C50.1 en 2 Gemeentestichting

(deputaten OOG)

 

Inventarisatie generale regelingen

1 Steunverlening evangelisatieprojecten1

De synode geeft deputaten OOG opdracht ...
d. een advies voor te bereiden op basis van de richtlijnen en de ijkpunten (zie slot van het studierapport voor de vorige GS) in geval een particulier-synodaal ressort een nieuw verzoek tot aanvullende steun bij de generale synode indient;
...


1 Hoewel de term ‘evangelisatieprojecten’ breder lijkt te zijn, richten deze besluiten zich duidelijk op de praktijk van de gemeentestichting.

|31|

Gronden:
1. de bestaande richtlijnen geven voldoende waarborgen voor een verantwoorde beoordeling van nieuwe projecten en ook van lopende projecten die hun werk willen uitbreiden en daar meer geld voor vragen;
...
(GS Zwolle-Zuid 2008-2009, art. 88, besluit 2)

De bedoelde richtlijnen en ijkpunten aan het slot van het studierapport voor de GS 2005 zijn:

a. Niet alleen de kerkenraad, maar ook de gemeente zelf moet in grote meerderheid achter het project staan, zodat het werk gemeente-breed gedragen gaat worden.
b. De evangeliserende gemeente moet een duidelijke doelstelling voor het project geformuleerd hebben, en ook een visie op de methode en de doelgroep.
c. Ook moet duidelijk zijn hoe de relatie is tussen de medewerking van gemeenteleden en die van een speciale kracht die wordt aangesteld.
d. Er moet goed geregeld zijn wie het beleid bepaalt en wie dat beleid uitvoert, en ook in hoeverre andere (samenwerkende) gemeenten daarbij betrokken zijn, bijvoorbeeld via classisdeputaten, via een commissie of via een bepaalde kerkelijke rechtspersoon.
e. De gemeente die steun aanvraagt, moet op een of andere manier, bijvoorbeeld via de resultaten van een pilotproject, de levensvatbaarheid van de plannen waarschijnlijk kunnen maken. Want de gemeente moet heel goed van het project overtuigd zijn, wil het verantwoord heten om van alle kerken en kerkleden in het land ondersteuning te vragen.
f. De financiële steun moet op een of andere manier getermineerd kunnen worden. De afronding van de steun kan aan een jaartal gekoppeld worden (via een vijfjarenplan bijvoorbeeld), maar ook aan een bepaalde fase in het werk, bijvoorbeeld de instituering van een nieuwe gemeente.
Wat dat laatste betreft, de feitelijke instituering van een nieuwe gemeente: ook daarvoor zijn op zichzelf heldere criteria nodig. Het blijkt vaak moeilijk te zijn om precies aan te geven wanneer een kerk ‘rijp’ is voor verzelfstandiging. Er is veel discussie over het tijdstip en de voorwaarden. Maar dezelfde discussie speelt natuurlijk ook op het zendingsveld. Wellicht dat we dus van de zendingservaring ook nog het een en ander kunnen leren. Het zou in elk geval goed zijn als we ook voor evangelisatiekringen zulke criteria bij de hand zouden hebben.
g. De betreffende gemeente moet ook kunnen laten zien, dat ze haar best doet om andere geldbronnen aan te boren buiten het directe en primaire kerkelijke circuit, bijvoorbeeld via sponsoring, eigen activiteiten of ‘adoptie’ door een andere gemeente.

2 Visie en kaders voor gemeentestichting (1)

De synode draagt deputaten DTEG op uitvoering te geven aan het besluit:

visie te ontwikkelen op en kaders aan te geven voor de nieuwe vormen van gemeentestichting met gebruikmaking van de door PS Holland-Noord 2008 op de synodetafel gelegde Handreiking en in nauwe samenwerking en onderlinge afstemming met deputaten aanvullende steunverlening evangelisatie en deputaten zending, hulpverlening en training en de Theologische Universiteit te Kampen en hierover te rapporteren op de eerstkomende generale synode.

