- De kerkelijke vermaning of stille censuur verschilt wezenlijk met de
|84|
zogenaamde eenvoudige afhouding van het Heilig
Avondmaal.189 Het laatste is geen tuchtmaatregel, maar
een maatregel van orde,190 die door de kerkenraad
genomen wordt met het oog op het hooghouden van de heiligheid en
waardigheid van het Heilig Avondmaal.
- De kerkenraad besluit daarbij een belijdend lid der gemeente
éénmaal of voor een bepaalde periode af te houden van het Heilig
Avondmaal zonder dat op de betrokkene de kerkelijke vermaning of
stille censuur van toepassing wordt verklaard.
- Deze eenvoudige afhouding moet worden toegepast:
a) na de openbare schuldbelijdenis in verband met een grove,
openbare zonde ten einde verdere ergernis in de gemeente te
voorkomen;191
b) tijdens het onderzoek en de behandeling van een ernstige en
ingewikkelde tuchtzaak;
c) als de kerkenraad door middel van een onderzoek heeft
vastgesteld dat iemand geen schuld heeft, maar er nogal wat
roering en opspraak over de betreffende persoon is ontstaan;
d) als een gemeentelid leeft onder de schijn des kwaads en na
behoorlijke vermaning daarin geen verandering
brengt.192
- De kerkenraad bevestigt de eenvoudige afhouding en de opheffing
daarvan schriftelijk aan het betrokken gemeentelid.
- De kerkelijke vermaning of de stille censuur, die ook bekend staat als de kleine ban, is een schorsing van een belijdend lid der gemeente
189 K. de Gier, Toelichting, blz. 150-151.
190 Voor de eenvoudige afhouding zie men vooral J. Kamphuis, Om
de heiligheid van de gemeente, blz. 53-64. Hoewel de eenvoudige
afhouding niet in de DKO is vermeld, is ze sinds de synode van
Emden (1571) in gebruik. G. Voetius heeft een uitvoerige
beschrijving van dit gebruik gegeven in zijn Politica
Ecclesiastica IV, blz. 859-861. Voor een vertaling van dit
gedeelte zie men Joh. Jansen, De kerkelijke tucht, blz.
230-234.
191 Zie F. L. Bos, De orde der kerk, blz. 292, 293 (Emden 1571,
Dordrecht 1578).
192 Zie ook F.L. Bos, De orde der kerk, blz. 293-294 (Amsterdam
1601).
|85|
in de rechten die dit lid heeft krachtens het ambt aller gelovigen.193 194 Betrokkene verliest daardoor tijdelijk het gebruik van de voornaamste rechten van het lidmaatschap, namelijk de deelname aan het Heilig Avondmaal, het recht om een kind te laten dopen,195 alsmede het passief en actief kerkelijk stemrecht.196 De kerkenraad kan ook besluiten hem of haar de uitoefening van functies binnen de kerkelijke gemeente te ontnemen.197 De diaconale en pastorale verzorging198 van het betrokken gemeentelid valt nimmer onder de tuchtmaatregel en blijft ongewijzigd.199
- De kerkenraad, ter vergadering bijeen,200 is alleen
bevoegd tot het treffen van deze en de overige tuchtmaatregelen
die het gereformeerd kerkrecht kent. In gemeenten die een smalle
en brede raad kennen, berust deze bevoegdheid bij de smalle
raad.201
- De tuchtmaatregel kan slechts worden getroffen, nadat de
kerkenraad een zelfstandig onderzoek naar de feiten heeft
ingesteld.202
193 F.L. Bos, De orde der kerk, blz. 290.
194 Ten aanzien van een dergelijke maatregel is uiteraard het
recht van appèl van toepassing zoals dat in paragraaf 4.5. is
uiteengezet.
195 Artikel 76 spreekt alleen over de afhouding van het Avondmaal
des Heeren, doch daarin is stilzwijgend de uitoefening van alle
andere rechten van het lidmaatschap begrepen. Zie H. Bouwman,
Gereformeerd Kerkrecht II, blz. 624-625; K. de Gier, De Dordtse
Kerkorde, blz. 382.
Indien de kerkelijke vermaning of stille censuur één van beide
gehuwden betreft, laat dit de rechten van het lidmaatschap van de
ander onverlet.
196 K. de Gier, De Dordtse Kerkorde, blz. 381; F.L. Rutgers,
Verklaring van de Kerkenordening IV, blz. 59, 60.
197 J. Kamphuis, Om de heiligheid van de gemeente, blz. 137.
198 Het is nodig bijzondere aandacht te geven aan het pastoraat.
Zie hoofdstuk 2.
199 J. Kamphuis, Om de heiligheid van de gemeente, blz. 138.
200 F.L. Bos, De orde der kerk, blz. 291 (Rotterdam 1575).
201 K. de Gier, De Dordtse Kerkorde, blz. 203; Idem, Toelichting,
blz. 86.
202 F.L. Rutgers, Verklaring van de kerkenordening IV, blz. 67;
Joh. Jansen, Korte verklaring, blz. 328. Voor de vormgeving van
een dergelijk onderzoek zie men paragraaf 4.3.3.1. tot en met
4.3.3.5.
|86|
- De kerkenraad draagt zorg dat in de notulen de feiten die als
zodanig de grond voor de tuchtmaatregel vormen, helder worden
omschreven, zowel met het oog op zichzelf als op de
betrokkene(n).
- Indien de feiten door betrokkenen worden betwist, stelt de
kerkenraad een onderzoek naar deze feiten in met inachtneming van
hetgeen vermeld is in de paragrafen 3.3.3.1. tot en met
3.3.3.7.
