|39|
B. DE STRUCTUUR VAN DE VLUCHTELINGENKERKEN IN LONDEN 1568-1600
De structuur van de vluchtelingenkerken is het thema van de nu volgende hoofdstukken 5-11, deel B van dit boek. Eerst bespreken we in dit vijfde hoofdstuk de verhouding tussen de vluchtelingenkerken en de gehele vreemdelingenpopulatie van Londen. Dan onderzoeken we in de hoofdstukken zes tot en met acht eerst de lidmaten, dan de ouderlingen en diakenen en tenslotte de predikanten van de drie vreemdelingenkerken. In het negende hoofdstuk richten we onze aandacht op de hiërarchische structuur van de vreemdelingenkerken in Londen: superintendent, coetus en consistorie.
Het aantal vreemdelingen in Londen tussen 1564 en het eind van de eeuw varieerde volgens opgaven van de autoriteiten van ongeveer 4000 in 1564 tot zo’n 7000 in 15931. Na 1567 steeg het aantal sterk door de overkomst van enige duizenden vluchtelingen uit de Nederlanden en uit Frankrijk. Deze jaren werden getekend door de vervolging van opstandige Nederlanders door de hertog van Alva en door de opnieuw oplaaiende godsdienstoorlog in Frankrijk. Voor velen die vluchtten was Londen de eerste bestemming en doorgangshaven naar de andere vluchtelingenkerken in Engeland. Dit gold ook voor de Franse protestanten, die in het najaar van 1572 de wijk namen naar Engeland. Om een al te sterke druk op de hoofdstad te voorkomen, trachtte de Engelse overheid de vluchtelingen te spreiden over de recent gestichte kolonies van vreemdelingen in Norwich, Sandwich, Colchester en andere Engelse steden. Vanaf 1573 zijn de gevolgen van dit beleid zichtbaar in een gestage afname van het aantal buitenlanders in Londen. In 1581 waren er evenveel vreemdelingen in Londen als in 1564. De daling is overigens ook een gevolg van de terugkeer van Nederlandse en Franse protestanten naar hun vaderland2.
1
Jaar |
Foreigners |
1. NL-FR-ITA |
2. Engelse/Geen |
Verhouding 1:2 |
1564 |
4534 |
— |
— |
— |
1568 |
6704 |
3881 (57,9%) |
2823 |
1 : 0,73 |
1571 |
6603 |
2836 (43,0%) |
3134 |
1 : 1,11 |
1573 |
7143 |
3591 (50,3%) |
3552 |
1 : 0,99 |
1577 |
6492 |
— |
— |
— |
1581 |
4047 |
2579 (63,7%) |
1333 |
1 : 0,52 |
1583 |
4141 |
2644 (63,8%) |
1497 |
1 : 0,57 |
1593 |
3429 |
2749 (80,2%) |
680 |
1 : 0,25 |
2 Al in de zomer van 1572 vertrekt een vendel Nederlandse soldaten naar Vlissingen om mee te vechten aan de zijde van de opstandelingen. In de loop van 1573 keren verscheidene vluchtelingen terug naar Holland en Zeeland. Een veel grotere groep vindt zijn weg naar de grote steden in het zuiden van de Nederlanden enige tijd na de Pacificatie van Gent, wanneer in 1580 de gereformeerde religie officieel wordt toegelaten in Antwerpen, Brugge, Gent en Brussel.
|40|
Volgens recente studies zou het aantal vreemdelingen in London omstreeks het jaar 1590 weer toegenomen zijn tot ongeveer 10.000, voornamelijk als gevolg van immigratie vanuit de Zuidelijke Nederlanden3. Alleen al tussen 21 juli en 4 november 1585 werden 236 personen tot de Nederlandse gemeente in Londen toegelaten4. Een andere indicatie voor deze groei kan gevonden worden in de cijfers van het aantal doopbedieningen en huwelijksinzegeningen in de Nederlandse kerk in Londen. Deze nemen tussen 1583 en 1590 scherp toe5. Deze toename is echter of van korte duur geweest, of spoedig gecompenseerd door vertrek of sterfte. In de Return van 1593 komen ongeveer evenveel vreemdelingen voor als in die van 15836. Het totale aantal vreemdelingen in Londen bleef over het geheel genomen tamelijk stabiel. Enerzijds is er sprake van voortgaande immigratie vanuit de Zuidelijke Nederlanden als gevolg van de successen van de hertog van Parma. Anderzijds vertrekken groepen mensen vanaf de tachtiger jaren naar de relatief veilig gelegen Noordelijke Nederlanden. Ook Walen vestigen zich daar in steeds groter getale, zodat in tal van steden Waalse gemeenten ontstonden. Ook andere omstandigheden hadden invloed op het aantal vreemdelingen in Londen. De pestepidemie van 1593 maakte juist veel slachtoffers onder de vreemdelingen die in de relatief arme buitenwijken van de stad woonden.
In onderstaande figuur is weergegeven hoeveel mensen in de periode 1565-1593 als lid van één van de vreemdelingenkerken werden beschouwd7. De return van 1593 is niet helemaal duidelijk. Enerzijds noemt deze een totaal aan vreemdelingen: 7113. Anderzijds komen we bij de optelling van de namen niet verder dan zo’n 3429 buitenlanders. Daarin zijn inbegrepen
3 H. Schilling, Niederländische Exulanten
im 16. Jahrhundert, Gütersloh 1972, p. 43.
4 Returns 2, p. 387-389.
5 In de periode 1572-1580 schommelde het aantal
gedoopte kinderen in de Nederlandse kerk tussen de 105 en 80. Het
jaar 1581 vormt met 64 kinderen een dieptepunt, waarna een
stijging inzet. In 1586 worden 149 kinderen gedoopt, terwijl het
hoogtepunt wordt bereikt in 1589, met bijna 200 gedoopte
kinderen. Na 1591 daalt het aantal dopelingen spoedig, om zich
rond 1600 op ongeveer 100 per jaar te stabiliseren. W.J.C. Moens,
The Baptismal, Marriage etc Registers, Lymington 1884,
p. 1-86.
