E62.7 Meerdere vergaderingen (regeling generale deputaten)

(DAO, deputaten F&B)

 

Inventarisatie generale regelingen

De bestaande regelingen zijn verspreid over:
- Huishoudelijke Regeling voor generale synoden art. 11, 12
- Bijlage 4 van de Huishoudelijke Regeling voor generale synoden
- Acta GS Zwolle 2008-2009, art. 143

 

Overwegingen HKO

1. Het is goed de verschillende bepalingen over deputaten in één document te hebben, dat aan de deputaatschappen bij hun aanstelling beschikbaar wordt gesteld.
2. In de loop van de tijd zijn kleine wijzigingen en verduidelijkingen totstand gekomen die nog niet adequaat in de regeling zijn doorgevoerd.
3. Er werden een paar lacunes geconstateerd.
4. Op een enkel punt vraagt de nieuwe kerkorde om een aanvullende bepaling.
5. Met name deputaten F&B maakten van de gelegenheid gebruik kleine en puur redactionele verbeteringen aan te brengen.
6. Vanuit de praktijk blijft een document als het onderhavige in ontwikkeling. Ook dat maakt het handig alles in één document te hebben, dat vervolgens van synode tot synode simpel bijgewerkt kan worden.

Deputaten zien ervan af hun sub 2 - 5 genoemde bevindingen in dit onderdeel te expliciteren. In ons voorstel voor een nieuwe regeling geven we door onderstreping aan waar de wijzigingen zitten.

 

Voorstel

Vooraf
1. In de onderstaande regeling wordt in de kop van ieder artikel verwezen naar de huidige regelgeving.
2. Aanvulingen en/of aanpassingen van deputaten HKO zijn weergegeven met onderstreping.
3. De regeling kan als bijlage worden toegevoegd aan de Huishoudelijke Regeling voor generale synoden. De oude bijlage 4 is in geamendeerde vorm in deze regeling opgenomen.

|39|

Regeling generale deputaten

Artikel 1: Instelling en instructie (zie HR, art. 11)

1. de generale synode besluit tot het instellen, continueren of opheffen van een deputaatschap;
2. het deputaatschap ontvangt een instructie, waarin op hoofdlijnen de opdracht en de wijze waarop deze zal worden uitgevoerd, zijn aangegeven;

Artikel 2: Benoeming (zie HR, art. 11)

1. de synode benoemt in een comitézitting (toevoeging HKO) op advies van het moderamen de leden en eventueel plaatsvervangende leden van het deputaatschap en wijst een samenroeper aan; deputaten doen een voorstel voor een rooster van aftreden;
2. een bestaand deputaatschap kan, nadat het de betrokkene gepolst heeft, zelf gemotiveerde voorstellen doen voor de benoeming van nieuwe leden. Eventueel kan het een wervingsprocedure gebruiken. Het deputaatschap brengt zijn benoemingsvoorstellen in een vertrouwelijke brief ter kennis van het moderamen (toevoeging HKO). Het moderamen beslist of hij deze voorstellen overneemt, of daarvan afwijkt;
3. deputaten zijn belijdend lid in volle rechten van een van de kerken die het verband van de Gereformeerde Kerken in Nederland vormen; wie niet langer aan deze benoemingsvoorwaarde voldoet, dient het deputaatschap daarvan onverwijld in kennis te stellen; het niet meer voldoen aan deze voorwaarde betekent dat men ophoudt deputaat te zijn (toevoeging HKO naar Statuut TU art. 12.4);
4. in het algemeen worden deputaten aangezocht op basis van kennis, ervaring en hun persoonlijke en/of inhoudelijke competentie op het terrein van het deputaatschap, waarbij er naar gestreefd wordt dat deputaten elkaar aanvullen;
5. een deputaatschap kan zich met het oog op de realisering van zijn opdracht tijdelijk versterken. Hiervoor is instemming nodig van deputaten administratieve ondersteuning en – in geval van financiële gevolgen – van deputaten financiën en beheer;
6. cumulatie van functies door lidmaatschap van (redactionele wijziging HKO) verschillende deputaatschappen wordt zoveel mogelijk vermeden;
7. deputaten worden als regel voor een periode van drie jaar benoemd, behoudens een eerdere afronding van de opdracht aan het deputaatschap;
8. deputaten worden in beginsel niet vaker dan twee keer herbenoemd. Leden van de Raad van Toezicht van de Theologische Universiteit, het deputaatschap kerkelijke eenheid, het deputaatschap betrekkingen buitenlandse kerken en het deputaatschap financiën en beheer kunnen een derde keer herbenoemd worden indien de wenselijkheid daartoe aannemelijk wordt gemaakt.

