3.3. De besluitvorming in de kerkenraad (artikel 37)

3.3.1. Het bijeenroepen van de kerkenraad

- Alle gewone kerkenraadsvergaderingen worden vooraf aan de gemeente bekendgemaakt.73
- Een buitengewone kerkenraadsvergadering, die niet vooraf is bekendgemaakt, kan door de voorzitter worden bijeen geroepen op eigen initiatief. Hij is verplicht dit te doen indien meer dan één der leden van de kerkenraad dit verzoeken.74 Hij draagt daarbij zorg dat alle leden op een behoorlijke wijze worden opgeroepen, zodat datum en tijd bekend zijn. Tevens vergewist hij zich ervan dat de vergadering wordt gehouden op een tijdstip dat alle leden redelijkerwijs aanwezig kunnen zijn.
- Indien een buitengewone kerkenraadsvergadering wordt gehouden buiten weten van een of meer kerkenraadsleden om, is deze vergadering onwettig.75

 

3.3.2. Het nemen van geldige beslissingen in het algemeen

- Indien de meerderheid van de kerkenraadsleden op een vergadering niet aanwezig is, kunnen geen geldige beslissingen over zaken van enig belang worden genomen.76


73 K. de Gier, Toelichting, blz. 84, 85.
74 F.L. Bos, De orde der kerk, blz. 148.
75 F.L. Bos, De orde der kerk, blz. 149 (Middelburg 1581); K. de Gier, De Dordtse Kerkorde, blz. 200-201.
Overigens kan er sprake zijn van overmacht; ambtsdragers kunnen bijvoorbeeld door vakantie onbereikbaar zijn. De kerkenraad moet kunnen aantonen dat hij heeft gepoogd allen te bereiken.
76 K. de Gier, Toelichting, blz. 85; K. de Gier, De Dordtse Kerkorde, blz. 201.

|61|

- In dat geval wordt de betreffende vergadering opnieuw uitgeschreven. Op deze vergadering wordt over de te behandelen zaken met meerderheid van stemmen beslist ongeacht het aantal aanwezige kerkenraadsleden. Het aldus tot stand gekomen besluit wordt als geldig aangemerkt.77
Indien de diakenen tot de kerkenraad worden gerekend, kan de kerkenraad bij afwezigheid van een of meer der diakenen beslissingen nemen in diaconale zaken.78
Als een kerkenraad vergadert als zogenaamde brede en smalle raad, brengt de smalle raad na elke vergadering verslag uit op de vergadering van de brede raad over alle genomen besluiten en de gronden waarop deze berusten.79

 

3.3.3. De besluitvorming bij tuchtzaken

3.3.3.1. De aanleiding tot het instellen van een onderzoek

- Losse geruchten, praatjes en kwaadsprekerij zijn voor een kerkenraad nimmer aanleiding tot het instellen van een onderzoek. Anonieme brieven worden zonder meer terzijde gelegd.80
- De kerkenraad ontvangt kennis van een openbare zonde door aangifte, door het van nature openbaar zijn van de zonde, door de bekentenis van de zondaar zelf en door een aanklacht.
- Een aanklacht, die ook afkomstig kan zijn van iemand die niet tot de gemeente behoort81, geeft slechts aanleiding tot een onderzoek


77 K. de Gier, De Dordtse Kerkorde, blz. 201.
78 Vergelijk K. de Gier, De Dordtse Kerkorde, blz. 202: “In kleine kerkenraden, waar men deze aparte vergaderingen van ouderlingen en diakenen niet heeft, worden op de gezamenlijke vergadering van predikant, ouderlingen en diakenen alle zaken afgedaan.”
79 Vergelijk voor de gebruikte begrippen en de bevoegdheden K. de Gier, De Dordtse Kerkorde, blz. 202-203.
80 H. Bouwman, Gereformeerd Kerkrecht II, blz. 620; K. de Gier, De Dordtse Kerkorde, blz. 378.
81 H. Bouwman, Gereformeerd Kerkrecht II, blz. 620; K. de Gier, Toelichting, 3e druk, blz. 146; Joh. Jansen, Korte verklaring, blz. 321.