6 In 1583 telde de Engelse overheid 4141 vreemdelingen
in de City en de buitenwijken van Londen, in 1593 zo’n 4300. Cf.
Returns 2, resp. p. 376 en 443. We moeten bij de cijfers
van 1593 ook rekening houden met de pestepidemie van zomer 1593,
die bijna een kwart van de Londense bevolking het leven kostte.
In de Return van mei 1593 is dit nog niet te zien, aangezien de
pest juist in de zomer de meeste slachtoffers maakte. Zie over
deze epidemie en de consequenties voor de vreemdelingen in
Londen: O.P. Grell, ‘Plague in Elizabethan and Stuart London: The
Dutch Response’, in Medical History 34, (1990), p.
424-439.
7 Deze informatie is ontleend aan de gegevens, te
vinden in de bronnenuitgaven van de Huguenot Society of London,
voornamelijk in de Returns 1-3 en in Returns
1593. Hoewel deze cijfers met de enige distantie beschouwd
moeten worden, geven ze een indruk van de ontwikkeling van
kerkelijkheid van de vreemdelingen in Londen.
|41|
de kinderen van vreemdelingen die in Engeland geboren zijn en vermoedelijk ook de Engelse knechten in dienst van de buitenlanders. Deze discrepantie is in de return van 1593 gesignaleerd8.
De Nederlandse en Franse kerken hebben in het algemeen elk 12 à 1400 leden9. De Italiaanse kerk was veel kleiner dan de Nederlandse en de Franse kerk. In het jaar 1568 telde de Italiaanse kerk 161 buitenlandse leden10, vrouwen en kinderen inbegrepen. In 1571 bedraagt dit de helft11, in 1593 nog maar 29.
8 Returns 1593, p. 86, door de auteur,
I. Scouloudi. Haar suggestie luidde dat vrouwen en kinderen niet
meegeteld waren. Het lijkt mij eerder waarschijnlijk dat in dit
geval alleen de belijdende leden van de kerken geteld zijn.
9 Hoewel ze een tijdelijke piek kenden van 1800 a 1900
leden in 1568. Dit cijfer is echter geflatteerd. Juist ten tijde
van deze Return nam de Engelse overheid economische represailles
tegen de onderdanen van Philips II. Leden van de
vreemdelingenkerken werden hiervan uitgezonderd. Dit maakte het
lidmaatschap van die kerken in het jaar 1569 en daarna veel
aantrekkelijker dan voorheen, toen de Engelse overheid een
politiek van neutraliteit voerde ten opzichte van Spanje.
10 Elders is aangetoond dat vooral de Italiaanse kerk
in Londen een behoorlijk aantal Engelse leden gekend zal
hebben.
11 Actes II, pag.91: ‘Quilz estoient environ
cinquante, compris certains espagnoles entendant la langue
(...).’
|42|
Het criterium voor lidmaatschap van een van de vreemdelingenkerken was de deelname aan het avondmaal, dat openstond voor wie belijdenis van zijn of haar geloof had afgelegd. Voordat deze belijdenis werd afgelegd, werden de adspirant-leden degelijk voorbereid door het onderwijzen van een korte catechismus voor volwassenen12. Het is een open vraag of in de vluchtelingenkerken van Londen sprake was van een onderscheid tussen liefhebbers, die alleen de kerkdiensten bijwoonden, en lidmaten. In 1568 vermeldt de kerkeraad van de Franse kerk in Londen drie categorieën leden. In de eerste plaats een groep van 371 belijdende manslidmaten, vervolgens 51 manslidmaten die met een goed attest zijn aangenomen als leden, en tenslotte 18 mannen die de kerkdienst bezoeken13 zonder aan het avondmaal deel te nemen. Ook de Italiaanse kerk lijkt een dergelijk onderscheid te maken14. Deze gegevens dateren echter van 1568, toen de situatie onoverzichtelijk was door de recente aankomst van veel geloofsvluchtelingen. Daarom is het riskant hieruit een structureel verschil tussen belijdende leden en leden die alleen kerkdiensten bezoeken te maken.
12 Nederlandse kerk de ‘Corte undersouckinghe
des gheloofs’ van Maarten Micron, in een recente facsimileherdruk
verschenen van de hand van D. Nauta in Twee Geschriften uit
de begintijd van de Gereformeerde Kerk in Nederland, p.
49-64.
13 Returns 1, p. 394-399. De laatsten zijn
‘non ranchez, ce neantmoins frequentans les presches’.
14 Bij slechts 30 van de 57 namen in de lijst met
onderdanen van Philips II die lid zijn van de Italiaanse kerk
staat een ‘c’ achter de naam geschreven. We hebben dit
waarschijnlijk te interpreteren als ‘communicat’. Tot de meest
opvallende mensen die niet deelnemen aan het avondmaal behoren
Johannes Radermacher en Philip de Bailleul. British Library,
Lansdown Manuscript 10, fol. 177, nr. 10. In de gedrukte versie
in de Returns of Aliens (Returns 1, p. 387-388) is deze
aanduiding ten onrechte weggelaten.
