Bij het totstandkomen van de vereniging zijn alle plaatselijke gemeenten en kerken van de Nederlandse Hervormde Kerk, de Gereformeerde Kerken in Nederland
|97|
en de Evangelisch-Lutherse Kerk in het Koninkrijk der Nederlanden gemeente van de Protestantse Kerk in Nederland geworden. De vereniging van de kerken brengt met zich mee dat zich nu op hetzelfde grondgebied meerdere gemeenten van de Protestantse Kerk in Nederland kunnen bevinden. Zolang zij niet zelf tot vereniging besluiten, kunnen er in één dorp bijvoorbeeld een gereformeerde kerk en een hervormde gemeente naast elkaar blijven bestaan. Het is denkbaar dat er in een grotere plaats naast elkaar zelfs een protestantse gemeente met wijkgemeenten, een hervormde gemeente, een gereformeerde kerk, een evangelisch-lutherse gemeente en misschien ook nog een gemeente van bijzondere aard bestaan, terwijl het grondgebied van deze gemeenten geheel of gedeeltelijk samenvalt.
In het proces van Samen op Weg is steeds uitgangspunt geweest dat er geen dwang zou worden uitgeoefend om ook plaatselijk tot vereniging te komen. Dat is en blijft een beslissing van de plaatselijke kerkenraad zelf. Er is gekozen voor een ‘Vereniging als groeimodel’. Daarmee wordt wel aangegeven dat de kerk er in haar beleid op gericht is te bevorderen dat gemeenten — waar dat naar hun eigen overtuiging mogelijk is — samenwerken en zo mogelijk plaatselijk tot nauwe samenwerking of vereniging besluiten.
In ord. 2-11-5 wordt van deze intentie een eerste signaal gegeven. Kerkenraden van gemeenten in hetzelfde gebied houden elkaar op de hoogte, met name wanneer ze als gemeente naar buiten treden (missionair en diaconaal werk, jeugdwerk, soms ook pastorale arbeid). Zo mogelijk werken ze samen. Gemeenten van de kerk behoren niet langs elkaar heen te leven of elkaar zelfs tegen te werken. De bepaling voorkomt echter niet dat er situaties zijn waar een dergelijke samenwerking niet goed mogelijk is, door grote verschillen in doelstelling of werkwijze.
Om een groeiproces in plaatselijke toenadering mogelijk te maken, zijn de mogelijkheden van plaatselijke federatie van gemeenten binnen de Protestantse Kerk in Nederland blijven bestaan. De bepalingen die daarbij gelden, zijn opgenomen in de generale regeling voor samenwerking en federatie (kortweg: generale regeling federatie). In ord. 2-11-6 wordt slechts bepaald dat een besluit tot nauwe samenwerking (federatie) door de kerkenraden genomen kan worden, nadat de leden van de gemeenten daarin gekend en daarover gehoord zijn.
De bepalingen in de generale regeling federatie komen grotendeels overeen met die van de vroegere Tussenorde, ze zijn slechts aangepast aan de nieuwe situatie. Art. 2 geeft aanwijzingen voor gemeenten die gemeenschappelijke kerkdiensten willen houden. In de artikelen 3 t/m 10 wordt geregeld hoe een federatie totstandkomt of wordt gewijzigd en welke mogelijkheden daarbij bestaan. Een gefedereerde gemeente heet voortaan bij voorkeur ‘protestantse gemeente in wording’ of anders ‘gefedereerde gemeente’ (G.R. federatie, art. 4-1). De procedure bij de verkiezing van ambtsdragers in een gefedereerde gemeente is eenvoudiger
|98|
geworden, omdat ord. 3 voor beide (of alle betrokken) gemeenten geldt. Men kan besluiten de ambtsdragers door de afzonderlijke gemeenten te laten verkiezen of ook de verkiezing gezamenlijk te doen (G.R. federatie, art. 6). Men kan in een gefedereerde gemeente de afzonderlijke kerkenraden laten bestaan, maar men kan ook een gemeenschappelijke kerkenraad vormen (G.R. federatie, art. 7). Als men een echte federatie een stap te ver vindt, is ook een lichte vorm van federatie mogelijk, met een federatiekerkenraad. Daarbij blijven de hervormde gemeente en de gereformeerde kerk zelfstandig bestaan, elk met hun eigen kerkenraad, eigen leden en eigen bezittingen. Maar om de groei en samenwerking te bevorderen stelt men samen een federatiekerkenraad in, die fungeert als een soort algemene kerkenraad. De federatiekerkenraad heeft in elk geval een coördinerende taak. In de plaatselijke regeling kan men vastleggen welke andere taken men aan deze federatiekerkenraad wil toevertrouwen (G.R. federatie, art. 8). Het beheer kan apart worden gehouden, maar men kan ook besluiten dat geheel of gedeeltelijk samen te verzorgen. Dat wordt geregeld in art. 9. Art. 10 geeft aan hoe een federatie van gemeenten die zijn ingedeeld in wijkgemeenten totstandkomt. Wanneer zij besluiten tot federatie, brengt dat niet automatisch mee dat ook de wijkgemeenten moeten federeren. Voor de federatie van een wijkgemeente met een andere (wijk)gemeente is het besluit van de betrokken (wijk)kerkenraden nodig (G.R. federatie, art. 10-5).
Bestaande federaties kunnen ervoor kiezen als gefedereerde gemeenten nauw te blijven samenwerken. In dat geval dient de federatieovereenkomst te worden aangepast aan de kerkorde van de Protestantse Kerk in Nederland (ovb. 64). In het ‘Modellenboek’ is een model voor een plaatselijke regeling voor gefedereerde gemeenten opgenomen.1
Gefedereerde gemeenten kunnen ook besluiten tot vereniging; dan worden ze een protestantse gemeente. Daarbij wordt de procedure van ord. 2-12 gevolgd.
[118] 1. Te raadplegen via de website: www. sowkerken. nl.