- De kerkenraad past de kerkelijke vermaning of stille censuur
altijd toe:
a) bij geheime zonden, die aan de kerkenraad zijn medegedeeld,
nadat de regel van Mattheus 18 vruchteloos is gebleken en het
betrokken lid ook de vermaningen van de kerkenraad
hardnekkig203 blijft verwerpen;
b) na het bedrijven van een openbare zonde.204
- Toepassing van de kerkelijke vermaning of de stille censuur
vindt ook plaats bij minder grove zonden,205 die niet
door de overheid worden gestraft en vooral bedreven worden uit
zwakheid en gebrek aan inzicht.
- Tot het treffen van deze tuchtmaatregel mag slechts worden overgegaan, nadat het betrokken gemeentelid enkele malen ambtelijk is vermaand en zijn of haar hardnekkigheid206 in het verwerpen van de vermaning is gebleken.207
203 Zie de tekst van artikel 76 van de DKO. Vergelijk K.
de Gier, De Dordtse Kerkorde, blz. 383.
204 K. de Gier, De Dordtse Kerkorde, blz. 383-384. Zie met name
voor de toepassing bij grove zonden F.L. Bos, De orde der kerk,
blz. 292-293.
205 K. de Gier, Toelichting, blz. 149, 150; F.L. Bos, De orde der
kerk, blz. 294 (Middelburg 1591, Goes 1620). De synode van
Middelburg noemde als voorbeelden van minder grove zonden:
“dronkenschap, kijven, dansen, vechten, zingen van oneerbare
liedjes”.
206 Zie voor dit begrip paragraaf 3.10.2. en daarbij met name
noot 222.
207 F.L. Bos, De orde der kerk, blz. 294.
|87|
- Indien betrokkene bij de eerste ambtelijke vermaning terstond tot berouw komt en schuld belijdt, kan deze tuchtmaatregel niet worden toegepast. De kerkenraad overweegt in dat geval alleen of er aanleiding bestaat tot het treffen van een ordemaatregel, die bekend staat als de eenvoudige afhouding van het Heilig Avondmaal.208
- De kerkenraad draagt zorg voor een schriftelijke bevestiging
van de tuchtmaatregel. Daarin worden de in de notulen vermelde
gronden genoemd waarop het besluit berust en wordt de inhoud van
de maatregel uiteengezet.
Tevens wordt aangegeven langs welke weg de maatregel kan worden
opgeheven, terwijl alle gegevens voor het eventueel aantekenen
van appèl worden verstrekt.209
- De kerkenraad bewaart over de toepassing van de kerkelijke
vermaning of de stille censuur een volstrekt stilzwijgen naar
buiten.
- De gecensureerde wordt verscheidene malen210
ambtelijk vermaand om de zonde(n) na te laten en zijn leedwezen
over de bedreven zonde(n) uit te spreken voor de kerkenraad.
- Als na de afhouding van het Heilig Avondmaal niet spoedig
verootmoediging plaats heeft, moeten opnieuw vermaningen
volgen.211
- Indien de stille censuur is toegepast na het bedrijven van een
openbare grove zonde, wordt het betrokken gemeentelid vermaand om
de zonde na te laten en openbare schuldbelijdenis212
af te leggen.
208 H. Bouwman, Gereformeerd Kerkrecht II, blz. 624. Zie
ook paragraaf 3.9.1.
209 Zie paragraaf 3.5.1. tot en met 3.5.4.
210 De kerkorde laat het aantal vermaningen over aan de
kerkenraad. De strekking van verscheidene vermaningen is dat de
zondaar tot het uiterste wordt vermaand. Zie Joh. Jansen, Korte
verklaring, blz. 331.
211 Joh. Jansen, Korte verklaring, blz. 331.
212 Zie hiervoor paragraaf 3.12.3. en 3.12.6.
|88|
- De kerkelijke vermaning of stille censuur eindigt bij geheime
zonden en bij minder grove zonden zodra het betrokken gemeentelid
schuldbelijdenis aflegt in de kerkenraad.213
- Als de stille censuur is toegepast na het begaan van een
openbare grove zonde, wordt deze tuchtmaatregel opgeheven door
het doen van openbare schuldbelijdenis.214
- De kerkenraad bevestigt schriftelijk de opheffing van de
tuchtmaatregel aan betrokkene.
- Indien de kerkenraad aan een gemeentelid dat schuldbelijdenis
wil doen van een grove, openbare zonde, vóór het werkelijk doen
van schuldbelijdenis een proeftijd heeft opgelegd in verband met
de vrees voor herhaling van de zonde, blijft de stille censuur
gedurende deze periode gehandhaafd.215
- Uitsluitend bij minder grove zonden functioneert de
tuchtmaatregel als uiterste middel en kan hij gelden voor
onbepaalde tijd.216
- Als het betrokken gemeentelid hardnekkig weigert gehoor te
geven aan de vermaningen van de kerkenraad, eindigt de stille
censuur formeel bij de toepassing van de eerste trap van de
afsnijding.
213 F.L. Rutgers, Verklaring van de Kerkenordening, IV,
blz. 60. Vergelijk paragraaf 3.12.5.
214 K. de Gier, De Dordtse Kerkorde, blz. 384. Zie ook paragraaf
3.12.6.
215 K. de Gier, Toelichting, blz. 151. Zie ook paragraaf
3.12.1.
216 K. de Gier, Toelichting, blz. 149.