|1|

1. Inleiding. Probleem- en doelstelling

 

1.1. Verantwoording

In dit boek behandelen wij de Nederlandse, Franse en Italiaanse vluchtelingenkerken in Londen van 1568 tot 1600. De keuze van het onderwerp vraagt enige toelichting. Immers, de Nederlandse en Franse vluchtelingenkerken in Londen in de zestiende eeuw en zeventiende eeuw zijn recentelijk voorwerp van enkele grondige studies geweest. Wij denken daarbij aan het recente boek van A. Pettegree over de Nederlandse en Franse kerken in Londen, waarin op gedegen wijze vooral de vroege periode van het bestaan van deze kerken wordt beschreven1, en aan de studie over de Nederlandse kerk in Londen in de eerste helft van de zeventiende eeuw van de hand van O.P. Grell2. Het prachtig geschreven gedenkboek Austin Friars 1550-1950 van de hand van J. Lindeboom, daterend van het jubileumjaar 1950, is in veel opzichten van blijvende waarde.

Toch is het onze overtuiging dat met deze studies niet het laatste woord is gezegd. Een aantal vragen is niet beantwoord. In de eerste plaats denken wij daarbij aan de rol die de kleine Italiaanse gemeente in Londen in de tweede helft van de zestiende eeuw heeft gespeeld. Waarom vinden we hier in Londen een Italiaanse protestantse kerk in een plaats waar op zijn hoogst enkele honderden Italianen woonden? Hoe was deze kerk samengesteld? Welk bestaansrecht had zij? Hoe was de relatie van deze kerk met de veel grotere Franse en Nederlandse vluchtelingenkerken in Londen? Het onderzoek was in de eerste fase alleen gericht op de Italiaanse kerk in Londen. Uitgangspunt van dat onderzoek waren de acta van het consistorie van de Italiaanse kerk in Londen 1570-1591, in manuscriptvorm aanwezig in de British Library. Vervolgens werd prosopografisch onderzoek gedaan naar de lidmaten en ambtsdragers van de Italiaanse kerk. Daartoe werden ook de archivalia van de Franse en Nederlandse kerk onderzocht. In een iets later stadium bleek het niet alleen verhelderend, maar noodzakelijk voor een goed begrip van de Italiaanse kerk in Londen om op dezelfde wijze de Franse en Nederlandse kerk te bestuderen. Zo groeide het onderzoek uit tot een boek over de Nederlandse, Franse en Italiaanse kerken in Londen in de periode 1568-1600.

Bij de bestudering van de Nederlandse en Franse kerken werd eveneens uitgegaan van de consistorie-acta van die kerken uit dezelfde periode. Daarnaast werd prosopografisch onderzoek verricht op dezelfde wijze als met de Italiaanse kerk gebeurd was, met dien verstande dat de grootte van de Franse en Nederlandse kerken in Londen, hun sterk wisselend lidmaatschap en de onvolledigheid van bronnenmateriaal een even gedetailleerde behandeling praktisch onmogelijk maakte.

Dit brengt ons bij een tweede lacune in het recente onderzoek. Tot nu toe is niet veel onderzoek verricht naar de personen die de vluchtelingenkerken in Londen vormden. Het hoofdaccent


1 Foreign Protestant Communities in Sixteenth-Century London, Oxford, 1986.
2 Dutch Calvinists in Early Stuart London. The Dutch Church in Austin Friars 1603-1642, Leiden 1989.

|2|

lag tot nu toe sterk op de activiteiten en geschriften van de vluchtelingenkerken. Wij hopen door de prosopografische elementen in deze studie enigszins in deze leemte te voorzien.

Een derde gebied waarop deze studie meer helderheid hoopt te brengen, is dat van de kerkelijke tucht, in de woorden van die tijd de ‘handhaving van de kerkelijke discipline’. Hoe functioneerde dit instrument in het beleid van de drie kerken? Weliswaar is tot nu toe aandacht besteed aan de kerkelijke tucht3, maar eerder exemplarisch, aan de hand van concrete voorbeelden, zonder een poging te doen de activiteiten van de consistories over een langere periode te bestuderen. Derhalve is de hier gevolgde methode, een combinatie van prosopografisch en quantitatief onderzoek naar het functioneren van de kerkelijke tucht in de drie vluchtelingenkerken in Londen, nieuw.