|62|

indien in de klacht een tuchtwaardig feit wordt genoemd en plaats en tijd van dat feit worden vermeld.82
- De kerkenraad gaat bij een geheime zonde alléén tot een onderzoek over, wanneer hem gebleken is, dat de broederlijke vermaningen naar Mattheüs 18 geen doel hebben getroffen.

 

3.3.3.2. Een maatregel van orde

- Bij een ernstig en ingewikkeld tuchtgeval83 kan de kerkenraad een voorlopige maatregel treffen, die voortvloeit uit de opdracht om te waken voor de heiligheid van de Naam des Heeren en de verbondsdis, namelijk de eenvoudige of voorlopige afhouding van het Heilig Avondmaal. Deze maatregel van orde, die als zodanig géén tuchtmaatregel is, wordt door de kerkenraad aan betrokkene schriftelijk bevestigd. De eenvoudige afhouding biedt de kerkenraad de mogelijkheid om in alle rust het onderzoek in te stellen.84

 

3.3.3.3. Het onderzoek in het algemeen

- Nadat de kerkenraad kennis heeft genomen van een openbare zonde, stelt hij altijd een zelfstandig onderzoek in. Daarbij dient hij allereerst, en voor zichzelf en met het oog op de mededeling daarvan aan betrokkene, nauwkeurig te omschrijven wat het verwijt inhoudt. De kerkenraad stelt zich verder ten doel zichzelf een zo nauwkeurig mogelijk beeld te vormen van de feitelijke toedracht,85 doch in het bijzonder indien de feiten worden betwist, opdat iemands schuld of onschuld zo duidelijk mogelijk zal blijken.86
- Ten behoeve van het onderzoek kan de kerkenraad het aangeklaagde lid van de gemeente terstond voor zich roepen of het


82 H. Bouwman, Gereformeerd Kerkrecht II, blz. 620.
83 K. de Gier, Toelichting, blz. 150.
84 K. de Gier, De Dordtse Kerkorde, blz. 378; Joh. Jansen, Korte verklaring, blz. 330; J. Kamphuis, Om de heiligheid van de gemeente, blz. 59-64.
85 K. de Gier, De Dordtse Kerkorde, blz. 378.
86 Vergelijk de omschrijving van het einddoel van het onderzoek bij H. Bouwman, Gereformeerd Kerkrecht II, blz. 622-623.

|63|

onderzoek opdragen aan een commissie van twee of ten hoogste drie ambtsdragers uit zijn midden ter voorbereiding van een verdere behandeling.87
- De kerkenraad kan de ingestelde commissie ook de opdracht verstrekken om na de voltooiing van het onderzoek in een afzonderlijk rapport een voorlopige beoordeling van de feiten te geven, die uitmondt in een met redenen omkleed concept-voorstel aan de gehele kerkenraad.88
- Het onderzoek moet zo voorzichtig, zo stil en zo oprecht mogelijk geschieden met inachtneming van de eer van de betrokken broeder of zuster en van de gemeente des Heeren als geheel.89
- Het onderzoek moet, indien enigszins mogelijk, gericht zijn op het bereiken van een betrouwbaar resultaat,90 waarbij de feiten onomstotelijk vaststaan.91
- Indien het beschuldigde gemeentelid geen gehoor geeft aan het verzoek van de kerkenraad om te verschijnen op de vergadering van de kerkenraad of de kerkenraadscommissie, wordt hij door een deputatie van de kerkenraad hierover aangesproken.92 Indien deze mogelijkheid ontbreekt, wordt hij of zij schriftelijk benaderd. Verder wordt naar bevind van zaken gehandeld.
- Indien de betrokkene niet tegenwoordig kan zijn wegens ziekte of andere te verontschuldigen omstandigheden, wordt het betreffende gedeelte van het onderzoek opgeschort,93 tenzij betrokkene instemt met de voortzetting van dit onderzoek en hij zich daarbij kan laten vertegenwoordigen.


