|71|

3.5. Het recht van appèl (artikel 31)

3.5.1. Wie is belanghebbend?

- Alleen leden van de gemeente, meerderjarige doopleden en wettelijke vertegenwoordigers van minderjarige doopleden kunnen worden aangemerkt als belanghebbend ten aanzien van het recht van appèl of hoger beroep. Zonder het lidmaatschap der gemeente is er in beginsel geen hoger beroep mogelijk.
- Men moet voorts persoonlijk bij een beslissing van een kerkenraad betrokken zijn om gebruik te kunnen maken van het recht van appèl.133 Van persoonlijke betrokkenheid is in ieder geval sprake als een lid der gemeente bezwaar maakt tegen beslissingen van materiële aard.134
Persoonlijke betrokkenheid is ook aanwezig indien een lid bij de kerkenraad bezwaar heeft aangetekend tegen de leer, zoals die is verwoord in de belijdenis en de door de generale synode van het kerkverband gedane leeruitspraken. Als een lid der gemeente bij een beslissing van de kerkenraad (of een andere kerkelijke vergadering) belang heeft, staat hoger beroep open, ook indien de kerkenraad niet binnen redelijke tijd een besluit neemt.
- Als er geen sprake is van persoonlijke betrokkenheid in de genoemde zin, ontbreekt het recht om zich in te laten met de handelingen en beslissingen van de kerkenraad der gemeente.135

 

3.5.2. Hoe wordt het beroep ingesteld?

- Elke kerkelijke vergadering is in het licht van de Schrift136 in beginsel gehouden om een gemeentelid tijdig te informeren over de mogelijkheid van appèl binnen een bepaalde termijn tegen zijn definitieve beslissing137, bij de meerdere vergadering.138


133 1 Petrus 4: 15.
134 K. de Gier, De Dordtse Kerkorde, blz. 173.
135 K. de Gier, De Dordtse Kerkorde, blz. 174.
136 1 Korinthe 14: 40.
137 Zie voor deze termijn paragraaf 2.7.1.
138 M. Golverdingen, Kandidaatstelling en approbatie in: Uit louter genade, blz. 68.

|72|

- Het appèlschrift vermeldt de personalia van het betrokken gemeentelid, het besluit waartegen bezwaar wordt aangetekend en een zo duidelijk mogelijke omschrijving van de gronden waarop het bezwaar berust.
- Elke kerkelijke vergadering is geroepen er acht op te geven dat de kerk niet op zuiver formele gronden de rechten van de leden en het welzijn van de gemeenten benadeelt.139

 

3.5.3. Bij wie wordt het beroep ingesteld?

- Voor beslissingen van de kerkenraad is de classis de beroepsinstantie, voor de besluiten van de classis de particuliere synode en voor beslissingen van de particuliere synode de generale synode.140
- Er mag geen beroepsinstantie worden overgeslagen.141
- Het betrokken gemeentelid geeft van zijn besluit om appèl aan te tekenen schriftelijk kennis aan de scriba van de kerkelijke vergadering die het besluit genomen heeft waardoor men zich bezwaard acht. Betrokkene draagt zorg dat de genoemde kerkelijke vergadering tijdig kan beschikken over zijn appèlschrift.
- De kerkenraad draagt direct na ontvangst van het appèlschrift zorg voor doorzending naar de scriba van de roepende kerk van de meerdere vergadering, die terstond beoordeelt of het beroepsschrift de personalia, het besluit waartegen het beroep zich richt en de redenen van het beroep vermeldt. Ontbreken deze gegevens, dan dient de scriba van de roepende kerk de appellant daarop te attenderen en hem of haar uit te nodigen het appèlschrift aan te vullen.
- Indien desondanks toch een of meer van de genoemde wezenlijke gegevens in het appèlschrift ontbreken, verklaart de kerkelijke vergadering het appèl niet ontvankelijk.
- De scriba van de roepende kerk stelt, onmiddellijk na de ontvangst van het appèlschrift, de kerkelijke vergadering die het betwiste besluit genomen heeft, in de gelegenheid een schriftelijk commentaar


139 K. de Gier, De Dordtse Kerkorde, blz. 175.
140 F.L. Bos, De orde der kerk, blz. 118 ( Wezel 1568, Emden 1571, Dordrecht 1578); K. de Gier, De Dordtse kerkorde, blz. 172.
141 Dit beginsel berust op artikel 30 van de DKO. Vergelijk K. de Gier, De Dordtse Kerkorde, blz. 174-175: Algemene regels waaraan het recht van appèl verbonden is.

|73|

in te dienen. Na ontvangst van dit commentaar draagt de scriba van de roepende kerk zorg voor de verzending van het appèlschrift en het ontvangen commentaar aan de afgevaardigden.
- Men kan met dezelfde zaak slechts éénmaal op een bepaalde kerkelijke vergadering komen. Daarom is er geen rechtstreeks appèl van de ene generale synode op de andere mogelijk.