De methode die hiervoor dienstbaar kan zijn, is de aanvankelijk door Janine Estèbe en Bernard Vogler gebruikte methode van quantificering van tuchtzaken, voorkomend in kerkeraadsacta. In een artikel uit 1976 maakten zij een vergelijking van verschillende gereformeerde kerken in Frankrijk en Duitsland4. De door hen ontwikkelde methode, die sindsdien opgeld heeft gedaan, lijkt vooral nuttig met het oog op een comparatieve studie van verschillende protestantse kerken in Europa in het tijdvak na de Reformatie5. Het is met behulp van deze methode mogelijk om tot een voorlopige balans te komen van het soort werkzaamheden van het consistorie.

Die werkzaamheden van het consistorie zijn van belang, omdat dit het belangrijkste instituut is van het gereformeerde protestantisme. Ook al mogen synodes krachtig de reformatie van de kerk bevorderd hebben en generale regelingen hebben bedacht, ook al hebben de classes een belangrijke rol gespeeld bij de invoering van de Reformatie in Nederland en bij de uniformering van kerkelijke maatregelen, regelingen, prediking en pastoraat, het bleef-in deze tijd in Londen, later in de Nederlanden- het plaatselijke consistorie dat uitmaakte of en hoe kerkelijk beleid in de praktijk tot stand kwam.

De periode die in deze studie aandacht krijgt is het tijdperk van de zogenaamde confessionalisering. De Reformatie die tot doel had de hervorming van de gehele kerk, valt vanaf het midden van de zestiende eeuw uit elkaar in een aantal rivaliserende, zich niet zelden vijandig tegenover elkaar opstellende stromingen. Daarom ook is het van belang om te zien hoe plaatselijke consistories vorm gaven aan deze confessionalisering.


3 Men zie J. Lindeboom: Austin Friars. Geschiedenis van de Nederlandse Hervormde Gemeente te Londen 1550-1950, ’s-Gravenhage 1950, hoofdstuk 3: ‘Handhaving der zedetucht en philantropisch-sociale activiteit’, p. 61-86. Pettegree, Foreign Protestant Communities, hoofdstuk VII: ‘Social Concern and Social Control’, p. 182-214.
4 ’La genèse d’une société protestante’, in Annales ESC XXXI (1976), p. 362-388.
5 De doeltreffendheid van deze methode is in discussie. Bezwaren ertegen zijn ingebracht van diverse zijden: o.a. A. Pettegree, E.William Monter, A. van Deursen. Abstraheren, zo luidt een bezwaar, doet geen recht aan de gecompliceerde werkelijkheid van het kerkelijk leven. De tuchtgevallen zijn zo nu en dan zo gecompliceerd dat ze niet in categorieën onder te brengen zijn, is een andere tegenwerping. Zie voor een verantwoording van de in dit boek gevolgde methode hoofdstuk 10.

|3|

1.2. Bronnen

Welke bronnen zijn er beschikbaar voor deze studie? Allereerst de geschriften van de kerk zelf, vooral die uit het begin van het bestaan. Het is een gelukkige omstandigheid dat de kerken in Londen hun regels en gebruiken op zo’n uitgebreide schaal te boek hebben gesteld. De Forma ac Ratio van Johannes a Lasco geeft niet alleen een kerkorde, maar ook een beschrijving van de liturgie die in Londen werd gebruikt. Dit geschrift is nauw verwant met Maarten Microns Christlicke Ordinancien van de Nederlandse gemeente in Londen6. De Franse kerk hield zich sinds de vroege jaren zestig aan de Forma Politiae Ecclesiasticae van haar predikant Nicholas des Gallars7. Deze werken geven inzicht in het proces dat de kerken doormaakten.