Artikel 3: Werkwijze (zie HR art. 12)

1. Deputaten zijn gebonden aan hun specifieke instructie;
2. deputaten regelen hun werkzaamheden, onder leiding van de samenroeper, binnen drie maanden na hun benoeming;
3. deputaten wijzen uit hun midden zo nodig een voorzitter, een secretaris en een penningmeester aan (toevoeging HKO);
4. indien deputaten administratieve ondersteuning signaleren dat deputaten duidelijk buiten hun mandaat gaan, hebben zij het recht die deputaten daarop te wijzen. Die deputaten moeten in hun rapportage aan de eerstvolgende synode hierover expliciet rapporteren (toevoeging HKO uit: Huishoudelijke Regeling voor generale synoden, Bijlage 1 sub1);

|40|

5. deputaten overleggen over het door hen gevoerde financieel beheer, overeenkomstig de daarvoor nader vast te stellen regels, met deputaten financiën en beheer, die namens de kerken optreden als controller en adviseur voor alle deputaatschappen (toevoeging HKO uit GS 2011-2012, art. 102, besluit 2.b; zie ook art. 4.6);
6. deputaatschappen overleggen waar nodig met andere deputaatschappen en zoeken alle mogelijke samenwerking; over deze samenwerking rapporteren zij gezamenlijk aan de synode in een aparte rapportage;
7. deputaten kiezen, indien de synode voor speciale doeleinden de oprichting van een bijzondere kerkelijke organisatie of instelling nodig of gewenst acht, voor een rechtsvorm binnen de mogelijkheden die art. 2:2 van het Burgerlijk Wetboek daarvoor biedt (toevoeging HKO naar art. E68.3).

Artikel 4: Rapportage en communicatie (zie HR art. 12)

1. Deputaten informeren de kerken elk jaar in een jaarbericht over de voortgang van hun werk, de bereikte resultaten en belangrijke ontwikkelingen;
2. het jaarbericht wordt uiterlijk drie maanden na het verslagjaar aan deputaten administratieve ondersteuning aangeboden, die het op de nader af te spreken wijze zullen publiceren;
3. deputaatschappen die hun eigen financiën beheren en/of een eigen uitvoeringsorganisatie hebben, publiceren via DAO (toevoeging HKO) behalve het jaarbericht een financieel jaarverslag, dat zal worden opgesteld volgens de daaraan gebruikelijk te stellen eisen;
4. naar aanleiding van het jaarbericht en/of het jaarverslag, vindt overleg plaats met deputaten administratieve ondersteuning en deputaten financiën en beheer;
5. deputaatschappen rapporteren op de nader vastgestelde tijd en wijze aan de synode over de uitvoering van hun opdracht en doen voorstellen voor besluitvorming door de synode, waaronder de formulering van een eventuele nieuwe opdracht. Daarbij concentreren zij zich op de voor de bespreking door de synode belangrijkste zaken. De formulering van de voorstellen vindt plaats in overleg met deputaten administratieve ondersteuning;
6. in de driejaarlijkse rapportage wordt een nadrukkelijke onderbouwing opgenomen van nut en noodzaak van de dienstverlening door het desbetreffende deputaatschap, van de daarmee samenhangende kosten, en van de reacties uit de achterban op de verrichte dienstverlening (toevoeging HKO uit GS 2011-2012, art. 101, besluit 2.b);
7. deputaten houden zich bij de rapportages en publicaties genoemd onder 1, 2, 3, en 5 aan de aanwijzingen van deputaten administratieve ondersteuning;
8. de tijdige aanbieding van rapporten aan de kerken is bedoeld om de kerken gelegenheid te bieden tot kennisname, overweging en eventueel reactie. Dit is van belang in het kader van het werken aan draagvlak voor en het bewaken en bevorderen van de kwaliteit van de op voorstel van deputaten door de synode te nemen besluiten. De aanbieding aan de kerken schept geen verplichting voor de kerken tot reactie. Voorbereiding door kerkenraden is ook niet onmisbaar voor de behandeling van de rapporten door de synode (toevoeging HKO uit GS 2005, art. 176, gronden 1 en 2);
9. deputaten kunnen de kerken over hun werk informeren, maar onthouden zich van een publieke discussie over hun ter behandeling ter beschikking gestelde brieven en rapporten.