Gronden:
...
3. de brief van de PS Holland-Noord toont aan, dat deze Handreiking van de classis Amsterdam-Leiden de opbouw van de kerken dient en ook goed is ontvangen in het kerkverband van deze PS. De handreiking is een kritisch te gebruiken bron

|32|

die goede diensten kan bewijzen bij de ontwikkeling van een visie op het gebied van gemeentestichting.
(GS 2008, art. 84, besluit 4; zie ook art. 88, besluit 3d)

De bedoelde Handreiking luidt:

Uitspraak van de Classis Amsterdam-Leiden d.d. 6 september 2007 over gemeentestichtingsprojecten

Binnen de classis Amsterdam-Leiden van de gereformeerde kerken vrijgemaakt loopt op verschillende plaatsen een project waarvan we hopen dat het tot stichting van nieuwe gemeenten mag leiden.
Zowel de daarbij betrokken werkers als de voor de projecten verantwoordelijke kerkenraden lopen bij hun werk tegen allerlei (nieuwe) vragen op. Nieuw is dit alles ook voor het kerkverband dat de projecten geestelijk en financieel ondersteunt en o.a. via rapportage op de classis bij e.e.a. betrokken is.
Dit levert in de praktijk niet alleen spannende vragen op, maar ook wel spanning:
In welke richting ontwikkelen de ‛jonge kerken’ zich, in hoeverre kunnen/mogen/moeten nieuwe kerken er heel anders uitzien dan al jaren bestaande gemeenten, wat vinden we onopgeefbaar wil je van gereformeerde kerken kunnen spreken enz.

De classis heeft een deputaatschap, dat de naam ‛ruimte en richting gemeentestichting’ heeft gekregen, opgedragen naar de hierboven genoemde vragen een nader onderzoek te doen en de kerken zo mogelijk te dienen met een handreiking.

Voordat zij over deze handreiking een nadere uitspraak doen, verklaren de kerken binnen de classis Amsterdam-Leiden verwonderd en dankbaar te zijn. Gods geduld en goedheid zijn groot! Nog altijd zijn er in dit land, dat zich zo van Hem, zijn Woord en zijn dienst vervreemdt, kerken te vinden. Zij ontvangen van Hem zelfs de mogelijkheid het evangelie ook aan anderen door te geven en mogen ervaren dat de Here dit werk zegent. Er ontstaan nieuwe (vormen van) gemeenten.

Na raadpleging van diverse werkers in het veld, zowel binnen als buiten de classis, alsmede werkers uit de christelijke gereformeerde kerken en na kennis genomen te hebben van besluitvorming zoals die binnen de CGK al heeft plaatsgevonden (zie Kerkode CGK-2004 art.4.6 en art.21)

spreken de kerken binnen de classis Amsterdam-Leiden het volgende met elkaar af

I - als classis
1. gemeenten die mogelijkheden zien projecten op te starten die kunnen leiden tot het stichten van nieuwe gemeenten daarin van harte te ondersteunen
a) deze steun geestelijk te verlenen door gebed en meeleven
b) deze steun materieel te verlenen door naar vermogen zelf bij te dragen en voor zover het het eigen budget te boven gaat door inschakeling van het kerkverband, waarbij de classis de voorkeur uitspreekt voor kerkelijke ondersteuning via deputaten ASE
2. niet alleen bestaande gemeenten, maar ook gemeentestichtingsprojecten te betrekken bij de jaarlijkse kerkvisitatie
3. van harte mee te werken aan de kerkelijke examinatie van medewerkers aan een gemeentestichtingsproject die daar – anders dan een aan een van de classiskerken verbonden dienaar van het Woord – wel een task in de verkondiging van het Woord en de bediening van de sacramenten toevertrouwd krijgen;
voor de examinatie, aanstelling en bevestiging van deze medewerkers de regels te toe te passen van art. 4.6 van de kerkorde van de CGK

|33|

4. aan de eerstkomende particuliere synode van de gereformeerde kerken in het ressort Holland-Noord te verzoeken de uitspraken van de classis Amsterdam-Leiden rond gemeentestichtingsprojecten (dd 6 september 2007) als een mogelijk ook landelijk te hanteren richtlijn voor te leggen aan de generale synode die D.V. in 2008 bijeen zal komen in Zwolle-Zuid.

