- Alle gewone kerkenraadsvergaderingen worden vooraf aan de
gemeente bekendgemaakt.73
- Een buitengewone kerkenraadsvergadering, die niet vooraf is
bekendgemaakt, kan door de voorzitter worden bijeen geroepen op
eigen initiatief. Hij is verplicht dit te doen indien meer dan
één der leden van de kerkenraad dit verzoeken.74 Hij
draagt daarbij zorg dat alle leden op een behoorlijke wijze
worden opgeroepen, zodat datum en tijd bekend zijn. Tevens
vergewist hij zich ervan dat de vergadering wordt gehouden op een
tijdstip dat alle leden redelijkerwijs aanwezig kunnen zijn.
- Indien een buitengewone kerkenraadsvergadering wordt gehouden
buiten weten van een of meer kerkenraadsleden om, is deze
vergadering onwettig.75
- Indien de meerderheid van de kerkenraadsleden op een vergadering niet aanwezig is, kunnen geen geldige beslissingen over zaken van enig belang worden genomen.76
73 K. de Gier, Toelichting, blz. 84, 85.
74 F.L. Bos, De orde der kerk, blz. 148.
75 F.L. Bos, De orde der kerk, blz. 149 (Middelburg 1581); K. de
Gier, De Dordtse Kerkorde, blz. 200-201.
Overigens kan er sprake zijn van overmacht; ambtsdragers kunnen
bijvoorbeeld door vakantie onbereikbaar zijn. De kerkenraad moet
kunnen aantonen dat hij heeft gepoogd allen te bereiken.
76 K. de Gier, Toelichting, blz. 85; K. de Gier, De Dordtse
Kerkorde, blz. 201.
|61|
- In dat geval wordt de betreffende vergadering opnieuw
uitgeschreven. Op deze vergadering wordt over de te behandelen
zaken met meerderheid van stemmen beslist ongeacht het aantal
aanwezige kerkenraadsleden. Het aldus tot stand gekomen besluit
wordt als geldig aangemerkt.77
Indien de diakenen tot de kerkenraad worden gerekend, kan de
kerkenraad bij afwezigheid van een of meer der diakenen
beslissingen nemen in diaconale zaken.78
Als een kerkenraad vergadert als zogenaamde brede en smalle raad,
brengt de smalle raad na elke vergadering verslag uit op de
vergadering van de brede raad over alle genomen besluiten en de
gronden waarop deze berusten.79
- Losse geruchten, praatjes en kwaadsprekerij zijn voor een
kerkenraad nimmer aanleiding tot het instellen van een onderzoek.
Anonieme brieven worden zonder meer terzijde
gelegd.80
- De kerkenraad ontvangt kennis van een openbare zonde door
aangifte, door het van nature openbaar zijn van de zonde, door de
bekentenis van de zondaar zelf en door een aanklacht.
- Een aanklacht, die ook afkomstig kan zijn van iemand die niet
tot de gemeente behoort81, geeft slechts aanleiding
tot een onderzoek
77 K. de Gier, De Dordtse Kerkorde, blz. 201.
78 Vergelijk K. de Gier, De Dordtse Kerkorde, blz. 202: “In
kleine kerkenraden, waar men deze aparte vergaderingen van
ouderlingen en diakenen niet heeft, worden op de gezamenlijke
vergadering van predikant, ouderlingen en diakenen alle zaken
afgedaan.”
79 Vergelijk voor de gebruikte begrippen en de bevoegdheden K. de
Gier, De Dordtse Kerkorde, blz. 202-203.
80 H. Bouwman, Gereformeerd Kerkrecht II, blz. 620; K. de Gier,
De Dordtse Kerkorde, blz. 378.
81 H. Bouwman, Gereformeerd Kerkrecht II, blz. 620; K. de Gier,
Toelichting, 3e druk, blz. 146; Joh. Jansen, Korte verklaring,
blz. 321.
|62|
indien in de klacht een tuchtwaardig feit wordt genoemd en plaats
en tijd van dat feit worden vermeld.82
- De kerkenraad gaat bij een geheime zonde alléén tot een
onderzoek over, wanneer hem gebleken is, dat de broederlijke
vermaningen naar Mattheüs 18 geen doel hebben getroffen.
