Artikel 10.
Behandeling in eerste aanleg
Binnen dertig dagen nadat het besluit tot toepassing van een
middel van kerkelijke tucht is genomen, wordt daarvan een
afschrift gezonden aan
a. het betrokken gemeentelid of de betrokken ambtsdrager dan wel
degene die een dienst vervult,
b. degene die de beschuldiging heeft ingebracht,
c. de kerkenraad van de gemeente waartoe de betrokkene behoort,
als het besluit is genomen door een regionaal college voor het
opzicht,
d. het breed moderamen van de classicale vergadering van de
gemeente waar betrokkene als lid is ingeschreven,
e. het generale college voor het opzicht,
f. het betrokken college voor de visitatie en
g. in daarvoor in aanmerking komende gevallen de synodale
commissie van de evangelisch-lutherse synode.
Aan de onder a tot en met d genoemde wordt het besluit
aangetekend verzonden.