 

3.5.4. De termijn van het beroep

- Het is ten zeerste aan te bevelen dat elke kerkelijke vergadering de termijn waarbinnen appèl kan worden aangetekend, bepaalt op twee maanden.142 Deze termijn gaat in op de dag die volgt op de datum van de beslissing. Indien de appellant niet kon worden geïnformeerd over de dag van de beslissing, gaat deze termijn lopen op de dag na de datum waarop appellant redelijkerwijs van de beslissing kennis heeft kunnen nemen.

 

3.5.5. De opschortende werking van het beroep

- Kerkelijke vergaderingen spreken zich altijd uit over de al of niet opschortende werking van een appèl.143 Daarbij wordt de vraag


142 Zie paragraaf 2.7.1. Alleen bij een appèl van een gemeentelid op de classis tegen de bevestiging van een ambtsdrager kan deze termijn bij wijze van uitzondering bepaald worden op zes weken.
143 De literatuur over het gereformeerde kerkrecht geeft ten aanzien van de vraag of aan een besluit bij appèl een opschortende werking is verbonden geen eensluidend antwoord. Vergelijk bijvoorbeeld F.L. Bos, De orde der kerk, blz. 121 (Veere 1601, Groningen 1617), het standpunt van de auteurs, genoemd in noot 12 en de opvatting van joh. Jansen, Korte verklaring, blz. 144. F.L. Rutgers, Kerkelijke Adviezen I, blz. 171, spreekt over de opschortende werking als “den algemeenen, op alle gebied geldende rechtsregel inzake appèllen.” Indien de classis besloten heeft dat een kerkenraad periodiek moet aftreden en de kerkenraad tegen dit besluit in appèl is gegaan, is het besluit, hangende het appèl, niet uitvoerbaar. (Kerkelijke Adviezen I, blz. 262). Maar Rutgers kent ook uitzonderingen op de algemene regel. Bij een appèl met gezochte bezwaren tegen de bevestiging van een ambtsdrager moet de bevestiging wel doorgaan. Als de classis de bezwaren van een lid tegen de bevestiging ongegrond heeft verklaard, moet deze bevestiging wel doorgaan, ook al beroept het betreffende lid zich op de particuliere synode (Kerkelijke Adviezen I, blz. 182-185, vergelijk ook blz. 263-264). Ten einde onduidelijkheid en rechtsongelijkheid te voorkomen is het gewenst dat de kerkelijke vergadering zich altijd uitspreekt over de al of niet opschortende werking van een beroep.

|74|

beantwoord of de genomen beslissing direct ten uitvoer moet worden gelegd dan wel of de uitvoering van een beslissing wordt opgeschort zolang tegen de beslissing appèl openstaat144 of zo lang over een hoger beroep nog niet is beslist.145
- In bijzondere gevallen kan het noodzakelijk zijn beslissingen direct ten uitvoer te leggen en aldus in zekere zin vooruit te lopen op de uitkomst van een eventueel hoger beroep. Te denken valt bij voorbeeld aan:
a) een tuchtmaatregel in verband met grove, in het openbaar begane zonden;
b) een tuchtmaatregel wegens onzuiverheid in de leer.146
- Een maatregel van orde zoals de eenvoudige afhouding van het Heilig Avondmaal147 wordt als regel direct ten uitvoer gelegd.148

 

3.5.6. De gronden van het beroep

- De grond voor het appèl is steeds gelegen in strijdigheid met de Schrift, de belijdenisgeschriften, leeruitspraken van de generale synode en/of de kerkorde.
- Dit sluit in dat bij geschillen van stoffelijke aard de grond tevens gelegen kan zijn in een onvoldoende afweging van de belangen van de betreffende gemeente of in schending van beginselen van behoorlijk kerkbestuur.