Artikel 5: Begrotingen en financieel beleid (zie HR Bijlage 4)

1. Deputaten dienen minimaal zes maanden voor de aanvang van de synode hun begrotingen in bij deputaten financiën en beheer. Naast de begroting voor het jaar, volgende op dat waarin de synode bijeenkomt, wordt ook een begroting opgesteld voor de twee hierop volgende jaren. Deze worden voor wat betreft de financiële

|41|

aspecten beoordeeld door deputaten financiën en beheer. Zij geven hun bevindingen door aan de synode vóór het rapport voor de eerste keer op een vergadering van de synode aan de orde komt. Bij verschil van mening tussen een deputaatschap en deputaten financiën en beheer vindt er, vóór de behandeling op de synode, overleg plaats tussen deputaten financiën en beheer en het desbetreffende deputaatschap;
2. deputaten houden rekening met de richtlijnen zoals die door deputaten financiën en beheer zijn toegezonden. Zij streven een begroting na die lager is dan het jaar daarvoor (wijziging HKO op verzoek DFB en in lijn met hun huidig beleid);
3. in het geval dat verhoging van het budget plaatsvindt, geven deputaten aan waarom het noodzakelijk is het budget te verhogen (wijziging HKO op verzoek van DFB en in lijn met hun huidig beleid);
4. deputaten gaan regelmatig na of ook anderszins bezuiniging mogelijk is, om de synode de gelegenheid te geven middelen vrij te maken voor dekking van de kosten van nieuw beleid van (schrappen: ‘andere’ op verzoek van DFB) deputaatschappen, die geen mogelijkheid hebben zelf in de dekking van meerkosten te voorzien. Dit punt krijgt aandacht in het overleg dat deputaten financiën en beheer jaarlijks voeren met de deputaatschappen over hun beleid en financiën;
5. deputaten gaan regelmatig na of dekking van de kosten op een andere wijze kan plaats vinden dan via het quotum. Afzonderlijke producten, diensten en faciliteiten dienen zoveel mogelijk tegen kostprijs aangeboden te worden. Verder kan met name worden gedacht aan projectmatige financiering. Deputaten financiën en beheer vervullen een adviserende en coördinerende rol bij de vraag op welke wijze en in welke periode speciale acties kunnen worden gevoerd;
6. deputaten financiën en beheer treden namens de kerken op als controller en adviseur voor alle deputaatschappen;
7. deputaten financiën en beheer zijn bevoegd een doelmatigheidsonderzoek in te stellen dan wel te laten instellen over de bedrijfsvoering binnen een organisatie waarvoor door de generale synode deputaten benoemd zijn. De kosten hiervan komen voor rekening van het betrokken deputaatschap en moeten betaald worden uit het budget waarover dit deputaatschap beschikt. Indien dit onvoldoende mogelijkheid biedt, dient hiervoor een afzonderlijk budget bij de generale synode te worden aangevraagd.;
8. deputaten financiën en beheer kunnen zich door zowel interne als externe deskundigen laten adviseren en waar nodig deze krachten tijdelijk inhuren;
9. deputaten financiën en beheer zijn bevoegd tussentijds maatregelen te treffen ten aanzien van die deputaatschappen die blijk hebben gegeven van een onzorgvuldig of onjuist beheer van de hun toevertrouwde gelden. De desbetreffende deputaten houden zich aan de uitspraak van deputaten financiën en beheer. Of er sprake is van onzorgvuldig of onjuist beheer, is ter beoordeling van deputaten financiën en beheer onder verantwoording aan de eerstvolgende generale synode. Deputaten F&B zijn niet bevoegd om inhoudelijk het beleid van deputaatschappen te beoordelen;
10. zelf administrerende deputaatschappen zijn bevoegd voor bijzondere omstandigheden een bestemmingsreserve dan wel voorziening aan te leggen. Wanneer uit de jaarrekening van het deputaatschap blijkt dat de reserve/voorziening uitgaat boven het gestelde maximum, wordt het meerdere overgedragen aan het deputaatschap financiën en beheer. Deputaten financiën en beheer kunnen bindende voorschriften geven of uitspraken doen over de vraag wat onder bestemmingsreserve/voorziening wordt verstaan. Zij zijn ook bevoegd aan te geven hoe hoog een bestemmingsreserve / voorziening mag zijn;
11. deputaten financiën en beheer stellen tevens vast, welke omvang de centraal aangehouden reserve (CAR) mag hebben. In deze reserve, die wordt beheerd door deputaten financiën en beheer, worden ook overschotten aan middelen ten opzichte van hun jaarbegroting van zelf administrerende deputaatschappen gestort, voor zover deze niet nodig zijn voor aanvulling van hun reserves en voorzieningen. Met grote zelf