De belangrijkste bron voor dit onderzoek vormen de acta van de consistories van de Nederlandse, Franse en Italiaanse kerken in Londen. De acta van het Franse consistorie over de jaren 1561-1565 en 1571-1577 zijn gepubliceerd8. Die over de jaren 1578-1588 zijn in manuscriptvorm geraadpleegd9. Ook de acta van het consistorie van de Nederlandse kerk in Londen zijn gedeeltelijk gepubliceerd, met name over dejaren 1560-1563 en 1569-157110. Die over de jaren 1569-1575 en 1578-1585 werden aanvankelijk in manuscript-vorm geconsulteerd11. De acta van het consistorie van de Italiaanse kerk in Londen 1570-1591 zijn eveneens in manuscriptvorm


6 De verhouding tussen beide is voorwerp van discussie in de editie van W.F. Dankbaar: De Christelicke Ordinancien der Nederlanischer Ghemeinten te London (1554), Den Haag 1956.
7 Zie bijlage I.
8 Resp. Actes du consistoire de l’église française de Threadneedle Street, Londres, vol. I, 1560-1565, ed. E. Johnstone, London 1937 (Publications of the Huguenot Society of London, Quarto Series, vol. 38). Actes du consistoire de l’église française de Threadneedle Street, Londres, vol. II, 1571-1577, ed. A.M. Oakley, London 1969 (Publications of the Huguenot Society of London, Quarto Series, vol. 48). In deze studie wordt naar deze acta verwezen als Actes I resp. Actes II.
9 Actes III, 1578-1588. Aanwezig in de Franse kerk, Soho Square, Londen. Zonder manuscriptaanduiding. In deze studie aangehaald als ‘Actes III’.
10 A.A. van Schelven: Kerkeraads-prorocollen der Nederduirsche Vluchtelingen-kerkteLonden, 1560-1563, Utrecht 1921 (Werken uitgegeven door het Historisch Genootschap, derde serie, nr. 43). In deze studie aangehaald als ACTA NL I. De acta van het consistorie van de Nederlandse kerk in Londen 1569-1571 waren al in de vorige eeuw gepubliceerd door A. Kuyper: Kerkeraads-prorocollen der Hollandsche gemeente te Londen 1569-1571, Utrecht 1871 (serie Werken der Marnix-vereeniging, serie I, deel I). Deze editie is onnauwkeurig, zodat wij liever verwijzen naar de recente uitgave: Acta van het consistorie van de Nederlandse gemeente te Londen 1569-1585, uitgegeven door A.J. Jelsma en O. Boersma, (Rijks Geschiedkundige Publicatiën, uitgegeven door het Instituut voor Nederlandse Geschiedenis, Kleine Serie, deel 76), ’s-Gravenhage 1993. Deze uitgave -die ook de door Kuyper uitgegeven acta omvat- is in dit boek geciteerd als ACTA NL II.
11 Guildhall Library, Londen, Ms. 7397, vol. III-VI. Vanaf 1585 tot het jaar 1609 zijn geen acta van het consistorie van de Nederlandse gemeente te Londen bewaard gebleven.

|4|

geconsulteerd12. Daarnaast staan ons acta van de gezamenlijke vergadering van de vluchtelingenkerken, de coetus, in manuscript ter beschikking, over de jaren 1575-159813.

In de derde plaats dient hier genoemd te worden de uitstekend verzorgde bronnenuitgave van de brieven van de Nederlandse kerk in Londen van de hand van J.H. Hessels: Ecclesiae Londino-Batavum Archivum14. Deze banden bieden een schat aan informatie betreffende alle drie de kerken in Londen, hun correspondenten in de Nederlanden, hun contacten met de andere Nederlandse gemeenten in Engeland, en over hun eigen organisatie-vormen en doelstellingen.

Ook de uitgegeven attestaties15, de gepubliceerde registers van huwelijken, dopen en begrafenissen van de Nederlandse kerk16, alsmede de bronnenuitgaven van de Huguenot Society of London17 zijn van groot belang geweest voor dit onderzoek. We mogen stellen dat het beschikbare bronnenmateriaal met betrekking tot het onderwerp van deze studie buitengewoon rijk is.