144 Men is eenstemmig van oordeel dat de bevestiging van een ambtsdrager (artikel 22 DKO) moet worden uitgesteld bij indiening van een appèl op de classis, dat gebaseerd is op serieuze gronden. Zie H. Bouwman, Gereformeerd Kerkrecht II, blz. 44; K. de Gier, De Dordtse Kerkorde, blz. 122; M. Golverdingen, Kandidaatstelling en approbatie, blz. 63; Joh. Jansen, Korte verklaring, blz. 101; F.L. Rutgers, Kerkelijke Adviezen I, blz. 175.
145 Het al of niet uitvoeren van het besluit, hangende het appèl, hangt af van de vraag of daardoor het welzijn van de gemeente of van de kerk in het algemeen zou worden geschaad. F.L. Bos, De orde der kerk, blz. 120; H. Bouwman, Gereformeerd Kerkrecht II, blz. 44.
146 Vergelijk F.L. Bos, De orde der kerk, blz. 200 (Hoorn 1608).
147 Zie paragraaf 3.9.1.
148 Bij een dergelijke maatregel wordt immers inhoudelijk nog geen oordeel over een zaak geveld. Een ordemaatregel heeft weinig of geen zin, indien deze niet direct ten uitvoer wordt gelegd.

|75|

 

3.5.7. Bijstand en advies

- De kerkenraad is, met name als iemand naar huidig maatschappelijk inzicht in alle redelijkheid geacht kan worden zelf bekwaam te zijn tot het voeren van het woord, behoedzaam in het aanvaarden van een zogenaamde voorspraak of mond in het kerkelijk leven. In andere gevallen dient het verzoek om een mond met alle mildheid te worden overwogen.
- De kerkelijke vergadering mag verlangen dat de voorspraak of adviseur een kerkelijk persoon is, die onberispelijk is in leer en leven.149 Hij dient te behoren tot het kerkverband van de Gereformeerde Gemeenten of zich daarmee in leer en leven verwant te weten.150
- De kerkelijke vergadering mag geen beletselen opwerpen, indien het betrokken lid een kerkrechtelijk advies bij een deskundige uit eigen kring wenst in te winnen.151
- Een en ander houdt niet alleen in dat de kerkelijke vergadering kennis neemt van door de voorspraak of deskundige ingediende stukken, maar ook dat de kerkelijke vergadering altijd de gelegenheid biedt tot mondelinge toelichting.152 De bezwaarde en zijn hulp moeten zich echter houden aan de regels die de kerkelijke vergadering heeft gesteld.153

 

3.5.8. De behandeling

3.5.8.1. Algemene uitgangspunten

- Elke behandeling van een appèl begint met het geven door de


149 H. Bouwman, idem, blz. 45, vergelijk blz. 622. Bouwman verstaat onder een voorspraak een advocaat, een familielid, een predikant “of iemand anders, die recht in leer en leven is”. Aanvankelijk bestond er in de kerk van de Hervorming bezwaar tegen het toelaten van advocaten en notarissen in kerkelijke vergaderingen. Zie F.L. Bos, De orde der kerk, blz. 109 (Harlingen 1617) en blz. 271 (Friesland 1647).
150 Zie paragraaf 2.5.1. en 2.5.2.
151 Idem, paragraaf 2.5.2.
152 Idem, paragraaf 2.5.1.
153 K. de Gier, De Dordtse Kerkorde, blz. 176, 374.

|76|

betrokkenen van een mondelinge of schriftelijke toelichting op de ingediende stukken. Indien de kerkelijke vergadering daartoe redenen aanwezig acht, kan de mondelinge toelichting geschieden in tegenwoordigheid van de wederzijdse betrokkenen. Als een betrokkene verklaringen aflegt, kan de kerkelijke vergadering bepalen dat de andere betrokkene daarbij tegenwoordig mag zijn. Indien de kerkelijke vergadering anders besluit, draagt zij zorg dat een getekend verslag van de afgelegde verklaring zo spoedig mogelijk aan de andere betrokkene wordt toegezonden.
- De kerkelijke vergadering kan besluiten om de behandeling van het appèl ter vergadering af te doen of een commissie van onderzoek in te stellen.
- Het horen van getuigen vindt plaats overeenkomstig de reeds eerder aangegeven richtlijnen.154

 

3.5.8.2. Het onbevooroordeeld handelen

- Het schriftuurlijke beginsel van een onbevooroordeeld verhoor155 dient bij de behandeling van het appèl door de kerkelijke vergadering onverkort te worden gehandhaafd.
- Om partijdigheid te voorkomen dienen personen die door bijzondere vriendschaps- of familiebanden aan een appellant verbonden zijn, niet aan het werk van een onderzoekscommissie deel te nemen noch zich op enigerlei wijze te mengen in het beraad en de besluitvorming van de meerdere vergadering. Zij onthouden zich altijd van stemming.156
- Indien een aantal afgevaardigden in een eerder stadium bij een zaak betrokken was, wijst de preses zeer nadrukkelijk op de noodzaak van de handhaving van een objectieve benadering. Hij vraagt of in eerste instantie alleen diegenen aan het beraad willen deelnemen die nog niet eerder bij de zaak betrokken waren. Aan de besluitvorming mag