|43|
Op grond van een heel ander gegeven komen de eisen voor lidmaatschap — althans in de Nederlandse kerk in Londen — in een ander kader te staan. Op basis van de bewaard gebleven doop- en huwelijksregisters van deze kerk kunnen we volgens een recent ontwikkelde methode een berekening maken van het aantal zielen in de Nederlandse kerk15. De uitkomsten hiervan zouden moeten corresponderen met de gegevens die de Engelse overheid in onder andere 1571, 1583 en 1593 heeft vergaard. In de grafiek op de vorige pagina is het op deze wijze vastgestelde zielental van de Nederlandse kerk in Londen weergegeven over de periode 1571-1600. Uit deze berekening blijkt dat de officiële cijfers van lidmaten van de Nederlandse kerk in Londen veel lager zijn dan die uit de berekeningen voorkomen. Hoe valt dit grote verschil te verklaren? Een reden zou kunnen zijn dat de Nederlandse gemeente disproportioneel veel gezinnen in de vruchtbare en huwbare leeftijd telt. Dit zal ook wel het geval zijn. Het ligt voor de hand te veronderstellen dat vooral jongeren en mensen in de kracht van hun leven alles in de steek laten en in een ander land opnieuw beginnen. Toch zouden we ook kunnen denken aan een andere verklaring. Vanaf 1572 zou de Nederlandse kerk een liberaler beleid kunnen hebben gevoerd ten aanzien van dopen en trouwen, waardoor de berekening van lidmatental op grond van geboorte- en doopcijfers veel hoger uitkomt dan het in andere bronnen gedocumenteerde ledental. In principe zouden dan doop en huwelijk niet alleen aan lidmaten bediend zijn, maar ook aan niet-belijdende leden. Enige steun voor deze veronderstelling biedt de scherpe stijging van het aantal dopen van 1571 op 1572. In het eerste jaar correspondeert de berekening nauwkeurig met het door de Engelse overheid geregistreerde aantal leden van de Nederlandse kerk. In 1572 daarentegen is de uitkomst het onwaarschijnlijk hoge getal van tenminste 2650 zielen. Deze plotselinge verhoging treffen we niet aan bij de huwelijkssluitingen. Als we dezelfde methode hierop toepassen, zou de Nederlandse kerk in 1571 al uit circa 3960 zielen hebben bestaan, in plaats van de geregistreerde 1508. Dit zou dan aangeven dat de Nederlandse kerk er al eerder toe overging huwelijken te sluiten van niet-lidmaten van Nederlandse herkomst. In de kerkeraadsacta is zo’n buitengewoon belangrijke wijziging in beleid nergens uit op te maken. Deze discrepantie blijft wat mij betreft voorlopig onopgelost.
We hebben meer materiaal ter beschikking voor het maken van een ander onderscheid, dat tussen contribuerende en niet-contribuerende leden van de Nederlandse kerk in Londen16. In 1574 en 1575 droegen zo’n 250 a 300 leden maandelijks of per kwartaal een bedrag bij
15 Deze methode is te vinden in het opstel
‘Crime and Punishment in Calvin’s Geneva, 1562’ in: Enforcing
Morality in Early Modern Europe, Londen 1987, p. 265-290.
Monter houdt een geboortecijfer aan van 35 à 40 per 1000
inwoners, en een huwelijkscijfer van 8,33 per duizend. Deze
cijfers zijn gebaseerd op demografische studies naar parochies op
het Engelse en Franse platteland in de 16e eeuw. Zie vooral p.
282, noot 4. Op grond hiervan is het mogelijk aan de hand van de
dooplijsten van de kerk in Londen deze gegevens als extra peiling
van het aantal gemeenteleden te gebruiken.
16 Met contribuerend wordt hier bedoeld: meebetalend
aan het fonds waaruit de predikanten, de koster, de collecteur,
de scriba en de lopende onkosten van de gemeente werden betaald.
Gegevens hierover zijn te vinden in de rekeningen van Austin
Friars, bewaard in Guildhall Library als Bill and Receipts of
the London-Dutch Church, Austin Friars, Ms. nr. 7396/1
(1565-1600).
|44|
‘voor de dienst’. In 1578 is dit aantal teruggegaan tot ongeveer 160, om tussen 1580 en 1585 stabiel te blijven op ongeveer 180 personen17. In het volgende hoofdstuk besteden we meer aandacht aan deze betalende kern van de Nederlandse gemeente18.
In de loop van de onderzochte periode traden steeds meer vreemdelingen toe tot één van de drie vluchtelingenkerken in Londen. Rond 1571 behoorde ongeveer de helft van de vreemdelingen tot de Franse, Nederlandse of Italiaanse kerk. In 1581 was het percentage opgelopen tot ongeveer 66%, in 1593 tot 80%.
Een aantal factoren heeft bijgedragen tot deze groeiende identificatie van vreemdelingenkolonie en vreemdelingenkerken. De locale overheid, die de kerken beschouwde als een nuttig instituut voor de vreemdelingen, droeg bij aan deze groei door de maatschappelijke rol van de kerken te ondersteunen19. De Engelse kerk droeg op een andere manier bij tot de groei van de kerken. Zij maakte de kerkelijke discipline van de vreemdelingenkerken effectiever door de consistories te verplichten de geschorste, geëxcommuniceerde en de zich van het avondmaal onthoudende gemeenteleden te melden aan de bisschop van Londen20. Afgezien van deze druk van bovenaf, hebben de vreemdelingenkerken zelf in de loop van de zeventiger en tachtiger jaren aan aantrekkelijkheid gewonnen. Het lidmaatschap van een vluchtelingenkerk was in de jaren zestig vol risico voor hen die voor zaken- of familiebezoek naar de Nederlanden gingen. De Opstand in de Nederlanden bleek een onomkeerbaar feit. Daardoor konden de protestanten in Londen zich na 1572 weer richten op gelijkgezinde handelspartners in Holland en Zeeland. Tegelijk kwam onder de nieuwe landvoogd, aartshertog Matthias, de handel met Antwerpen weer van de grond.