 

1.3. De opbouw van dit boek

Dit boek is opgezet in vijf delen. In deel A behandelen we de achtergrond en historiografie van de vluchtelingenkerken in Londen. Hoofdstuk twee geeft een historisch overzicht van de oprichting van de eerste vluchtelingenkerk onder Eduard VI, van de heroprichting onder Elizabeth I en de verdere ontwikkeling van de drie kerken tot ongeveer 1568. Daarnaast worden de Spaanse protestanten besproken in een afzonderlijk hoofdstuk, namelijk hoofdstuk 3. Het vierde hoofdstuk bevat een bespreking van de tot nu toe verschenen studies over de vluchtelingenkerken en een overzicht van de eigen stellingname en de gekozen methode.

In deel B, de hoofdstukken 5-9, behandelen we de structuur van de vluchtelingenkerken. Op de achtergrond klinken enkele vragen. Was de tucht een instituut van het consistorie tegenover


12 Deze bevinden zich in de British Library, Londen, als Additional Manuscript 48096. Deze acta van het consistorie van de Italiaanse kerk in Londen bevatten omstreeks 100 bladzijden van octavo-formaat. Zij zijn in het Italiaans gesteld.
13 Livre de coetus de l’année 1575 à 1598. Aanwezig in de Franse kerk in Londen, Soho Square, Manuscript nr. 6.
14 De volledige titel luidt: Ecclesiae Londino-Batavum Archivum. Epistulae et Tractatus cum Reformationis tum Ecclesiae Londino-Batavae Illustrantes, ed. J.H. Hessels, Cambridge 1887-1897.
15 J.H. Hessels, Register of the Attestations or certificates of Membership etc, Preserved in the Dutch Reformed Church, Austin Friars, London 1568 to 1872, Londen 1892.
16 W.J. C. Moens, The Mairiage, Baptismal, and Burial Registers 1571 to 1874 and monumental Inscriptions, Dutch Reformed Church, Austin Friars.
17 Huguenot Society of London, Quarto Series, Londen. Voor het prosopografisch onderzoek zijn van het grootste belang de delen VII (naturalisaties van vreemdelingen) en de delen X. 1-4 (Returns of Aliens dwelling in the City and Suburbs of London from the Reign of Henry VIII to that of James I, ed. R.E.G. Kirk and E.F. Kirk, Aberdeen 1900-1910). Deze werken worden geciteerd als HSP, gevolgd door het nummer van het deel uit de serie.

|5|

de gewone gemeenteleden? Was deze een instrument in handen van een elite ter verbetering van de zeden van het ‘volk’? Bij de beantwoording van deze vragen proberen we zoveel mogelijk gegevens aan de bronnen te ontlenen met betrekking tot de leden van de kerken. Welstand en beroepsmatige activiteit van de leden worden onderzocht. Door dergelijk prosopografisch onderzoek valt ook de vraag te beantwoorden in hoeverre de autoriteit van zo'n consistorie werd geaccepteerd. Was er verzet tegen het consistorie? En van wie kwam dit?

Wanneer het consistorie gezien mag worden als de belangrijkste uitvoerder van de ideeën van het gereformeerd protestantisme, dan zijn de volgende vragen voor het onderzoek van belang: Wie werden ambtsdrager in de vreemdelingenkerken in Londen? Welke beroepen oefenden zij uit? Hoe werden zij gekozen? Waren zij representatief voor de gemeente? Vormden zij een vermogende elite? We zullen de mensen in het oog nemen die in de tweede helft van de zestiende eeuw een ambt hebben vervuld in één van de drie vluchtelingenkerken in Londen. De bespreking gaat per ambt, dat wil zeggen: eerst bespreken wij de ouderlingen en de diakenen van deze kerken en vervolgens de predikanten. Wie waren de predikanten van de drie vluchtelingen¬kerken? Welke achtergrond hadden zij? Hadden zij gestudeerd, en zo ja, waar? Waren er overeenkomsten tussen de predikanten van Londen? Zijn er ook kenmerkende verschillen? Wie waren de ouderlingen van de drie kerken? Wat voor soort beroepen oefenden zij uit? Welke mate van welstand bezaten zij?