154 Zie paragraaf 3.3.3.4.2.
155 Dit beginsel ligt ondermeer opgesloten in Mattheus 7: 4. Vergelijk ook artikel 77 en 79 van de DKO.
156 F.L. Bos, De orde der kerk, blz. 136.

|77|

in geen geval worden deelgenomen door de afgevaardigden van de mindere vergadering die als laatste in de zaak heeft geoordeeld. Leden van de commissie van onderzoek worden niet van de besluitvorming uitgesloten. Zo nodig kan de preses, nadat de vergadering een daartoe strekkend besluit heeft genomen, de genoemde personen de toegang tot de vergadering ontzeggen.157

 

3.5.8.3. Aanbevelingen

- Het verdient voorts aanbeveling dat familieleden en bijzondere vrienden van een appellant die als kerkenraadslid zitting hebben in de vergadering, dit college verlaten, zodra de zaak van de betrokkene op grond van een gedaan onderzoek zal worden behandeld.
- Indien een kerkenraadslid als persoon bij een zaak betrokken is die op een classis zal dienen, vraagt het beginsel der onpartijdigheid dat hij niet naar deze vergadering wordt afgevaardigd.
- Bij de verkiezing van afgevaardigden door een kerkelijke vergadering (classis of particuliere synode) naar een meerdere vergadering (particuliere of generale synode) verdient het aanbeveling die afgevaardigden te kiezen die op de mindere vergadering niet rechtstreeks bij een zaak betrokken zijn geweest. Het behoort tot de bevoegdheid van de preses om na overleg met het moderamen hiervoor nadrukkelijk aandacht te vragen teneinde een onpartijdige behandeling op de meerdere vergadering te bevorderen.
- Indien bij de afvaardiging naar een meerdere vergadering de gedane aanbeveling niet in acht werd genomen, behoort het tot de bevoegdheid van de preses van de meerdere vergadering om, na een daartoe


157 F.L. Bos, De orde der kerk, blz. 136-137, geeft aan hoe de kerk der Reformatie alle partijdigheid op kerkelijke vergaderingen heeft uitgesloten: “Personen waarop enige verdenking van partijschap valt, hetzij dan door bloedverwantschap of anderszins, zullen in de synodale, classikale en kerkenraadsvergaderingen of handelingen, inzonderheid wanneer men stemmen vergaderen of besluiten zal, niet geduld worden, maar zullen op autoriteit en aanzeggen van de praeses moeten uitgaan. En indien iemand niet wil gehoorzamen, zal hij naar behoren kerkelijk door de synode, classe en kerk gestraft worden.” (Harlingen 1590; vergelijk ook Bolsward 1594 en Groningen 1615).

|78|

strekkend besluit van de vergadering, tijdig aan de betrokken afgevaardigden te vragen zich bij de behandeling van de zaak door hun secundi te laten vervangen.

 

3.5.9. De uitspraak

- De besluitvorming vindt bij voorkeur schriftelijk plaats en geschiedt met meerderheid van stemmen en niet dan na een behoorlijke discussie en overweging van argumenten.158
- De door de vergadering gedane uitspraak moet altijd ook schriftelijk en met redenen omkleed aan de betrokkene worden medegedeeld.159 Het schrijven bevat ook alle informatie die de betrokkene nodig heeft om desgewenst hoger beroep tegen de uitspraak aan te tekenen binnen een gestelde termijn,160 waarbij alle gegevens ten behoeve van een appèl worden verstrekt.
- De uitspraak bevat altijd een bepaling ten aanzien van de al of niet opschortende werking daarvan bij appèl, zoals is aangegeven in paragraaf 3.5.5.
- Als de meerdere vergadering vaststelt dat de regels van het kerkrecht niet juist zijn toegepast, worden de gronden daarvoor aangegeven en ontvangt de mindere vergadering het verzoek de zaak opnieuw in behandeling te nemen.161
- Als tijdens het hoger beroep blijkt dat de zaak zich heeft gewijzigd of dat er sprake is van nieuwe omstandigheden, wijst de meerdere vergadering de zaak terug naar de eerste instantie, namelijk de kerkenraad, die de zaak opnieuw in behandeling neemt.162


158 K. de Gier, De Dordtse Kerkorde, blz. 176.
159 K. de Gier, De Dordtse Kerkorde, blz. 175.
160 M. Golverdingen, Kandidaatstelling en approbatie, blz. 68.
161 K. de Gier, De Dordtse Kerkorde, blz. 176.
162 K. de Gier, idem; F.L. Bos, De orde der kerk, blz. 120 (Rotterdam 1885).