Steeds minder vreemdelingen in Londen sloten zich aan bij de Engelse kerk of behoorden officieel tot geen enkele kerkgenootschap21. Tot de Engelse kerk behoorden onder meer buitenlanders die al lange tijd in Londen gevestigd waren. Voor hen was het lidmaatschap van de Engelse kerk een stap op weg naar volledige integratie in de Engelse samenleving. Een andere groep koos voor de Engelse kerk uit afkeer van de eisen die de vreemdelingenkerken aan het lidmaatschap stelden. Zij vonden onderwerping aan de kerkelijke discipline door de consistories van de vreemdelingen niet aantrekkelijk. Bij de huidige stand van onderzoek blijft het vooralsnog onduidelijk in hoeverre zij meelevende kerkleden waren van hun parochiekerk.
17 Niet alleen hoofden van huishoudens droegen
bij. Diverse knechten, vrouwen van Engelse mannen en vrouwen van
leden van de Franse en Italiaanse kerken en weduwen leverden
bijdragen aan dit fonds.
18 Zie hoofdstuk 5.1.
19 Bijvoorbeeld door ruzies en geldproblemen tussen
vreemdelingen ter afhandeling aan de consistories van de
vreemdelingenkerken toe te wijzen.
20 Cf. Actes II, p. 50, waar de Franse kerk
een lijst zal opstellen ‘tant de personnes quy sont retrachées
publiquement de la Cène que de ceux qui demeurent en derriére
sans communiquer aus sacremens et sont comme sans religion (...)
afin de la présenter a l’evesque’.
21 We hebben bij deze laatste groep mensen wel vooral
te maken met roomskatholieken en met dopersen. De Engelse
overheid hield deze mensen in het oog, zoals blijkt uit een lijst
van 41 buitenlanders ‘of no church’ uit 1581.
|45|
De autoriteiten van Londen lijken hier enig wantrouwen te hebben gehad22. Vanaf 1571 deden zij navraag naar vreemdelingen om uit te zoeken of zij wel echt deel uitmaakten van de Engelse kerk23.
Een exacte beschrijving van de lidmaten van de vluchtelingenkerken in Londen in de tweede helft van de zestiende eeuw is niet mogelijk. De belangrijkste redenen hiervoor zijn het grote aantal buitenlanders en het aanzienlijke verloop. Velen vonden hun weg naar andere vreemdelingenkolonies. Anderen kwamen juist vanuit die provincieplaatsen naar Londen, vooral zakenlieden wier activiteiten zich uitbreidden. Weer anderen vertrokken naar het Continent. Daarom proberen we op indirecte wijze meer inzicht te krijgen in de de karakteristieke kenmerken waaraan de Franse, Nederlandse en Italiaanse kerken in Londen voldoen. Eerst willen we enig inzicht geven in de geografische spreiding van de leden van de vluchtelingenkerken over Londen. We zullen daarna onze aandacht richten op een aantal in het oog springende groepen buitenlanders. Eerst behandelen we buitenlanders die getaxeerd werden op £20 en hoger24, daarna de verschillende naties die in Londen werkzaam waren25, telkens met het oog op hun betrokkenheid op de vreemdelingenkerken in Londen.
De stad van Londen bestond uit vijfentwintig wards (stadsdistricten) ten noorden van de Theems, de ‘borough of Southwark’ ten zuiden daarvan26, en een lintbebouwing van voorsteden buiten de muren. In Londen kunnen we onderscheid maken tussen wards waar de meer welgestelden woonden en ‘armere’ wards. We onderzoeken de relatieve rijkdom van de vreemdelingen in de verschillende wards van Londen. Om de relatieve rijkdom van de vreemdelingenkolonie vast te stellen kijken we naar twee criteria, namelijk de plaats waar de vreemdelingen die op £20 of meer werden getaxeerd in meerderheid woonden en de gemiddelde belastingopbrengst per vreemdeling in de verschillende wards van Londen. Hieruit kunnen we afleiden in welke wards de vreemdelingen relatief welvarend waren, en in welke relatiefarm. Ook zullen we bekijken welke wards de meeste vreemdelingen telden, en in welk gedeelte van Londen de betrokkenheid van de buitenlanders bij de vreemdelingenketen het grootst was. In de volgende
22 Een memorandum uit 1573 geeft uitdrukking
aan deze scepsis: ‘The totall somme of all the Strangers that
name themselves to be of Thenglyshe Churche, but vpon
examynacion many of them wilbe founde to be of no churche,
is viijCiiijxxix.’ State Papers Domestic,
Elizabeth, Vol. 84, f. 433, gedrukt in Returns 2,
p. 156 (cursivering van mij, ob).
23 In 1586 werd een lijst opgesteld van 57
buitenlanders die zich tot de Engel se kerk rekenden,
vermoedelijk ter verifiëring bij de parochiekerk, in
Idem, Vol. 195, nr. 81, gepubliceerd in Returns
2, p. 402.
24 In de lay subsidies (incidentele kroonbelastingen)
van 1564, 1576 en 1582.
25 Op grond van de Returns of Aliens, ed. Kirk & Kirk,
gepubliceerd in Returns 1-3, Aberdeen 1900-1908.
26 In 1550 als 26e ward aan de City van Londen
toegevoegd. Cf. D.M. Palliser, The Age of Elizabeth. England
under the Late Tudors, 19922, p. 247.
|46|
tabel wordt een statistisch overzicht gegeven van de belastingcategorieën waarin de vreemdelingen in Londen werden ondergebracht.