II – als gemeenten met een (of meer) gemeentestichtingsprojecte(en)

1. zich van het begin of aan helder uit te spreken over de basis van de t.z.t. te stichten gemeente(n):
het gaat om een gemeente
die de bijbel als Woord van God aanvaardt
die Jezus Christus als de kern van het Woord belijdt
die zich geroepen weet tot de bediening van doop en avondmaal zoals de gereformeerde belijdenisgeschriften daarover spreken
die zich geroepen weet haar leden op ongehoorzaamheid aan het Woord aan te spreken en daaraan zo nodig ook consequenties te verbinden
2. van hen aan wie zij bij de gemeentestichting een leidende rol toevertrouwen instemming met deze basis te vragen door ondertekening van de Drie Formulieren van Eenheid
3. zo spoedig als dat mogelijk is de leiding over nieuwe gemeenten in handen te leggen van in samenwerking met de betrokken gemeente-in-wording aan te stellen oudsten
4. de gemeente-in-wording zo mogelijk elke zondag in een eredienst samen te roepen waarin de verschillende elementen, genoemd in Zondag 38 HC, een plaats krijgen
5. daarnaast of op zondag of in de week ook samenkomsten te beleggen waarin systematisch de leer van de kerk aan de orde komt
6. de bediening van Woord en sacramenten op te dragen aan of een als gemeentestichter aangestelde dienaar van het Woord of anderen hiertoe mee door de classis geëxamineerden
7. er wat de te zingen liederen betreft op toe te zien dat ze voluit trouw zijn aan de Heilige Schrift en de gereformeerde belijdenis
8. bij de bediening van de sacramenten of de daarvoor vrijgegeven formulieren te gebruiken of deze inhoudelijk bij de verkondiging of bediening aan het woord te doen komen
9. hen (en hun eventuele kinderen) als lid toe te laten
die zich door openbare belijdenis (indien van toepassing met de doop) bij de kerk willen voegen (deze belijdenis impliceert instemming met de basis)
die zich na een gesprek met de gemeentestichter of oudsten, waarin zij hun instemming met de basis betuigen, onder opzicht en tucht willen stellen -
die met een attestatie uit een zusterkerk komen
10. gasten die regelmatig de samenkomsten van de gemeente bezoeken, maar die nog niet toe zijn aan lid worden, desgewenst de mogelijkheid te bieden geregistreerd te worden als ‛deelnemer’ of ‛gastlid’; daarbij is het ter beoordeling van de verantwoordelijke oudsten (hetzij van de moederkerk hetzij van de nieuwe gemeente) of deze mensen ook deel kunnen nemen aan de viering van het avondmaal.

Gronden
I
1. Nederland is in twee eeuwen van een natie waarin ieder zich op de een of andere manier als kerkelijk verbonden liet registreren tot een van de meest onkerkelijke naties geworden.
Zo ooit dan geldt zeker nu: de roeping tot zending begint met je eerste stap

|34|

buiten de deur.
a. Het vaak moeilijke werk van pionieren vraagt om aanhoudend gebed en om veel vertrouwen van het thuisfront.
b. - De onderlinge hulp die je elkaar als kerken geeft volgens artikel 11 KO is vanouds niet gericht op de bekostiging van zending en evangelisatiewerk.
- Hoe meer projecten des te lastiger wordt het om via sponsoring geld bijeen te krijgen.
- De ene regio is de andere niet.
Het is goed wanneer een objectieve instantie van de gezamenlijke kerken meedenkt over de vraag welke projecten prioriteit verdienen en hoe de kerken in Nederland vervolgens dit binnenlandse zendingswerk het best kunnen bekostigen.
2. Pionierswerk vraagt om vrijheid en ruimte. Het is niet goed wanneer elke stap eerst voor het kerkverband moet worden verantwoord.
Tegelijk zullen pioniers graag openstaan voor positief-kritisch meedenken.
Dat beschermt je tegen solisme.
3. De kwaliteit van de verkondiging, zeker in een zendingsgemeente, vraagt om goed voor hun taak berekende werkers. Binnen het kerkverband is de classis het instrument bij uitstek, dat hieraan kan meewerken.
De groeiende banden met de CGK pleiten ervoor om niet zelf het wiel opnieuw te gaan uitvinden. Verder pleit de samenwerking juist ook rond gemeentestichting voor eenzelfde regeling in beide kerkverbanden.
4. Ook elders in het land lopen diverse gemeentestichtingsprojecten. Het verdient de voorkeur de geestelijke en materiele ondersteuning van deze projecten zoveel mogelijk uniform te regelen.