87 H. Bouwman, Gereformeerd kerkrecht II, blz. 620; M. Golverdingen, Huwelijksontwrichting en kerkelijke tucht, blz. 29.
88 Vergelijk hiervoor M. Golverdingen, Huwelijksontwrichting en kerkelijke tucht, blz. 29.
89 H. Bouwman, Gereformeerd Kerkrecht II, blz. 620.
90 K. de Gier, De Dordtse Kerkorde, blz. 378.
91 M. Golverdingen, Huwelijksontwrichting en kerkelijke tucht, blz. 29.
92 H. Bouwman, Gereformeerd Kerkrecht II, blz. 622.
93 Vergelijk H. Bouwman, Gereformeerd Kerkrecht II, blz. 622. Het is duidelijk dat de opmerking van Bouwman niet zo kan worden verstaan, dat een beschuldigde door zich te verschuilen achter een al of niet aanwezige ziekte het gehéle onderzoek onbeperkt zou kunnen vertragen.

|64|

- Van elk hoor en wederhoor, alsmede van de door getuigen afgelegde verklaringen, wordt een nauwkeurig schriftelijk verslag gemaakt. Betrokkenen ontvangen inzage in het gedeelte van het verslag dat op hun verklaring betrekking heeft. Zij worden in staat gesteld correcties voor te stellen94 en hun wordt gevraagd het gecorrigeerde stuk te tekenen.
- De kerkenraad draagt zorg dat de betrokkene toegang heeft tot de stukken die direct op zijn zaak als zodanig betrekking hebben, zoals gewaarmerkte uittreksels uit de notulen die betrekking hebben op de weergave van zijn eigen woorden of op hetgeen deskundigen of getuigen in de kerkenraad over de zaak hebben meegedeeld, en het rapport van het onderzoek dat aan de kerkenraad wordt uitgebracht.95
- De kerkenraad draagt zorg voor de nakoming van het bijbelse beginsel van onbevooroordeeld verhoor. Zo dient nadrukkelijk te worden gesteld dat een kerkenraadslid dat door een nauwe familie- of vriendschapsrelatie verbonden is met een klager of een aangeklaagde, zich moet onthouden van elke deelname aan het onderzoek en/of de besluitvorming daarna.96

 

3.3.3.4. Nadere uitwerking van enkele aspecten van het onderzoek

3.3.3.4.1. De toepassing van hoor en wederhoor

- De kerkenraad draagt zorg dat bij het onderzoek aan de bijbelse eisen van hoor en wederhoor recht wordt gedaan.97
- Bij het toepassen van hoor en wederhoor moet betrokkene duidelijk weten wat de klacht inhoudt en ruimschoots tijd en gelegenheid ontvangen om zich al of niet schriftelijk te verantwoorden en te verdedigen.98


94 Zie paragraaf 2.5.3.
95 Zie paragraaf 3.4.2.
96 Zie paragraaf 2.5.5.
97 Zie paragraaf 2.5.1. en 2.5.2.
98 H. Bouwman, Gereformeerd Kerkrecht II, blz. 622.

|65|

- De nodige omzichtigheid dient bij hoor en wederhoor in acht genomen te worden. Zo waakt de kerkenraad of de commissie ervoor om niet in discussie te treden met de betrokkene.99

 