Tabel 2: ‘rijke’ en ‘arme’ wards in Londen in 1582
Statistisch overzicht van de belastingcategorieën van vreemdelingen in Londen op 1 augustus 1582. Bron: Returns 2, p. 222-258.
|
totaal |
+£20 |
+£10 |
+£5 |
+£1 |
£ 1- |
Aldgate Ward: |
199 |
11 |
2 |
3 |
25 |
158 |
Candlewick Str. W.: |
29 |
6 |
4 |
0 |
2 |
17 |
Cornehill Ward: |
2 |
- |
2 |
- |
- |
- |
Basinghall W.: |
3 |
- |
- |
- |
1 |
2 |
Aldersgate W.: |
206 |
7 |
13 |
4 |
33 |
149 |
Castle Baynard W.: |
7 |
- |
1 |
- |
1 |
5 |
Walbrook Ward: |
5 |
2 |
- |
- |
1 |
2 |
Langborne Ward: |
182 |
26 |
6 |
3 |
9 |
138 |
Lymestreet Ward: |
20 |
2 |
- |
- |
- |
18 |
Cordwainer str. W.: |
11 |
2 |
- |
2 |
1 |
6 |
Portsoken Ward: |
98 |
1 |
4 |
2 |
6 |
85 |
Queenhite W.: |
30 |
2 |
- |
1 |
4 |
23 |
Bridge Ward: |
16 |
4 |
2 |
1 |
- |
9 |
Colemanstreet W.: |
52 |
1 |
- |
3 |
1 |
47 |
Billingsgate Ward: |
142 |
22 |
8 |
- |
3 |
109 |
Dowgate Ward: |
52 |
5 |
6 |
4 |
2 |
35 |
Bishopsgate Ward: |
241 |
6 |
3 |
3 |
20 |
209 |
Vintrey Ward: |
29 |
1 |
1 |
1 |
3 |
23 |
Breadstreet Ward: |
6 |
- |
- |
1 |
3 |
2 |
Farringdon extra: |
72 |
- |
2 |
5 |
19 |
46 |
Cheap Ward: |
13 |
1 |
- |
- |
1 |
11 |
Farringdon infra: |
104 |
5 |
10 |
9 |
23 |
57 |
Broad street W.: |
89 |
6 |
2 |
2 |
6 |
73 |
Tower Ward: |
198 |
27 |
16 |
6 |
29 |
120 |
Cripplegate Ward: |
61 |
1 |
3 |
2 |
8 |
47 |
100% = |
1867 |
138 |
85 |
52 |
201 |
1391 |
|
|
7,4% |
4,6% |
2,8% |
10,8% |
74,5% |
De rijkere vreemdelingen blijken zich bij voorkeur in het oostelijk deel van de City te vestigen, in Tower, Billingsgate, Aldgate en Langborn Ward27. Ook de nabijgelegen wards kennen een redelijk aantal welgestelden28. In de wijken in het westen van de stad29, waar veel vreemdelingen wonen, vinden we in 1576 slechts zeven mensen in deze belastingcategorie.
27 In Aldgate (11), Billingsgate (21), Tower
(28) en Langborn Ward (26) wonen 86 van de 138 vreemdelingen
getaxeerd op £20 en hoger, ofwel ruim 62% van het totaal.
28 In 1576 wonen in Bishopsgate Ward tien
vreemdelingen geschat op £20 of hoger, in Broad Street en in
Candlewick Street Ward zes en in Dowgate en Bridge Ward (Within)
vier.
29 Farringdon Ward Within en Without en Aldersgate
Ward.
|47|
Bij de gemiddelde opbrengst per persoon per ward bij de Lay Subsidy van 1582 zien we een vijftal in het centrum van de City gelegen wards30 waar de opbrengst tussen de één en drie pond per persoon bedraagt31. Hierna komt het oostelijk gedeelte van de City en de rest van het centrum32, waar de gemiddelde opbrengst per persoon tussen de 10 shilling (een half pond sterling) en £1 bedraagt. Hoe verder naar het westen en naar het noorden, hoe lager de opbrengst. De ‘armste’ ward is Coleman Street, met een gemiddelde opbrengst per persoon van twee shilling33. Nu we weten welke wards welvarend en welke minder welvarend waren, wordt het tijd te onderzoeken in welke wards de meeste vreemdelingen woonden.
In 1571 blijken de wards waarin de betrokkenheid op de vreemdelingenkerken het grootst is de ‘arme’ wards in het noorden en in een aantal in het centrum van de stad gelegen wards34 te zijn. Vooral het dichtbevolkte Langborn Ward telt veel leden van vreemdelingenkerken35. Minder dan 50% aanhang hadden de vreemdelingenkerken in Tower Ward, het traditionele district van de Italiaanse kooplieden, in Cornhill36, in Bridge Withouten in Aldersgate Ward37. De aanhang van de Nederlandse kerk is in 1571 en in 1581 in meerderheid te vinden in de armere gebieden van Londen. De grootste groep woont ten zuiden van de Theems in Southwark. Een aanzienlijk aantal woont in het oosten van de stad in de liberties van St. Katherine’s en Eastsmithfield. Toch is de Nederlandse kerk al in 1571 goed vertegenwoordigd in de welvarende wijken Aldgate, Langborn en Billingsgate. Concentraties van de Franse kerk vinden we in de liberty van Blackfriars in Farringdon Ward Within, waar in 1571 zo’n tweehonderd Franse gemeenteleden woonden38, en in de ward van Bishopsgate, waar ruim 150 personen lid zijn van de Franse kerk. De aanhang van de Franse kerk ten zuiden van de Theems is gering. Eerder
30 Te weten Walbrook, Candlewick Street, Bridge
Within, Cordwainer Street en Cornhill Ward.
31 Het gemiddelde bedrag in deze wards is zo hoog,
omdat hier slechts enkele welgestelde vreemdelingen wonen. Hun
werknemers wonen in de regel in andere wijken.
32 Bestaande uit Tower, Lime Street, Langborn,
Queenhithe, Billingsgate, Dowgate en Cheap Ward. Met name Tower,
Langborn en Billingsgate zijn wards waar naast een groep
vermogende kooplieden ook veel families wonen die bij de eersten
in dienst zijn.