II
1. Een duidelijke basis voorkomt problemen bij de verdere uit- en opbouw. Bewust is gekozen voor een inhoudelijke formulering van de gereformeerde belijdenis in plaats van het min of meer formeel noemen van belijdenisgeschriften.
2. Ter wille van de basis is een verklaring van trouw jegens de basis door de verantwoordelijke medewerkers onmisbaar.
Met een verklaring van trouw door middel van ondertekening van de gereformeerde belijdenisgeschriften, laten leiders zien te willen werken aan het stichten van gemeenten van gereformeerde signatuur.
Tegelijk kan het ondertekenen van de Drie Formulieren van Eenheid worden gezien als een teken van verbondenheid met zowel ‛moederkerken’ als andere gereformeerde gemeentestichtingsprojecten.
3. Gemeentestichting binnen het NT laat zien dat de opbouw en verzelfstandiging van kerken gebaat is bij een spoedige aanstelling van oudsten. Het werk moet niet te lang op de schouders van enkelingen en passanten rusten.
4. De dag van de Heer is bij uitstek de dag om Hem te eren.
5. De wijsheid van het oude KO-artikel over leerdiensten (Catechismus-prediking) verdient nog altijd toepassing, al kan het – afhankelijk van de samenstelling van de gemeente-in-wording zeker ook anders en op andere tijden worden vormgegeven.
6. De vereisten voor de bediening van Woord en sacrament in een gemeentestichtingsproject liggen in vergelijking met die taak in een bestaande gemeente eerder hoger dan lager, terwijl de eigen samenstelling van de gemeente-in-wording de inzet wenselijk kan maken van ook anderen dan ‛gewone’ dienaren van het Woord.
7/8 De culturele verschillen tussen gemeenten met leden die afstammen van generaties kerkmensen en gemeenten met voornamelijk nieuwkomers zijn soms dermate groot, dat het gewenst is om nieuwe gemeenten de ruimte geven om in zaken van liturgie e.d. een eigen weg te kiezen, zo lang deze maar past bij een

|35|

‛gereformeerde kerk’.
9. Het is goed al in een vroeg stadium helderheid te verschaffen over de lidmaatschapscriteria.
10. Niet alles is in regels te vangen. Zeker wanneer het over personen gaat, zal in vertrouwen veel aan de mensen in het veld moeten worden overgelaten. Wel geldt: hoe ingrijpender de beslissing, des te beter is het die niet als gemeentestichter in je eentje te nemen.

3 Visie en kaders gemeentestichting (2)

De synode besluit:
deputaten op te dragen o.a. door middel van het Advies- en Studiecentrum Gemeentegroei in ieder geval aandacht te besteden aan:
a. de opdracht van de Generale Synode van Zwolle-Zuid 2008 om gemeentestichting als methodiek verder te ontwikkelen en te evalueren en aan de volgende synode rapporteren of genoemde methodieken Bijbels verantwoord zijn;
b. nadere invulling van het begrip ‘gereformeerde identiteit’ en het bevorderen van het gebruik van deze nadere invulling bij bestaande en nieuwe gemeentestichtingsprojecten;
c. het verzamelen en bewerken van gedane ervaringen en geleerde lessen vanuit de gemeentestichtingsprojecten en dit materiaal ter beschikking stellen aan de kerken;
d. onderzoek naar alternatieven voor de bekostiging van gemeentestichtingsprojecten.
(GS Harderwijk 2011-2012, art. 54, besluit 3)