3.3.3.4.2. Het horen van getuigen

- Om het doel van het onderzoek te bereiken kunnen alle wettige middelen worden gebruikt, waartoe ook gerekend wordt het onderzoek bij derden als de noodzaak daarvoor aanwezig is.100 De kerkenraad kan dan ook getuigen toelaten en aanhoren in zijn vergadering.101
- Indien getuigen worden gehoord, kan de kerkelijke vergadering bepalen dat de betrokkenen in de gelegenheid worden gesteld daarbij tegenwoordig te zijn.102
- Men zal het getuigenis van ongelovigen en niet-leden van de gemeente, die als eerlijk en betrouwbaar bekend staan,103 kunnen aanvaarden, mits dit getuigenis niet direct betrekking heeft op een zaak die tegen de godsdienst wordt opgeworpen.104
- De aangeklaagde kan in de gelegenheid worden gesteld, indien de kerkelijke vergadering daartoe redenen aanwezig acht, om tijdens de ontmoeting aan de getuigen vragen te stellen.

 

3.3.3.4.3. Het beroep op het geweten

- Als regel gebruike men geen andere prikkel tot het spreken van de waarheid dan het beroep op het geweten,105 waarbij met klem wordt aangedrongen op het spreken van de waarheid en gewezen wordt op Gods toorn jegens de meinedige.106


99 Zie paragraaf 2.5.1.
100 K. de Gier, De Dordtse Kerkorde, blz. 378.
101 H. Bouwman, Gereformeerd Kerkrecht II, blz. 621.
102 Vergelijk paragraaf 2.5.1.
103 H. Bouwman, Gereformeerd Kerkrecht II, blz. 621.
104 F.L. Bos, De orde der kerk, blz. 271.
105 Mattheus 5: 37. Vergelijk ook paragraaf 3.7.1. en H. Bouwman, Gereformeerd Kerkrecht II, blz. 621.
106 Bij het beroep op het geweten wordt uiteraard afgezien van het gebruik van een eedsformule, zoals de overheid die hanteert. Vergelijk F.L. Bos, De orde der kerk, blz. 271 (Emden 1571).

|66|

- Overigens geldt dat de kerkenraad niet de bevoegdheid heeft om een eed te vragen van degenen die buiten zijn, omdat zijn regeermacht zich slechts uitstrekt tot de leden van de gemeente.107

 

3.3.3.5. De besluitvorming na het onderzoek

- Nadat bij het onderzoek de feiten zijn vastgesteld, vormt de kerkenraad zich een onpartijdig oordeel op grond van de verkregen informatie, zoals afgelegde getuigenissen,108 eigen informatie uit schriftelijke stukken, het raadplegen van deskundigen enz.109
- Het verdient aanbeveling dat ná de aanvankelijke oordeelsvorming en een schorsing van de vergadering de besluitvorming wordt ondersteund door het in bespreking geven van een met bijbelse redenen110 omklede concept-uitspraak, die is voorbereid door de commissie van onderzoek, door de preses en de scriba of door enkele daartoe aangewezen broeders.111

 

3.3.3.6. De motivering van de uitspraak

- Bij een zaak die valt onder de tucht over de leer, moeten de opvattingen van de schuldige partij weergegeven zijn op een zodanige wijze dat de betrokkene deze als zijn persoonlijke opvattingen erkent. Vervolgens dient te worden aangegeven waar, in hoeverre en waarom deze opvattingen in strijd zijn met de Schrift, de belijdenisgeschriften en de Dordtse kerkorde.112
- Bij een tuchtzaak die betrekking heeft op de levenswandel, dient de uitspraak gemotiveerd te zijn door een nauwkeurige weergave van de van belang zijnde feiten, zoals de aard en de tijd van de zonde, de


107 H. Bouwman, Gereformeerd Kerkrecht II, blz. 621-622.
108 Voor wat betreft het wegen van getuigenverklaringen vergelijke men voor ambtsdragers de Acta Generale Synode 1992, blz. 141-142, 163.
109 Zie paragraaf 2.5.1.
110 2 Korinthe 4: 2, 1 Petrus 5: 3, Lukas 22: 25-26, 2 Korinthe 3: 5-6, 2 Timotheus 2: 15; vergelijk paragraaf 2.5.4.
111 J. Kamphuis, Om de heiligheid van de gemeente, blz. 161.
112 Zie paragraaf 2.5.4.