33 De overige zijn Aldgate, Portsoken, Bishopsgate,
Bassishaw, Cripplegate, Aldersgate, Farringdon Within en Without,
Vintry en Castle Baynard Ward.
34 Te weten Langborn, Bridge Within, Vintry en
Cordwainer Street Ward. De laatste twee zijn niet zo belangrijk
door het geringe aantal vreemdelingen dat daar woont.
35 Hier woonden veel rijke kooplieden die deel
uitmaakten van de Nederlandse kerk. Veel geloofsgenoten vonden
bij hen emplooi.
36 Wat gezien het kleine aantal vreemdelingen niet
veel hoeft te betekenen.
37 Ondanks het feit dat in de parochie van St.
Martin-le-Grand veel buitenlanders naar de Franse kerk gingen,
onder wie een aantal ouderlingen en diakenen.
38 Onder wie in 1571 de predikant Jean Cousin en de
ouderling Pierre de la Forest. In 1583 vinden we hier de Franse
predikanten Robert Ie Macon en Guillaume de Laune, de ouderlingen
Jacques le Moyne, Martin Hardret en Thomas van Trollier
(Trovelier), en de diaken Martin Gilbert.
|48|
vinden we leden van de Franse kerk in de gebieden ten noorden van Londen39. Daarentegen wonen verreweg de meeste leden van de Italiaanse kerk in Londen in 1571 binnen de muren van de City, vooral in de meer welvarende wards in het centrum en het oosten40.
De Italiaanse kooplieden in Londen vormden in het begin van de regering van Elizabeth een belangrijk deel van de economische elite. In 1564 vinden we dertien Italianen op een totaal van zevenentwintig personen in de hoogste belastingcategorie (£50 of meer). Het ligt voor de hand om bij deze Italiaanse natie in Londen onmiddellijk te denken aan de Italiaanse protestantse gemeente, die sinds 1565 diensten hield in de kapel van de Mercers’ Hall. De relatie tussen Italiaanse kooplieden en Italiaanse kerk blijkt echter niet zo eenvoudig. Driekwart van de in Londen gevestigde Italianen behoorde in 1568 niet tot de Italiaanse kerk in Londen. Een klein deel van hen was op dat tijdstip lid van de Anglicaanse kerk, maar velen namen een voorzichtige neutraliteit in acht, in afwachting van de uitkomst van de onzekere politieke en kerkelijke situatie tijdens de eerste jaren van het bewind van koningin Elizabeth. Misschien werd de neutraliteit voor sommigen ingegeven door het feit dat ze rekening moesten houden met terugkeer naar Italië. Dan zou overgang tot het protestantisme bij hun terugkeer tot problemen kunnen leiden. Maar los hiervan hebben we reden te veronderstellen dat de meerderheid van de Italiaanse kooplieden, althans tot en met 1570, in feite roomskatholiek gezind was. In 1568 moest de Italiaanse natie, waartoe ook een tiental Nederlandse kooplieden behoorde, een postmeester kiezen. Voor deze functie kwamen twee kandidaten in aanmerking: de Brugse koopman Raphaël van de Putte, op dat moment nog sympathiserend met de vluchtelingenkerken, na 1569 volwaardig lid van de Nederlandse kerk. De andere kandidaat was eveneens een Nederlander, de Waalse koopman Geoffroy Maréchal uit Bergen in Henegouwen, een man van wie we weten dat hij Spaansgezind41 was, en naar alle waarschijnlijkheid ook roomskatholiek42. Twee predikanten, Jean Cousin van de Franse kerk en Hieronimus Ferlitus van de Italiaanse, schreven de Privy Council aan ten faveure van eerstgenoemde. Maréchal werd gekozen. Het tekent de verhoudingen binnen de Italiaanse natie dat de vergadering waarin dit gebeurde plaatsvond ten huize van Roberto Ridolfi, een koopman uit Florence die rond deze tijd nauwe contacten onderhield met kringen die werkten aan de val van Elizabeth. De eerste en invloedrijkste ondertekenaars behoorden
39 Whitechapel, Eastsmithfïeld, Bishopsgate
Ward Without en de plaatsjes noordelijk hiervan.
40 In 1571 is de verdeling als volgt: In Langborn Ward
wonen achttien leden van de Italiaanse kerk, in Broad Street Ward
twaalf, in Aldgate twaalf, in Candlewick Street Ward elf, in
Tower acht, in Bridge Ward Within zes, in Billingsgate Ward vijf
en in Portsoken Ward vier. In deze wijken woont derhalve meer dan
driekwart van de geregistreerde 98 leden van de Italiaanse kerk
in 1571.
41 Dit leiden we af uit het feit dat in 1568 gezanten
van de hertog van Alva in zijn huis verblijf houden.
42 In de returns is hij consequent aangeduid met de
term ‘of no church’.
|49|
ofwel tot de mensen die in het huis van de Spaanse ambassadeur naar de mis gingen43, of op zijn minst tot diegenen die tot laat in de zestiende eeuw zich ver hielden van vreemdelingenkerken èn Anglicaanse kerk. Deze verhoudingen binnen de Italiaanse natie veranderden na 1570. In dat jaar proclameerde de paus zijn bul tegen Elizabeth, waardoor de Engelse autoriteiten een scherpere anti-roomskatholieke koers gingen houden. Dit werd nog versterkt door de ontdekking van het complot tegen Elizabeth van Engelse roomskatholieke edelen en Italiaanse kooplieden in 1571 door Francis Walsingham. De betrokken Italianen vluchtten, de Italiaanse natie boette aan invloed in. Dit bood de Nederlandse kooplieden, en vooral de protestanten onder hen, de gelegenheid de leidende rol van de Italianen over te nemen.