- Bij een ernstig en ingewikkeld tuchtgeval83 kan de kerkenraad een voorlopige maatregel treffen, die voortvloeit uit de opdracht om te waken voor de heiligheid van de Naam des Heeren en de verbondsdis, namelijk de eenvoudige of voorlopige afhouding van het Heilig Avondmaal. Deze maatregel van orde, die als zodanig géén tuchtmaatregel is, wordt door de kerkenraad aan betrokkene schriftelijk bevestigd. De eenvoudige afhouding biedt de kerkenraad de mogelijkheid om in alle rust het onderzoek in te stellen.84
- Nadat de kerkenraad kennis heeft genomen van een openbare
zonde, stelt hij altijd een zelfstandig onderzoek in. Daarbij
dient hij allereerst, en voor zichzelf en met het oog op de
mededeling daarvan aan betrokkene, nauwkeurig te omschrijven wat
het verwijt inhoudt. De kerkenraad stelt zich verder ten doel
zichzelf een zo nauwkeurig mogelijk beeld te vormen van de
feitelijke toedracht,85 doch in het bijzonder indien
de feiten worden betwist, opdat iemands schuld of onschuld zo
duidelijk mogelijk zal blijken.86
- Ten behoeve van het onderzoek kan de kerkenraad het
aangeklaagde lid van de gemeente terstond voor zich roepen of het
82 H. Bouwman, Gereformeerd Kerkrecht II, blz. 620.
83 K. de Gier, Toelichting, blz. 150.
84 K. de Gier, De Dordtse Kerkorde, blz. 378; Joh. Jansen, Korte
verklaring, blz. 330; J. Kamphuis, Om de heiligheid van de
gemeente, blz. 59-64.
85 K. de Gier, De Dordtse Kerkorde, blz. 378.
86 Vergelijk de omschrijving van het einddoel van het onderzoek
bij H. Bouwman, Gereformeerd Kerkrecht II, blz. 622-623.
|63|
onderzoek opdragen aan een commissie van twee of ten hoogste drie
ambtsdragers uit zijn midden ter voorbereiding van een verdere
behandeling.87
- De kerkenraad kan de ingestelde commissie ook de opdracht
verstrekken om na de voltooiing van het onderzoek in een
afzonderlijk rapport een voorlopige beoordeling van de feiten te
geven, die uitmondt in een met redenen omkleed concept-voorstel
aan de gehele kerkenraad.88
- Het onderzoek moet zo voorzichtig, zo stil en zo oprecht
mogelijk geschieden met inachtneming van de eer van de betrokken
broeder of zuster en van de gemeente des Heeren als
geheel.89
- Het onderzoek moet, indien enigszins mogelijk, gericht zijn op
het bereiken van een betrouwbaar resultaat,90 waarbij
de feiten onomstotelijk vaststaan.91
- Indien het beschuldigde gemeentelid geen gehoor geeft aan het
verzoek van de kerkenraad om te verschijnen op de vergadering van
de kerkenraad of de kerkenraadscommissie, wordt hij door een
deputatie van de kerkenraad hierover aangesproken.92
Indien deze mogelijkheid ontbreekt, wordt hij of zij schriftelijk
benaderd. Verder wordt naar bevind van zaken gehandeld.
- Indien de betrokkene niet tegenwoordig kan zijn wegens ziekte
of andere te verontschuldigen omstandigheden, wordt het
betreffende gedeelte van het onderzoek opgeschort,93
tenzij betrokkene instemt met de voortzetting van dit onderzoek
en hij zich daarbij kan laten vertegenwoordigen.
87 H. Bouwman, Gereformeerd kerkrecht II, blz. 620; M.
Golverdingen, Huwelijksontwrichting en kerkelijke tucht, blz.
29.
88 Vergelijk hiervoor M. Golverdingen, Huwelijksontwrichting en
kerkelijke tucht, blz. 29.
89 H. Bouwman, Gereformeerd Kerkrecht II, blz. 620.
90 K. de Gier, De Dordtse Kerkorde, blz. 378.
91 M. Golverdingen, Huwelijksontwrichting en kerkelijke tucht,
blz. 29.
92 H. Bouwman, Gereformeerd Kerkrecht II, blz. 622.
93 Vergelijk H. Bouwman, Gereformeerd Kerkrecht II, blz. 622. Het
is duidelijk dat de opmerking van Bouwman niet zo kan worden
verstaan, dat een beschuldigde door zich te verschuilen achter
een al of niet aanwezige ziekte het gehéle onderzoek onbeperkt
zou kunnen vertragen.
|64|
- Van elk hoor en wederhoor, alsmede van de door getuigen
afgelegde verklaringen, wordt een nauwkeurig schriftelijk verslag
gemaakt. Betrokkenen ontvangen inzage in het gedeelte van het
verslag dat op hun verklaring betrekking heeft. Zij worden in
staat gesteld correcties voor te stellen94 en hun
wordt gevraagd het gecorrigeerde stuk te tekenen.
