|5|
Tijdens een zitting van de in 1996 geopende Generale Synode van de Gereformeerde Gemeenten kwam de noodzaak naar voren zich nader te bezinnen op de tijdens de synode van 1995 aanvaarde “Handreiking bij de kerkelijke rechtspraak”.
De Generale Synode van 1996 besloot een commissie te benoemen met de opdracht de als adviserend stuk dienende “Handreiking bij de kerkelijke rechtspraak” door te nemen en met een voorstel tot mogelijke aanvullingen en wijzigingen rapport uit te brengen aan de Generale Synode die in 1998 bijeen zou komen.1
De synode benoemde de navolgende ambtsdragers als leden van de genoemde commissie: ds. G.J. van Aalst, ds. M. Golverdingen, ds. P. Mulder en de ouderlingen G.D. Pas en G. Roos. De commissie verkoos ds. Mulder tot voorzitter en br. Roos tot secretaris. De Generale Synode van 1998 aanvaardde met enkele kleine wijzigingen het uitgebrachte rapport. Daaruit volgde dat de “Handreiking” en de “Toelichting” daarop een aantal wijzigingen zouden ondergaan.
De Generale Synode van 1998 besloot voorts de leden van de commissie opnieuw te benoemen, maar met een nieuwe opdracht. Het mandaat van deze commissie luidt dat zij zich zal bezighouden met het stimuleren van bezinning en beantwoording van vragen, via publicaties en daadwerkelijke vorming van ambtsdragers, op het terrein van het kerkrecht.2 Het adres van de commissie staat vermeld in het Kerkelijk Jaarboek.
De uitgave van de definitieve versie van een “Handleiding” (hoofdstuk 2) en “Toelichting” (hoofdstuk 3) vormt een eerste uitvoering van deze opdracht. Hiermee wordt tevens uitvoering gegeven aan hetgeen in dezen door de Generale Synode van 1998 aan het Deputaatschap bij de Hoge Overheid werd opgedragen. Een en ander
1 Acta Generale Synode Gereformeerde Gemeenten 1996,
artikel 16.
2 Acta Generale Synode Gereformeerde Gemeenten 1998, artikel
75.
|6|
gebeurde in overleg met dit deputaatschap. Het eerste hoofdstuk is een weergave van het oorspronkelijk door de commissie aan de synode uitgebrachte rapport. Minder belangrijke gedeelten zijn weggelaten. Ten dienste van de leesbaarheid werden enige niet fundamentele wijzigingen aangebracht.
De door de synodes van 1995 en 1996 als “Handreiking” aangeduide uitgave kreeg van de Generale Synode van 1998 een andere status. Het stuk geldt nu “als een van de kerkelijke besluiten van onze bredere vergaderingen die uitdrukkelijk of naar hun aard een verbindend karakter hebben...”.3 De “Handreiking” ontving een verbindende status in deze zin dat zij in rangorde komt ná de Dordtse Kerkorde en eenduidige uitspraken van kerkelijke vergaderingen in voorgaande eeuwen over de toepassing van de DKO vanaf de synode van Dordrecht 1618/1619, en vóór de uitleg van de DKO in de loop der eeuwen door gereformeerde kerkrechtdeskundigen. De commissie concludeert daaruit dat er nu sprake mag zijn van een “Handleiding”. De “Toelichting” blijft een niet bindend advies voor ons kerkelijk leven op basis van de DKO.
Met het oog op het hierboven vermelde werd het tweede hoofdstuk, de concrete “Handleiding”, die een verbindend karakter heeft, aangeduid met een geel ‛kleurenbalkje’, terwijl het derde hoofdstuk, de “Toelichting”, die een niet bindend advies bevat, een groen ‛kleurenbalkje’ ontving.
Het is de wens van de commissie dat deze publicatie onder Gods zegen mag bijdragen aan het vervullen van de ambtelijke roeping om alle dingen eerlijk en met orde te laten geschieden.4 De God des Verbonds beware Zijn gemeente in de bangheid van onze tijd.
De commissie, namens deze
ds. P. Mulder, voorzitter
G. Roos, secretaris
3 Acta Generale Synode Gereformeerde Gemeenten 1998,
artikel 75 en bijlage 40.
4 1 Korinthe 14: 40.