|42|

administrerende deputaatschappen met een specifieke status kunnen hierover afwijkende afspraken worden gemaakt, indien hun specifieke status dat vereist. Deputaatschappen die zelf geen administratie voeren, betalen hun uitgaven via de quaestor. Overschotten en tekorten ten opzichte van hun jaarbegroting komen ten gunste c.q. ten laste van de algemene middelen van deputaten financiën en beheer. Eens per 3 jaar rapporteren deputaten financiën en beheer aan de synode over de omvang van de CAR in relatie tot de risico’s en de waarborging van de continuïteit. Zo nodig worden daarbij voorstellen gedaan voor aanpassing van de CAR. Deputaten financiën en beheer voeren bij het opstellen (redactionele wijziging HKO) van de jaarrekening een beoordeling van de omvang van de CAR uit. Wanneer er een overschot bij de CAR ontstaat, wordt dit aangewend voor verlaging van het quotum in volgende jaren;
12. deputaatschappen brengen hun liquiditeiten in verband met reserves en voorzieningen onder bij de quaestor. Deze draagt zorg voor risicomijdende belegging op spaar- en depositorekeningen bij goed bekend staande banken vallend onder het toezicht van De Nederlandsche Bank en de Autoriteit Financiële Markten. Over bij de quaestor ondergebrachte liquiditeiten wordt geen rente aan deputaatschappen vergoed. Deputaten financiën en beheer kunnen hierover met grote zelf administrerende deputaatschappen met een specifieke status afwijkende afspraken maken vanwege hun specifieke status, waarbij de eis van risicomijdende belegging wordt gehandhaafd;
13. deputaten financiën en beheer zijn bevoegd om het quotumbedrag per ziel over de jaren heen te egaliseren door middel van het heffen van een lager dan wel hoger bedrag per ziel dan noodzakelijk is voor de bekostiging van een of meer deputaatschappen. In dit kader kunnen deputaten F&B ook bindende aanwijzingen geven omtrent het verloop van de reserves.

