(Raad van Toezicht TU)
1 Statuut TU: zie Aanvullende Acta GS Harderwijk 2011-2012, bijlage 6.3 (bij art. 66A, besluit 10a)
2 Procedure tussentijdse benoeming docenten:
1. Wanneer voorzien kan worden dat een vacature zich zal voordoen
binnen anderhalf jaar na de openingsdatum van een generale
synode, zal deze synode de benoeming verrichten.
In dit geval zal de zaak van de benoeming op de ontwerpagenda van
de generale synode worden geplaatst.
2. Wanneer een vacature zich voordoet op een later tijdstip dan
onder 1 genoemd, of wanneer een onverwachte vacature ontstaat op
een tijdstip dat er geen generale synode vergadert, zal een
tussentijdse synode worden samengeroepen, indien de
deputaten-curatoren van de Theologische Universiteit, na advies
van de senaat, die noodzakelijk achten.
3. De deputaten-curatoren zijn in zulk een situatie gemachtigd de
kerk die met de samenroeping van de generale synode is belast te
verzoeken zo spoedig als mogelijk is en in ieder geval binnen
vier maanden een tussentijdse synode bijeen te doen komen om over
de vervulling van de vacature te beslissen.
De samenroepende kerk voor de eerstkomende generale synode zal in
zulk een geval aan het verzoek van de deputaten-curatoren
aanstonds - zonder advies van de particuliere synode
overeenkomstig artikel 46 K.O. - voldoen en hiervan mededeling
doen aan de kerken.
(GS Arnhem 1981, art. 116 besluit 2)
3. Eigen middelen Theologische Universiteit
De synode besluit:
...
b. uit te spreken dat de reguliere exploitatie van de
universiteit in de toekomst uit reguliere quota zal worden
betaald;
|22|
c. uit te spreken dat de reguliere inkomsten van de
universiteit in de toekomst 22 jaarlijks worden verhoogd met het
inflatiepercentage van het jaar ervoor (dus met één jaar
vertraging);
d. de universiteit op te dragen extra of nieuw beleid te
financieren uit de eigen middelen (giften, legaten en
sponsorgelden), zonder dat dit leidt tot structurele verhoging
van de reguliere exploitatie;
e. uit te spreken dat het beleid waarbij de universiteit voor
extra projecten kan beschikken over de legaten, zal ingaan per 1
januari 2002. Van de legaten en giften wordt het
universiteitsontwikkelingsfonds gevormd. Dit mag groeien tot
maximaal € 500.000,--. Het meerdere dat per 31 december van elk
jaar in dit fonds zit, wordt conform het advies van deputaten
financiën en beheer eventueel in mindering gebracht op de
bijdragen van de kerken dan wel aangewend ter dekking van een
deel van de exploitatie;
...
(GS Zuidhorn 2002-2003, art. 113, besluit 9)
4. Rijksbekostiging
1. Financiële overheidssteun voor de Theologische Universiteit is
principieel gezien aanvaardbaar;
2. deputaten-curatoren krijgen de opdracht:
a. ten behoeve van de Theologische Universiteit als door de
overheid reeds aangewezen instelling voor hoger onderwijs in de
zin van de Wet op het Hoger Onderwijs en Wetenschappelijk
onderzoek (WHW) over te gaan tot het aanvragen van een jaarlijkse
rijksbijdrage aan de Minister van OC&W;
b. de omvang van de aan te vragen jaarlijkse rijksbijdrage vast
te stellen op maximaal 50 % van de totale jaarlijkse begroting
van de Theologische Universiteit;
3. deputaten-curatoren (nu: Raad van Toezicht) moeten erop
toezien dat van overheidswege aan het verlenen van een
rijksbijdrage geen eisen of voorwaarden worden gesteld die in
strijd zijn met het karakter van de Theologische Universiteit als
instelling voor theologisch wetenschappelijk onderwijs en daarmee
samenhangend onderzoek, gericht op de wetenschappelijke vorming
tot dienaar van het Woord, en uitgeoefend in gebondenheid aan de
leer van de Heilige Schrift, zoals die is samengevat in de
belijdenisgeschriften van de Gereformeerde Kerken
(vrijgemaakt);
4. deputaten financiën en beheer dienen een financiële reserve
aan te houden voor het geval op enig moment de aan te vragen
jaarlijkse rijksbijdrage komt te vervallen, hetzij omdat de
overheid deze intrekt hetzij omdat de kerken deze vanwege
ongewenste c.q. ontoelaatbare overheidseisen niet langer wensen
te aanvaarden. Deze reservering dient in te gaan op het moment
van toekenning door de overheid van de rijksbijdrage en dient een
in nader overleg met het College van Bestuur (nu: Raad van
Toezicht) van de Theologische Universiteit te bepalen omvang te
bereiken.
(GS Amersfoort-Centrum 2005, art. 125)
Ad 1 Statuut:
De TU hecht eraan alle afspraken tussen de kerken en de TU op te
nemen in het Statuut.
Ad 2 Tussentijdse benoeming docenten:
De synode van 2011-2012 stuitte op de vraag: wat is de regel als
een vacature tijdens de zittingsperiode van een synode ontstaat
(zie Acta art. 66B). Om eventuele onduidelijkheid op dit punt uit
te sluiten en de afspraak aan te passen aan de nieuwe
|23|
bestuursstructuur van de TU en aan de terminologie in de nieuwe kerkorde, is het goed de bovenstaande afspraak te wijzigen in:
1. Wanneer een vacature zich voordoet terwijl een generale synode
vergadert, verricht deze synode de benoeming op voorstel van de
Raad van Toezicht van de Theologische Universiteit met
inachtneming van wat het Statuut van de Theologische Universiteit
bepaalt.
2. Wanneer voorzien kan worden dat een vacature zich zal voordoen
binnen anderhalf jaar na de openingsdatum van een generale
synode, verricht deze synode de benoeming.
In dit geval wordt de zaak van de benoeming op de ontwerpagenda
van de generale synode geplaatst.
3. Wanneer een vacature zich voordoet op een later tijdstip dan
onder 1 genoemd, wordt een buitengewone synode samengeroepen,
indien de Raad van Toezicht van de Theologische Universiteit, na
advies van het College van Bestuur, die noodzakelijk acht.
4. De Raad van Toezicht is in zulk een situatie gemachtigd de
kerk die met de samenroeping van de generale synode is belast te
verzoeken zo spoedig als mogelijk is en in ieder geval binnen
vier maanden een buitengewone synode bijeen te doen komen om over
de vervulling van de vacature te beslissen.
De samenroepende kerk voor de eerstkomende generale synode
voldoet in zulk een geval aanstonds aan het verzoek van de Raad
van Toezicht en doet hiervan mededeling aan de kerken.
De Raad van Toezicht van de TU heeft toegezegd de synode te zullen voorstellen deze procedure op te nemen in art. 23 van het Statuut.
Ad 3 en 4: Eigen middelen TU en Rijksbekostiging:
Deze besluiten zijn door de werkelijkheid achterhaald.
1 de hierboven weergegeven procedure voor de tussentijdse
benoeming van docenten op te nemen in art. 23 van het Statuut van
de TU zoals dat te vinden is in Acta GS Harderwijk 2011-2012,
art. 66A, besluit 10a, bijlage 6.3;
2 als generale regeling bij art. B13 op te nemen: het aldus
geamendeerde Statuut Theologische Universiteit.