|67|

vermaningen die tot de zondaar zijn uitgegaan, zowel in de broederlijke sfeer als van kerkenraadswege, en de reactie van de zondaar hierop. De zonde van de schuldige partij moet duidelijk worden aangewezen in het licht van de Schrift.113
- Aan de schuldigverklaring wordt in eerste instantie door de kerkenraad altijd en onder alle omstandigheden de toepassing verbonden van de kerkelijke vermaning of de zogenaamde stille censuur.114 Deze tuchtmaatregel wordt in de uitspraak met name genoemd en nader omschreven, zodat de betrokkene weet dat hij ambtelijk wordt vermaand en van het Heilig Avondmaal des Heeren wordt afgehouden.
- Van de uitspraak geeft de kerkenraad aan het schuldig bevonden gemeentelid op duidelijke wijze kennis.115 Daarbij informeert de kerkenraad betrokkene ook over de mogelijkheid van appèl bij de classis en verstrekt daartoe de nodige gegevens.116
- Op verzoek van het betrokken gemeentelid wordt hem of haar een gewaarmerkt afschrift van de uitspraak van de kerkenraad ter hand gesteld.117

 

3.3.3.7. De wijze van handelen als blijkt dat de feiten niet begaan zijn of niet vaststaan

- Als het ingestelde onderzoek heeft geleid tot de duidelijke vaststelling van de onschuld van de betrokkene, moet de kerkenraad de eer en goede naam van de aangeklaagde zoveel mogelijk bevorderen en de beschuldiger vermanen om toch voorzichtig te handelen met het oog op de eer van het betrokken gemeentelid.


113 Zie paragraaf 2.5.3. en paragraaf 2.5.5.
114 76 DKO; H. Bouwman, Gereformeerd Kerkrecht II, blz. 623; K. de Gier, De Dordtse Kerkorde, blz. 385; M. Golverdingen, Huwelijksontwrichting en kerkelijke tucht, blz. 42.
115 Zie paragraaf 2.5.4. Vergelijk J. Kamphuis, Om de heiligheid van de gemeente, blz. 161.
116 Zie paragraaf 2.3.1.
117 Zoals reeds gesteld is in paragraaf 2.5.3., verdient het aanbeveling dat de kerkenraad zelf het initiatief neemt tot het verstrekken van dit afschrift.

|68|

- Alleen in het geval dat opzettelijke laster is aangetoond, gaat de kerkenraad over tot toepassing van de kerkelijke tucht ten aanzien van de beschuldiger.118
- In gevallen waarin de kerkenraad na het onderzoek geen zekerheid heeft, geldt de regel: in dubiis abstine, dat wil zeggen: in twijfelachtige gevallen onthoud u. Er kan geen uitspraak worden gedaan. De kerkenraad laat de zaak rusten.
- De regel “in dubiis abstine” geldt ook voor gevallen waarin bewijs en tegenbewijs ongeveer gelijk staan, “ja” tegenover “nee” blijft staan of er sprake is van grote waarschijnlijkheid, terwijl zekerheid ontbreekt. De kerkenraad kan in dergelijke gevallen afzien van een tuchtmaatregel, de beklaagde ernstig vermanen en wijzen op het oordeel Gods en daarmede de zaak overgeven aan de Heere en het geweten van de betrokkene.119
- De kerkenraad geeft van de beslissing in alle gevallen schriftelijk en gemotiveerd kennis aan de betrokkenen.