- De kerkenraad draagt zorg dat de betrokkene toegang heeft tot
de stukken die direct op zijn zaak als zodanig betrekking hebben,
zoals gewaarmerkte uittreksels uit de notulen die betrekking
hebben op de weergave van zijn eigen woorden of op hetgeen
deskundigen of getuigen in de kerkenraad over de zaak hebben
meegedeeld, en het rapport van het onderzoek dat aan de
kerkenraad wordt uitgebracht.95
- De kerkenraad draagt zorg voor de nakoming van het bijbelse
beginsel van onbevooroordeeld verhoor. Zo dient nadrukkelijk te
worden gesteld dat een kerkenraadslid dat door een nauwe familie-
of vriendschapsrelatie verbonden is met een klager of een
aangeklaagde, zich moet onthouden van elke deelname aan het
onderzoek en/of de besluitvorming daarna.96
3.3.3.4.1. De toepassing van hoor en wederhoor
- De kerkenraad draagt zorg dat bij het onderzoek aan de bijbelse
eisen van hoor en wederhoor recht wordt gedaan.97
- Bij het toepassen van hoor en wederhoor moet betrokkene
duidelijk weten wat de klacht inhoudt en ruimschoots tijd en
gelegenheid ontvangen om zich al of niet schriftelijk te
verantwoorden en te verdedigen.98
94 Zie paragraaf 2.5.3.
95 Zie paragraaf 3.4.2.
96 Zie paragraaf 2.5.5.
97 Zie paragraaf 2.5.1. en 2.5.2.
98 H. Bouwman, Gereformeerd Kerkrecht II, blz. 622.
|65|
- De nodige omzichtigheid dient bij hoor en wederhoor in acht genomen te worden. Zo waakt de kerkenraad of de commissie ervoor om niet in discussie te treden met de betrokkene.99
3.3.3.4.2. Het horen van getuigen
- Om het doel van het onderzoek te bereiken kunnen alle wettige
middelen worden gebruikt, waartoe ook gerekend wordt het
onderzoek bij derden als de noodzaak daarvoor aanwezig
is.100 De kerkenraad kan dan ook getuigen toelaten en
aanhoren in zijn vergadering.101
- Indien getuigen worden gehoord, kan de kerkelijke vergadering
bepalen dat de betrokkenen in de gelegenheid worden gesteld
daarbij tegenwoordig te zijn.102
- Men zal het getuigenis van ongelovigen en niet-leden van de
gemeente, die als eerlijk en betrouwbaar bekend
staan,103 kunnen aanvaarden, mits dit getuigenis niet
direct betrekking heeft op een zaak die tegen de godsdienst wordt
opgeworpen.104
- De aangeklaagde kan in de gelegenheid worden gesteld, indien de
kerkelijke vergadering daartoe redenen aanwezig acht, om tijdens
de ontmoeting aan de getuigen vragen te stellen.
3.3.3.4.3. Het beroep op het geweten
- Als regel gebruike men geen andere prikkel tot het spreken van de waarheid dan het beroep op het geweten,105 waarbij met klem wordt aangedrongen op het spreken van de waarheid en gewezen wordt op Gods toorn jegens de meinedige.106
99 Zie paragraaf 2.5.1.
100 K. de Gier, De Dordtse Kerkorde, blz. 378.
101 H. Bouwman, Gereformeerd Kerkrecht II, blz. 621.
102 Vergelijk paragraaf 2.5.1.
103 H. Bouwman, Gereformeerd Kerkrecht II, blz. 621.
104 F.L. Bos, De orde der kerk, blz. 271.
105 Mattheus 5: 37. Vergelijk ook paragraaf 3.7.1. en H. Bouwman,
Gereformeerd Kerkrecht II, blz. 621.
106 Bij het beroep op het geweten wordt uiteraard afgezien van
het gebruik van een eedsformule, zoals de overheid die hanteert.
Vergelijk F.L. Bos, De orde der kerk, blz. 271 (Emden
1571).
