaten en notarissen in kerkelijke
vergaderingen. Zie F.L. Bos, De orde der kerk, blz. 109
(Harlingen 1617) en blz. 271 (Friesland 1647).
150 Zie paragraaf 2.5.1. en 2.5.2.
151 Idem, paragraaf 2.5.2.
152 Idem, paragraaf 2.5.1.
153 K. de Gier, De Dordtse Kerkorde, blz. 176, 374.
|76|
betrokkenen van een mondelinge of schriftelijke toelichting op de
ingediende stukken. Indien de kerkelijke vergadering daartoe
redenen aanwezig acht, kan de mondelinge toelichting geschieden
in tegenwoordigheid van de wederzijdse betrokkenen. Als een
betrokkene verklaringen aflegt, kan de kerkelijke vergadering
bepalen dat de andere betrokkene daarbij tegenwoordig mag zijn.
Indien de kerkelijke vergadering anders besluit, draagt zij zorg
dat een getekend verslag van de afgelegde verklaring zo spoedig
mogelijk aan de andere betrokkene wordt toegezonden.
- De kerkelijke vergadering kan besluiten om de behandeling van
het appèl ter vergadering af te doen of een commissie van
onderzoek in te stellen.
- Het horen van getuigen vindt plaats overeenkomstig de reeds
eerder aangegeven richtlijnen.154
- Het schriftuurlijke beginsel van een onbevooroordeeld
verhoor155 dient bij de behandeling van het appèl door
de kerkelijke vergadering onverkort te worden gehandhaafd.
- Om partijdigheid te voorkomen dienen personen die door
bijzondere vriendschaps- of familiebanden aan een appellant
verbonden zijn, niet aan het werk van een onderzoekscommissie
deel te nemen noch zich op enigerlei wijze te mengen in het
beraad en de besluitvorming van de meerdere vergadering. Zij
onthouden zich altijd van stemming.156
- Indien een aantal afgevaardigden in een eerder stadium bij een
zaak betrokken was, wijst de preses zeer nadrukkelijk op de
noodzaak van de handhaving van een objectieve benadering. Hij
vraagt of in eerste instantie alleen diegenen aan het beraad
willen deelnemen die nog niet eerder bij de zaak betrokken waren.
Aan de besluitvorming mag
154 Zie paragraaf 3.3.3.4.2.
155 Dit beginsel ligt ondermeer opgesloten in Mattheus 7: 4.
Vergelijk ook artikel 77 en 79 van de DKO.
156 F.L. Bos, De orde der kerk, blz. 136.
|77|
in geen geval worden deelgenomen door de afgevaardigden van de mindere vergadering die als laatste in de zaak heeft geoordeeld. Leden van de commissie van onderzoek worden niet van de besluitvorming uitgesloten. Zo nodig kan de preses, nadat de vergadering een daartoe strekkend besluit heeft genomen, de genoemde personen de toegang tot de vergadering ontzeggen.157
- Het verdient voorts aanbeveling dat familieleden en bijzondere
vrienden van een appellant die als kerkenraadslid zitting hebben
in de vergadering, dit college verlaten, zodra de zaak van de
betrokkene op grond van een gedaan onderzoek zal worden
behandeld.
- Indien een kerkenraadslid als persoon bij een zaak betrokken is
die op een classis zal dienen, vraagt het beginsel der
onpartijdigheid dat hij niet naar deze vergadering wordt
afgevaardigd.
- Bij de verkiezing van afgevaardigden door een kerkelijke
vergadering (classis of particuliere synode) naar een meerdere
vergadering (particuliere of generale synode) verdient het
aanbeveling die afgevaardigden te kiezen die op de mindere
vergadering niet rechtstreeks bij een zaak betrokken zijn
geweest. Het behoort tot de bevoegdheid van de preses om na
overleg met het moderamen hiervoor nadrukkelijk aandacht te
vragen teneinde een onpartijdige behandeling op de meerdere
vergadering te bevorderen.
- Indien bij de afvaardiging naar een meerdere vergadering de
gedane aanbeveling niet in acht werd genomen, behoort het tot de
bevoegdheid van de preses van de meerdere vergadering om, na een
daartoe
157 F.L. Bos, De orde der kerk, blz. 136-137, geeft aan hoe de kerk der Reformatie alle partijdigheid op kerkelijke vergaderingen heeft uitgesloten: “Personen waarop enige verdenking van partijschap valt, hetzij dan door bloedverwantschap of anderszins, zullen in de synodale, classikale en kerkenraadsvergaderingen of handelingen, inzonderheid wanneer men stemmen vergaderen of besluiten zal, niet geduld worden, maar zullen op autoriteit en aanzeggen van de praeses moeten uitgaan. En indien iemand niet wil gehoorzamen, zal hij naar behoren kerkelijk door de synode, classe en kerk gestraft worden.” (Harlingen 1590; vergelijk ook Bolsward 1594 en Groningen 1615).
|78|
strekkend besluit van de vergadering, tijdig aan de betrokken afgevaardigden te vragen zich bij de behandeling van de zaak door hun secundi te laten vervangen.
- De besluitvorming vindt bij voorkeur schriftelijk plaats en
geschiedt met meerderheid van stemmen en niet dan na een
behoorlijke discussie en overweging van
argumenten.158
- De door de vergadering gedane uitspraak moet altijd ook
schriftelijk en met redenen omkleed aan de betrokkene worden
medegedeeld.159 Het schrijven bevat ook alle
informatie die de betrokkene nodig heeft om desgewenst hoger
beroep tegen de uitspraak aan te tekenen binnen een gestelde
termijn,160 waarbij alle gegevens ten behoeve van een
appèl worden verstrekt.
- De uitspraak bevat altijd een bepaling ten aanzien van de al of
niet opschortende werking daarvan bij appèl, zoals is aangegeven
in paragraaf 3.5.5.
- Als de meerdere vergadering vaststelt dat de regels van het
kerkrecht niet juist zijn toegepast, worden de gronden daarvoor
aangegeven en ontvangt de mindere vergadering het verzoek de zaak
opnieuw in behandeling te nemen.161
- Als tijdens het hoger beroep blijkt dat de zaak zich heeft
gewijzigd of dat er sprake is van nieuwe omstandigheden, wijst de
meerdere vergadering de zaak terug naar de eerste instantie,
namelijk de kerkenraad, die de zaak opnieuw in behandeling
neemt.162
158 K. de Gier, De Dordtse Kerkorde, blz. 176.
159 K. de Gier, De Dordtse Kerkorde, blz. 175.
160 M. Golverdingen, Kandidaatstelling en approbatie, blz.
68.
161 K. de Gier, De Dordtse Kerkorde, blz. 176.
162 K. de Gier, idem; F.L. Bos, De orde der kerk, blz. 120
(Rotterdam 1885).