Ordinantie 10 Het opzicht

 

III. Het opzicht over belijdenis en wandel

Artikel 10.

Behandeling in eerste aanleg

Binnen dertig dagen nadat het besluit tot toepassing van een middel van kerkelijke tucht is genomen, zendt het college daarvan een afschrift aan
a. het betrokken gemeentelid of de betrokken ambtsdrager dan wel degene die een bediening vervult,
b. degene die de beschuldiging heeft ingebracht,
c. de kerkenraad van de gemeente waartoe de betrokkene behoort, als het besluit is genomen door een regionaal college voor het opzicht,
d. het breed moderamen van de classicale vergadering van de gemeente waar betrokkene als lid is ingeschreven,
e. het generale college voor het opzicht,
f. de kleinde synode,
g. het betrokken college voor de visitatie en
h. in daarvoor in aanmerking komende gevallen de synodale commissie van de evangelisch-lutherse synode.
De aan onder a en b genoemden te verzenden afschriften zijn afschriften die voor gelijkluidend aan het besluit zijn gewaarmerkt door de secretaris van het regionale college; ze worden aangetekend verzonden.1


1 Wijziging kerkorde, ordinantie 10-10-4, besluit generale synode d.d. 20 april 2012 en 9 november 2012, ingegaan 1 januari 2013.