|66|
- Overigens geldt dat de kerkenraad niet de bevoegdheid heeft om een eed te vragen van degenen die buiten zijn, omdat zijn regeermacht zich slechts uitstrekt tot de leden van de gemeente.107
- Nadat bij het onderzoek de feiten zijn vastgesteld, vormt de
kerkenraad zich een onpartijdig oordeel op grond van de verkregen
informatie, zoals afgelegde getuigenissen,108 eigen
informatie uit schriftelijke stukken, het raadplegen van
deskundigen enz.109
- Het verdient aanbeveling dat ná de aanvankelijke
oordeelsvorming en een schorsing van de vergadering de
besluitvorming wordt ondersteund door het in bespreking geven van
een met bijbelse redenen110 omklede concept-uitspraak,
die is voorbereid door de commissie van onderzoek, door de preses
en de scriba of door enkele daartoe aangewezen
broeders.111
- Bij een zaak die valt onder de tucht over de leer, moeten de
opvattingen van de schuldige partij weergegeven zijn op een
zodanige wijze dat de betrokkene deze als zijn persoonlijke
opvattingen erkent. Vervolgens dient te worden aangegeven waar,
in hoeverre en waarom deze opvattingen in strijd zijn met de
Schrift, de belijdenisgeschriften en de Dordtse
kerkorde.112
- Bij een tuchtzaak die betrekking heeft op de levenswandel,
dient de uitspraak gemotiveerd te zijn door een nauwkeurige
weergave van de van belang zijnde feiten, zoals de aard en de
tijd van de zonde, de
107 H. Bouwman, Gereformeerd Kerkrecht II, blz.
621-622.
108 Voor wat betreft het wegen van getuigenverklaringen
vergelijke men voor ambtsdragers de Acta Generale Synode 1992,
blz. 141-142, 163.
109 Zie paragraaf 2.5.1.
110 2 Korinthe 4: 2, 1 Petrus 5: 3, Lukas 22: 25-26, 2 Korinthe
3: 5-6, 2 Timotheus 2: 15; vergelijk paragraaf 2.5.4.
111 J. Kamphuis, Om de heiligheid van de gemeente, blz. 161.
112 Zie paragraaf 2.5.4.
|67|
vermaningen die tot de zondaar zijn uitgegaan, zowel in de
broederlijke sfeer als van kerkenraadswege, en de reactie van de
zondaar hierop. De zonde van de schuldige partij moet duidelijk
worden aangewezen in het licht van de Schrift.113
- Aan de schuldigverklaring wordt in eerste instantie door de
kerkenraad altijd en onder alle omstandigheden de toepassing
verbonden van de kerkelijke vermaning of de zogenaamde stille
censuur.114 Deze tuchtmaatregel wordt in de uitspraak
met name genoemd en nader omschreven, zodat de betrokkene weet
dat hij ambtelijk wordt vermaand en van het Heilig Avondmaal des
Heeren wordt afgehouden.
- Van de uitspraak geeft de kerkenraad aan het schuldig bevonden
gemeentelid op duidelijke wijze kennis.115 Daarbij
informeert de kerkenraad betrokkene ook over de mogelijkheid van
appèl bij de classis en verstrekt daartoe de nodige
gegevens.116
- Op verzoek van het betrokken gemeentelid wordt hem of haar een
gewaarmerkt afschrift van de uitspraak van de kerkenraad ter hand
gesteld.117
- Als het ingestelde onderzoek heeft geleid tot de duidelijke vaststelling van de onschuld van de betrokkene, moet de kerkenraad de eer en goede naam van de aangeklaagde zoveel mogelijk bevorderen en de beschuldiger vermanen om toch voorzichtig te handelen met het oog op de eer van het betrokken gemeentelid.
113 Zie paragraaf 2.5.3. en paragraaf 2.5.5.
114 76 DKO; H. Bouwman, Gereformeerd Kerkrecht II, blz. 623; K.
de Gier, De Dordtse Kerkorde, blz. 385; M. Golverdingen,
Huwelijksontwrichting en kerkelijke tucht, blz. 42.
115 Zie paragraaf 2.5.4. Vergelijk J. Kamphuis, Om de heiligheid
van de gemeente, blz. 161.
116 Zie paragraaf 2.3.1.
117 Zoals reeds gesteld is in paragraaf 2.5.3., verdient het
aanbeveling dat de kerkenraad zelf het initiatief neemt tot het
verstrekken van dit afschrift.
|68|
- Alleen in het geval dat opzettelijke laster is aangetoond, gaat
de kerkenraad over tot toepassing van de kerkelijke tucht ten
aanzien van de beschuldiger.118
- In gevallen waarin de kerkenraad na het onderzoek geen
zekerheid heeft, geldt de regel: in dubiis abstine, dat wil
zeggen: in twijfelachtige gevallen onthoud u. Er kan geen
uitspraak worden gedaan. De kerkenraad laat de zaak rusten.