In 1564 waren zeventwintig in Londen wonende buitenlanders op een bedrag getaxeerd van vijftig pond sterling of hoger. De helft van deze groep was in dat jaar van Italiaanse origine, éénderde was Nederlander. Zij woonden vooral in de oostelijke helft van de City, met name in Billingsgate, Langborn en Tower Ward. Slechts twee van hen behoorden tot een vluchtelingenkerk, de Italiaanse44. Zeven van hen gaven op tot de Engelse kerk te behoren, vijf tot geen enkele. De overigen behoorden vermoedelijk óf tot de Engelse, óf tot geen enkele kerk. Hun namen zijn niet terug te vinden in de lijsten van lidmaten van de Nederlandse, Franse of Italiaanse vluchtelingenkerken uit de zestiger jaren45. Hieronder zijn hun namen gegeven, met gegevens over hun natie van herkomst, woonplaats in Londen, taxatie en kerklid maatschap, ontleend aan de return van 156846.
NAAM |
NATIE |
WARD |
BEDRAG |
KERK (1568) |
Jerom Benaglio |
Italiaan |
Tower Ward |
£ 100 |
Ital. kerk |
Niccolo de Gozzi |
Italiaan |
Tower Ward |
£ 100 |
geen kerk |
Fraunces Wynter |
Nederlander |
Tower Ward |
£ 50 |
|
John Combers |
Fransman |
Broad Street W. |
£ 50 |
|
Anthony Guarras |
Spanjaard |
Dowgate Ward |
£ 100 |
geen kerk |
Cornelius Devoys |
Nederlander |
Farringdon extra |
£ 150 |
|
Nicholas de Nayle |
Italiaan |
Aldgate Ward |
£ 280 |
|
Innocent Lucatelli |
Italiaan |
Aldgate Ward |
£ 50 |
|
Reynold Wolf |
Nederlander |
Farringdon infra |
£ 60 |
Engelse kerk |
Arnold Brickman |
Nederlander |
Farringdon infra |
£ 50 |
|
Fraunces the Pytcher |
Italiaan |
Farringdon infra |
£ 100 |
|
Sciala Cavalcanti |
Italiaan |
Bridge Within |
£ 100 |
geen kerk |
Peter & John Boxe |
Nederlanders |
Billingsgate Ward |
£ 100 |
geen kerk |
John Harmon |
Klevenaar |
Billingsgate Ward |
£ 60 |
Engelse kerk |
Anthony Donato |
Italiaan |
Billingsgate Ward |
£ 140 |
Engelse kerk |
Dr. Cesar |
Italiaan |
Bishopsgate Ward |
£ 80 |
|
43 De enige plaats in Londen waar dit
toegestaan werd.
44 Dit waren de Venetiaan Jeronimus Benaglio en de
Florentijnse arts van Robert Dudley, graaf van Leicester, dr.
Giuglio Borgarucci.
45 De lidmatenlijsten van de Nederlandse en Franse
kerk uit 1561-62 zijn te vinden in Returns 1, p.
269-292. Die uit 1568 in Idem, p. 367-377 en 394-399.
Die van de Italiaanse kerk in Idem, p. 387-88.
46 Returns 1, p. 293-315. De betreffende Lay
Subsidy lijst is incompleet, vooral door beschadiging van de
gegevens over Tower Ward, waar veel rijken woonden. De volgende
personen, inclusief twee compagnonschappen, komen voor op deze
lijst.
|50|
Dr. Martyn |
Italiaan(?) |
Bishopsgate Ward |
£ 150 |
|
Dr. Julio Borgarucci |
Italiaan |
Cripplegate Ward |
£ 70 |
Ital. kerk |
Dr. Masters |
? |
Cripplegate Ward |
£ 50 |
|
Christian Saftyng |
Nederlander |
Candlewick Str. W. |
£ 50 |
Engelse kerk |
Jacques della Faille |
Nederlander |
Langborn Ward |
£ 200 |
|
Leonard Taddye & Paul Fortune |
Italianen |
Langborn Ward |
£ 100 |
Engelse kerk |
Benedetto Spinola |
Italiaan |
Langborn Ward |
£ 200 |
Engelse kerk |
John Broughe |
? |
Aldersgate Ward |
£ 50 |
|
Bowen Faith |
? |
Aldersgate Ward |
£ 50 |
|
In 1576 is de groep van mensen geschat op £50 of meer gegroeid tot 45 personen. Net als in 1564 zijn twaalf van hen Italiaan. Het aantal Nederlanders is gegroeid door de immigratie van verschillende Nederlanders van éénderde tot tweederde en bedraagt nu 29 personen. Drie personen zijn afkomstig uit Duitse gebieden47. Twee Spanjaarden komen op de lijst voor, en één Fransman.
Significant is de verschuiving in het kerklidmaatschap. In 1576 behoorden 27 van de 45 hoogst getaxeerden tot één van de drie vreemdelingenkerken. Tot de Nederlandse kerk behoorden dertien personen, tot de Franse negen, terwijl de kleine Italiaanse kerk zes personen telde die tot de economische elite van Londen gerekend mogen worden. Een minderheid van eenvijfde beschouwde zichzelf als lid van de Anglicaanse kerk, terwijl eenzelfde percentage buiten elk kerkverband bleef. Dit betekent dat in twaalf jaar tijd de gereformeerde vluchtelingenkerken in Londen van een aandeel van 8% naar een meerderheid van 60% gegaan zijn in het economische vooraanstaande deel van de vreemdelingengemeenschap. Deze samenhang van kerkelijke gezindte en rijke kooplieden krijgt nog meer betekenis wanneer we kijken naar aanwezigheid van deze groep in de kerkeraden. Van deze vijfenveertig vinden we vijftien ouderlingen of diakenen van vreemdelingenkerken. Dat betekent dat één op de drie van de rijkste buitenlanders in Londen in 1576 ouderling of diaken is in de Franse, Nederlandse of Italiaanse kerk. Acht van hen waren actief in de Nederlandse kerk, zes in de Franse en één (de Antwerpse koopman Pieter van de Walle) in de Italiaanse. De Antwerpse koopman Mattheus Luis ging kort na 1569 over van de Franse kerk, waarin hij ouderling was, naar de Nederlandse. Ook in deze kerk werd hij later ouderling48.