Artikel 6: Administratie en jaarrekening (zie HR, Bijlage 4)

1. Indien deputaten hun transacties niet uitsluitend laten verlopen via de quaestor, wijzen zij uit hun kring een penningmeester en een plaatsvervanger, tevens gemachtigde, aan. De plaatsvervanger, tevens gemachtigde moet te allen tijde elke functie en bevoegdheid van de penningmeester kunnen waarnemen, in geval deze niet (meer) kan functioneren;
2. voor het ontvangen van bedragen en het zelf verrichten van betalingen aan derden maakt de penningmeester of diens vervanger uitsluitend gebruik van een op naam van het deputaatschap staande resp. te openen rekening bij een financiële instelling. De penningmeester regelt (bij het openen van een bankrekening) ook een machtiging voor zijn plaatsvervanger;
3. de penningmeester geeft aan de quaestor door: de naam van het deputaatschap; naam, adres en woonplaats van de penningmeester en zijn vervanger; het rekeningnummer met de tenaamstelling waarop betalingen moeten geschieden;
4. de penningmeester van een zelf administrerend deputaatschap vraagt binnen het kader van de voor het deputaatschap vastgestelde begroting voor de te maken kosten een voorschot van de quaestor;
5. de penningmeester stelt uiterlijk op 31 maart de jaarrekening samen over het afgelopen boekjaar, of laat de jaarrekening door een deskundige samenstellen. Hierbij wordt uitgegaan van dezelfde categorieën als in de begroting. Belangrijke wijzigingen ten opzichte van de begroting worden op behoorlijke wijze toegelicht. Deputaten financiën en beheer kunnen nadere richtlijnen geven voor het samenstellen van de jaarrekening. De penningmeester doet van de jaarrekening zo spoedig mogelijk een kopie toekomen aan deputaten financiën en beheer. Indien de jaarrekening wordt gecontroleerd door een externe accountant, doet de penningmeester van het controlerapport zo spoedig mogelijk een kopie toekomen aan deputaten financiën en beheer (wijziging HKO op verzoek van DFB). Wanneer door de accountant een

|43|

managementletter wordt uitgebracht, wordt hiervan eveneens een kopie toegezonden aan deputaten financiën en beheer. De controle van de jaarrekening van de overige deputaatschappen vindt plaats volgens de hiervoor geldende richtlijnen of
aanwijzingen van deputaten F&B.

Artikel 7: Personeelsbeleid (zie GS 2008-2009, art. 143)

1. De deputaatschappen die voor het in loondienst zijnde personeel de CAO Welzijn & Maatschappelijke Dienstverlening toepassen, stemmen onderling de salariëring af van de hoogste leidinggevenden. Dit vanwege het feit dat de werknemers binnen de instellingen hiertoe niet bevoegd zijn;
2. vanwege het belang van uniformering van de arbeidsvoorwaarden richten het Archief- en Documentatiecentrum en de Theologische Universiteit in de verdere ontwikkeling van het arbeidsvoorwaardenbeleid zich binnen de financiële kaders zo veel mogelijk op de CAO van de Vereniging van Universiteiten (VSNU). Beide instellingen informeren elkaar over voorgenomen veranderingen op het gebied van de arbeidsvoorwaarden;
3. in de rapportage naar de synode geven de deputaatschappen een overzicht van de personeelsformatie, waarbij in ieder geval wordt aangegeven welke functies er zijn en het aantal fte’s per functie;
4. wanneer een deputaatschap besluit om voor het eerst een werknemer in loondienst te benoemen, wordt voor de toepassing van de arbeidsvoorwaarden aangesloten bij de reeds bestaande regelingen van de andere deputaatschappen;
5. nieuwe of bestaande deputaatschappen die zich als instelling gaan vestigen in het Gbouw en zelf de loon- en personeelsadministratie uitvoeren, sluiten zich aan bij hetzelfde administratieve verwerkingssysteem dat daar wordt gebruikt;
6. in elke instelling waarin geen directeursfunctie aanwezig is wordt jaarlijks – en tussentijds als zich een wijziging voordoet - gepubliceerd welke functionaris belast is met het personeelsbeleid en als zodanig de werkgever vertegenwoordigt;
7. deputaatschappen zien er op toe dat geen deputaat in een situatie geraakt waarin hij beslissingen moet nemen die de schijn oproepen van partijdigheid en/of verstrengeling van belangen;
8. deputaatschappen die afwijken van de door deputaten financiën en beheer uitgebrachte adviezen, verantwoorden dit in hun rapport aan de volgende synode.