- De regel “in dubiis abstine” geldt ook voor gevallen waarin
bewijs en tegenbewijs ongeveer gelijk staan, “ja” tegenover “nee”
blijft staan of er sprake is van grote waarschijnlijkheid,
terwijl zekerheid ontbreekt. De kerkenraad kan in dergelijke
gevallen afzien van een tuchtmaatregel, de beklaagde ernstig
vermanen en wijzen op het oordeel Gods en daarmede de zaak
overgeven aan de Heere en het geweten van de
betrokkene.119
- De kerkenraad geeft van de beslissing in alle gevallen
schriftelijk en gemotiveerd kennis aan de betrokkenen.
3.3.3.7.1. Het onderzoek en de uitspraak zaan de rechterlijke macht en de taak van de kerkenraad
Indien van de zijde van de rechterlijke macht een onderzoek wordt
ingesteld ten aanzien van strafwaardige gedragingen van een lid
der gemeente, ziet de kerkenraad af van een eigen onderzoek.
- Een kerkenraad behoort in het algemeen geen onderzoek te doen
naar een rechterlijke uitspraak van de overheid, maar legt zich
als regel neer bij het vonnis van de rechterlijke
macht.120 Deze regel is niet van toepassing ten
aanzien van een rechterlijk vonnis waarbij de rechter een
uitspraak doet die niet gebaseerd is op de norm van de Tien
Geboden des Heeren. Dat kan bij voorbeeld voorkomen bij
echtscheiding of in andere gevallen.
118 H. Bouwman, Gereformeerd Kerkrecht II, blz. 632. Bij
toepassing van de kerkelijke tucht in dit geval geldt uiteraard
ook dat de kerkenraad begint met de kerkelijke vermaning of de
zogenaamde stille censuur (artikel 77 DKO).
119 H. Bouwman, Gereformeerd Kerkrecht II, blz. 632; K. de Gier,
De Dordtse Kerkorde, blz. 378.
120 Acta Generale Synode Utrecht 1956, blz. 16 (artikel
8).
|69|
- Bij echtscheiding — en daarmede vergelijkbare gevallen — stelt
de kerkenraad een eigen onderzoek in om zich een oordeel te
vormen over het al of niet toelaatbaar zijn op bijbelse gronden
van de echtscheiding en om op grond daarvan de noodzakelijke
kerkrechtelijke beslissing te kunnen nemen.121
- Bij een redelijk vermoeden dat een lid van de gemeente zich
heeft schuldig gemaakt aan een ernstig strafbaar feit, dat door
de rechterlijke macht wordt onderzocht, gaat de kerkenraad zo
spoedig mogelijk over tot de eenvoudige afhouding van het Heilig
Avondmaal als maatregel van orde en wel voor de gehele periode
van het proces.122
- Handelend naar bevind van zaken kan de kerkenraad, bij een
redelijk vermoeden van een ernstig strafbaar feit, echter ook
overgaan tot de kerkelijke vermaning of stille censuur (artikel
76 DKO).123
- Zolang er nog geen onherroepelijke uitspraak is gedaan,
betracht de kerkenraad de uiterste terughoudendheid bij het
toelaten van betrokkene tot het doen van schuldbelijdenis.
- De kerkenraad stelt zich tenslotte achter de laatste en
onherroepelijke uitspraak van de rechter, tenzij er sprake is van
een uitspraak die in strijd is met de norm van Gods Woord. Ook
indien een zaak wordt geseponeerd, handelt de kerkenraad in
overeenstemming daarmee, tenzij er sprake is van overtreding van
het in de decaloog gestelde. Indien het gemeentelid wordt
vrijgesproken124, heft de kerkenraad de getroffen
ordemaatregel van de eenvoudige afhouding óf de stille censuur
met ingang van de dag van de uitspraak op en draagt hij zorg voor
de schriftelijke bevestiging daarvan. Indien het gemeentelid door
de rechter ook in laatste instantie is veroordeeld en het in zijn
of haar onboetvaardigheid blijft volharden, gaat de kerkenraad
overeenkomstig artikel 77 van de DKO125 over tot de
eerste trap van de afsnijding.126
121 Rapport van de adviescommissie inzake de gewijzigde
echtscheidingswetgeving (...), Acta Generale Synode Utrecht 1977,
blz. 246; M. Golverdingen, Huwelijksontwrichting en kerkelijke
tucht, blz. 27.
122 Zie voor de omschrijving van de eenvoudige afhouding
paragraaf 3.9.1.
123 Zie paragraaf 3.9.2. tot en met 3.9.5.
124 Overigens is een door de Officier van justitie uitgesproken
sepot niet hetzelfde als vrijspraak.
125 Zie paragraaf 3.10.1 tot en met 3.10.4.
126 M. Golverdingen, Huwelijksontwrichting en kerkelijke tucht,
blz. 44.