De diakenen komen niet afzonderlijk aan de orde, omdat zij van minder gewicht waren. In Londen werd het beleid bepaald door het consistorie, bestaande uit ouderlingen en predikanten. Slechts bij onenigheid en bij belangrijke zaken werden de diakenen ontboden om hun mening ter zake te geven18.

De beschrijving van de structuur van de vluchtelingenkerken wordt afgesloten met een onderzoek naar de instanties, die het beleid bepaalden. Daarbij wordt de betekenis onderzocht van de coetus, de gezamenlijke vergadering der Franse, Nederlandse en Italiaanse kerken. Hoe functioneerde dit instituut vanaf de tijd van zijn oprichting? Zijn de bevoegdheden van de coetus over de hele bestudeerde periode dezelfde? Hoe verhield de coetus zich tot de beide colloquia, de semi-classicale bijeenkomsten van de afzonderlijke Nederlandse en Franse gemeenten in Engeland?

Daarna, in de delen C, de hoofdstukken 10 tot en met 14, wordt het interne beleid van de kerken behandeld. Allereerst richten we onze aandacht op het algemene consistorie-beleid. Dit wordt toegespitst op de behandeling van de kerkelijke tucht. De grote aandacht die wij schenken aan de tucht komt overeen met het belang dat de kerken eraan hechtten. In de uitgave van Micron’s Kerckelijcke Ordinancien door W.F. Dankbaar beslaat de beschrijving van de tucht maar liefst 35 van de in totaal 111 pagina's. Ook de eerste Nederlandse synodes besteedden veel aandacht aan de handhaving van de kerkelijke discipline. Achtereenvolgens komen de drie verschillende consistories en hun beleid ten aanzien van de tucht aan de orde. De interpretatie van de gevonden gegevens leidt ons naar de beantwoording van de vraag, hoe het beleid eruit ziet van de kerkeraden van de vluchtelingenkerken in Londen in de tweede helft van de zestiende eeuw. Is er sprake van markante verschillen tussen de drie kerken? Heeft dit enige relatie tot de gegevens die gevonden zijn in de paragrafen over de ambtsdragers van de drie kerken?


18 Cf. de opmerking van W.F. Dankbaar in de inleiding op Microns Ordinancien, p. 16.

|6|

Hierna kijken we naar het externe beleid van de consistories (hoofdstukken 15-17). Hoe reageerden zij op de Nederlandse Opstand? Hoe waren zij betrokken bij het proces van kerkelijke organisatie in het gereformeerd protestantisme? Welke bijdrage konden zij hieraan leveren? Aan het einde komt als vanzelf de vraag naar voren: Wat was zo bijzonder aan de positie van de vluchtelingenkerken in Londen, wanneer wij die vergelijken met die van zustergemeenten op het continent? De keus voor deze vergelijking viel op de nauw verwante gemeenten van Wezel en op Genève, een voorbeeld-kerk bij uitstek van het gereformeerd protestantisme (hoofdstuk 18).

In een slothoofdstuk (19) maken we de balans op. Wat draagt dit boek bij aan het verstaan van de vluchtelingenkerken in Londen? Hoe reageerden zij op de problemen waarmee zij te kampen hadden? Welke keerpunten markeerden hun bestaan in de onderzochte periode? Maar allereerst wenden we ons in het nu volgende hoofdstuk tot de vroege geschiedenis van de vluchtelingenkerken in Londen.

 

 

Austin Friars, het kerkgebouw geschonken aan de buitenlandse protestanten in Londen (1550). Vanaf 1550 tot op heden de plaats van samenkomst van de Nederlandse gemeente in Londen. Afbeelding naar een prentbriefkaart in het bezit van de Nederlandse gemeente, Londen.