 

3.3.3.7.1. Het onderzoek en de uitspraak zaan de rechterlijke macht en de taak van de kerkenraad

Indien van de zijde van de rechterlijke macht een onderzoek wordt ingesteld ten aanzien van strafwaardige gedragingen van een lid der gemeente, ziet de kerkenraad af van een eigen onderzoek.
- Een kerkenraad behoort in het algemeen geen onderzoek te doen naar een rechterlijke uitspraak van de overheid, maar legt zich als regel neer bij het vonnis van de rechterlijke macht.120 Deze regel is niet van toepassing ten aanzien van een rechterlijk vonnis waarbij de rechter een uitspraak doet die niet gebaseerd is op de norm van de Tien Geboden des Heeren. Dat kan bij voorbeeld voorkomen bij echtscheiding of in andere gevallen.


118 H. Bouwman, Gereformeerd Kerkrecht II, blz. 632. Bij toepassing van de kerkelijke tucht in dit geval geldt uiteraard ook dat de kerkenraad begint met de kerkelijke vermaning of de zogenaamde stille censuur (artikel 77 DKO).
119 H. Bouwman, Gereformeerd Kerkrecht II, blz. 632; K. de Gier, De Dordtse Kerkorde, blz. 378.
120 Acta Generale Synode Utrecht 1956, blz. 16 (artikel 8).

|69|

- Bij echtscheiding — en daarmede vergelijkbare gevallen — stelt de kerkenraad een eigen onderzoek in om zich een oordeel te vormen over het al of niet toelaatbaar zijn op bijbelse gronden van de echtscheiding en om op grond daarvan de noodzakelijke kerkrechtelijke beslissing te kunnen nemen.121
- Bij een redelijk vermoeden dat een lid van de gemeente zich heeft schuldig gemaakt aan een ernstig strafbaar feit, dat door de rechterlijke macht wordt onderzocht, gaat de kerkenraad zo spoedig mogelijk over tot de eenvoudige afhouding van het Heilig Avondmaal als maatregel van orde en wel voor de gehele periode van het proces.122
- Handelend naar bevind van zaken kan de kerkenraad, bij een redelijk vermoeden van een ernstig strafbaar feit, echter ook overgaan tot de kerkelijke vermaning of stille censuur (artikel 76 DKO).123
- Zolang er nog geen onherroepelijke uitspraak is gedaan, betracht de kerkenraad de uiterste terughoudendheid bij het toelaten van betrokkene tot het doen van schuldbelijdenis.
- De kerkenraad stelt zich tenslotte achter de laatste en onherroepelijke uitspraak van de rechter, tenzij er sprake is van een uitspraak die in strijd is met de norm van Gods Woord. Ook indien een zaak wordt geseponeerd, handelt de kerkenraad in overeenstemming daarmee, tenzij er sprake is van overtreding van het in de decaloog gestelde. Indien het gemeentelid wordt vrijgesproken124, heft de kerkenraad de getroffen ordemaatregel van de eenvoudige afhouding óf de stille censuur met ingang van de dag van de uitspraak op en draagt hij zorg voor de schriftelijke bevestiging daarvan. Indien het gemeentelid door de rechter ook in laatste instantie is veroordeeld en het in zijn of haar onboetvaardigheid blijft volharden, gaat de kerkenraad overeenkomstig artikel 77 van de DKO125 over tot de eerste trap van de afsnijding.126


121 Rapport van de adviescommissie inzake de gewijzigde echtscheidingswetgeving (...), Acta Generale Synode Utrecht 1977, blz. 246; M. Golverdingen, Huwelijksontwrichting en kerkelijke tucht, blz. 27.
122 Zie voor de omschrijving van de eenvoudige afhouding paragraaf 3.9.1.
123 Zie paragraaf 3.9.2. tot en met 3.9.5.
124 Overigens is een door de Officier van justitie uitgesproken sepot niet hetzelfde als vrijspraak.
125 Zie paragraaf 3.10.1 tot en met 3.10.4.
126 M. Golverdingen, Huwelijksontwrichting en kerkelijke tucht, blz. 44.