 

Overwegingen HKO

1. De Handreiking van de PS Holland-Noord is een PS-regeling. Hij is door de GS 2008-2009 niet gesanctioneerd. Er wordt door die synode wel aan gerefereerd.
2. De opdracht van de GS 2011-12 maakt duidelijk dat aan de opdracht van de GS 2008-2009 (art. 84, besluit 4 mbt de Handreiking) in 2011 nog niet was voldaan.
3. Deputaten OOG hebben een en ander inmiddels verwerkt in de richtlijnen en criteria die ze hanteren in hun begeleiding van projecten en bij hun oordeel over de aanvullende steun die deze projecten ontvangen.
4. Het is daarnaast goed een aantal principiële kernen vast te leggen in een generale regeling, waarin voldaan wordt aan de opdracht sub b van de GS 2011-12.
5. De hieronder opgenomen generale regeling heeft alleen betrekking op projecten van gemeentestichting. Er is in de kerken meer missionaire activiteit dan op dit gebied. Er zijn ook heel andersoortige projecten. Daarvoor geldt deze regeling niet. En die wil deze regeling ook niet onmogelijk maken of aan banden leggen.
6. De hieronder voorgestelde regeling beoogt in het kader van het overgangsrecht een verwerking te geven van bestaande regelingen en besluiten inzake gemeentestichting. Zij beoogt niet nieuwe beleidsontwikkelingen te blokkeren. Integendeel, het laat zich aanzien dat voortdurende ontwikkeling en aanpassing van beleid nodig is.

 

Voorstel

Bij art. C50.1 en C50.2 de volgende generale regeling vast te stellen:

|36|

Generale regeling gemeentestichting

1. Gemeentestichting is erop gericht nieuwe gemeenten te stichten die leven naar het Woord van God, de in art. A.1.2 van de kerkorde genoemde belijdenissen van de oude christelijke kerk en van de kerk van de reformatie aanvaarden, en zich aansluiten bij het verband van de Gereformeerde Kerken in Nederland.
2. Zij die bij gemeentestichting ambtelijke of daarmee vergelijkbare leidinggevende verantwoordelijkheid dragen, zijn gebonden aan de leer van de Bijbel, zoals samengevat in de belijdenisgeschriften. Zij bekrachtigen dit door ondertekening van het bindingsformulier.
3. De rechtspositie van eventuele werkers wordt zorgvuldig geregeld.
4. Waar sprake is van bediening van Gods Woord gebeurt dat door iemand die daartoe van de verantwoordelijke kerkenraad/-raden en na onderzoek door de classis conform art. B11.2 dan wel B32.2 van de kerkorde volmacht heeft ontvangen. Tot de bediening van de sacramenten heeft slechts volmacht wie in de weg van art. B11.2 is toegelaten.
5. De instelling van de ambten en de instituering van de gemeente vinden naar art. B34.1 van de kerkorde plaats krachtens besluit van de verantwoordelijke kerkenraad/-raden, na raadpleging van de te institueren gemeente en met voorafgaande goedkeuring van de classis.
6. Zo lang de gemeente niet is geïnstitueerd vindt de bediening van het Woord en van de sacramenten plaats onder toezicht van de voor het project verantwoordelijke kerkenraad/-raden. Voor de bediening van en toegang tot doop en avondmaal worden de in de Gereformeerde Kerken geldende afspraken in acht genomen. De classis ziet hierop toe.
7. De beoogde toetreding tot het verband van de Gereformeerde Kerken is richtinggevend voor de inrichting van het kerkelijk leven en handelen van de gemeente in wording.
8. De classis verleent waar nodig ondersteuning, begeleiding en advies bij een project van gemeentestichting. In de jaarlijkse kerkvisitatie wordt goede aandacht aan het project gegeven.