47 Hierbij moet aangetekend worden dat Johannes
Radermacher, geboren in Aken, al lange tijd in Antwerpen en
Londen woonde in dienst van de Antwerpse firma Hooftman.
48 Hier volgt de lijst uit 1576 met herkomst en
kerkelijk lidmaatschap van personen, getaxeerd op £50 of meer.
NB: ‘*’ duidt op vervulling van het ambt van diaken of ouderling
in de betreffende kerk. Dertien van hen behoorden tot de
Nederlandse kerk: Pieter Trioen*, Jan Godschalck, Melchior van
As*, Jan de Coninck*, Pieter Samijn, Johannes Radermacher*,
Mattheus Luis*, Jan van der Beke*, Gillis Hueriblock*, Lucas van
de Walle, Peter Bauters*, Michiel Corselis* en Gillis Bontenaken.
Tot de Franse kerk behoorden de volgende acht: Hans van Hulst*
(Frankrijk), Guillame Saintine (NL), Hans van Hofstadt* (NL),
Francois Bishop* (NL), Pierre du Bosquiel* (NL), Balthasar
Sanchez* (Spanje), Nicholas Fontaine* (Frankrijk) en Arnold de la
Rue (NL).
Lid van de Italiaanse kerk waren Jacques Hoefnagels (NL; lid
1571), Agostino de Nale (Italië; lid 1583), Dominico Buissere
(Italië), Bastian Segni* (Italië), Pieter van de Walle* (NL), en
Julio Borgarucci (Italië).
|51|
Deze trend blijkt zich door te zetten. Bij de Lay Subsidy van 1582 treffen we 48 personen aan getaxeerd op £50 en hoger. Een grote meerderheid van 38 personen is uit de Nederlanden afkomstig, het aantal rijke Italianen is met de helft teruggelopen tot zes, terwijl drie Duitsers en één Spanjaard het beeld completeren. Het aantal van hen dat behoorde tot één van de vreemdelingenkerken in Londen is nu opgelopen tot 36, precies tweederde van het totaal aantal vreemdelingen in deze categorie. Onder hen treffen we nu 22 ouderlingen en diakenen van die kerken aan, ofwel zo’n 46% van het totaal. Twaalf ambtsdragers waren actief in de Nederlandse kerk, negen in de Franse en één in de Italiaanse. Nog vijf personen rekenden zich tot de Engelse kerk, drie Nederlanders en twee Duitsers. Elf personen, vijf van de zes Italianen uit deze belastingcategorie en zes Nederlanders49, behoorden niet tot enig wettelijk toegestaan kerkgenootschap.
In 1588 legde de Engelse overheid een verplichte lening op aan de meest welgestelde leden van de vreemdelingengemeenschap ter bestrijding van de Spaanse Armada50. Hiervoor kwamen 38 buitenlanders in aanmerking. De meesten van hen dienden £100 bij te dragen, een enkeling £200 of £300. Bijna driekwart van hen was van Nederlandse afkomst, eentiende van Italiaanse. De rest bestond uit telkens één Schot, Spanjaard, Duitser en Fransman. Meer dan driekwart van deze mensen was lid van één van de vreemdelingenkerken, terwijl veertien van hen in die kerken een ambt uitoefende, zeven van hen in de Nederlandse, vijf in de Franse en twee in de Italiaanse kerk. Tot de Engelse kerk behoorden drie personen. Drie rekenden zich tot geen enkel kerkgenootschap. In 1599 is het beeld in grote lijnen hetzelfde gebleven, zij het dat het aantal buitenlanders dat hoog getaxeerd werd aanzienlijk bleek afgenomen.
De vooraanstaande kooplieden in Londen blijken derhalve in de loop van de periode 1565-1600 steeds meer verbonden te zijn met één van de vluchtelingenkerken. Was in 1564 nog geen 8% lid van de Franse, Nederlandse of Italiaanse kerk, in 1588 behoorde driekwart van de belangrijke kooplieden tot één van deze kerken. Deze ontwikkeling komt deels door toetreding tot de vluchtelingenkerken, deels doordat aanvankelijk armere leden van deze kerken tot grote welstand kwamen en zo toetraden tot de economische elite van de stad.
Eveneens negen personen uit deze groep behoorden tot de
Engelse kerk: Benedict Spinola (Italië), Joos van Herpe (NL),
Peter Serys (NL, werd later lid Franse kerk), Jan Fenix (NL),
HenningeTyon (NL), John Bowry (Frankrijk), Robert Lemon (NL),
Roger James (Schotland) en Tyce Rutton (Kleef). Negen personen
waren noch van de Engelse, noch van één van de
vluchtelingenkerken lid: Anthony Frederigo (Italië), Philippo
Gualterotti (Italië), John Dingens (NL), Maarten della
Faille(NL), Anthony Guarras (Spanje), Alexander Pallavicini
(Italië), Andreas de Lo[we] (NL), Niccolò de Gozzi (Italië),
Acerbo Velutelli (Italië) en Diogenes Francischini (Italië).
49 Onder wie Maarten della Faille, de
vertegenwoordiger van zijn Antwerpse familie in Londen.
50 De lijst is te vinden in Returns 2,
414-414.