Artikel 9.
Bevoegdheden
Een middel van kerkelijke tucht dat voor onbepaalde tijd is
toegepast, wordt opgeheven nadat berouw is gebleken en verzoening
met de gemeente tot stand gekomen is.
Tot opheffing is bevoegd het kerkelijk lichaam dat — in laatste
aanleg — tot toepassing van het middel van kerkelijke tucht heeft
besloten, zulks op verzoek van de betrokkene dan wel van de
betrokken ambtelijke vergadering(en).